Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
II) te bepalen dat de bank gehouden is om op grond van artikel 843a van het Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) inzage te verschaffen in de door derden aan de bank in rekening gebrachte kosten aan de hand van gedateerde facturen, een specificatie van de werkzaamheden en betalingsoverzichten van de bank;
IIIa) te bepalen dat [eiseres] niet gehouden was de door de bank gepretendeerde toekomstige kosten op voorhand te voldoen; en
IIIb) te bepalen dat deze kosten niet hadden mogen worden doorbelast aan [eiseres] omdat niet vaststond dat die kosten zagen op reeds verrichte werkzaamheden;
IIIc) de bank te verbieden – als zij voldoet aan haar hiervoor genoemde inzageverplichting maar blijkt dat kosten prematuur aan [eiseres] zijn doorbelast, althans [eiseres] is bewogen kosten te voldoen alvorens de werkzaamheden waarop de kosten zien waren verricht – die kosten bij [eiseres] in rekening te brengen en te bepalen welke kosten bij [eiseres] in rekening mogen worden gebracht;
IV) indien het gevorderde onder IIIc wordt toegewezen, te gebieden dat de bank onder opschorting van de veiling gedurende een (door de rechtbank te bepalen) redelijke termijn in onderhandeling treedt met [eiseres] over de kosten;
V) te bepalen dat de bank bij wijze van voorschot op schadevergoeding gehouden is een bedrag van € 5.000,00 aan [eiseres] te voldoen;
met veroordeling van de bank in de kosten van dit geding (inclusief nakosten), te vermeerderen met de wettelijke rente.