ECLI:NL:RBAMS:2016:2159

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2016
Publicatiedatum
14 april 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1658
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.J. Bongers-Scheijde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke handhaving van brandveiligheidseisen bij exploitatie van logiesverblijven in Amsterdam

Op 12 april 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de handhaving van brandveiligheidseisen bij de exploitatie van logiesverblijven. Verzoekers, bestaande uit drie partijen, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Centrum van de gemeente Amsterdam, dat hen meedeelde dat het gebruik van hun adressen als logiesgebouw/hotel onmiddellijk gestaakt moest worden. Dit besluit volgde op een inspectie door de brandweer, waaruit bleek dat de logiesverblijven niet voldeden aan de brandveiligheidseisen en dat er sprake was van een vlucht- en brandonveilige situatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente bevoegd was om handhavend op te treden, gezien de overtredingen van de brandveiligheidseisen en het bestemmingsplan. De verzoekers voerden aan dat zij handelden conform de regels en dat er geen sprake was van een logiesgebouw, maar van twee Bed and Breakfasts. De voorzieningenrechter verwierp deze argumenten en concludeerde dat er op één adres meer dan vier slaapplaatsen werden aangeboden, wat in strijd is met de geldende regelgeving. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat het bestreden besluit naar verwachting stand zou houden in een eventueel bodemgeding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 16/1658 en AMS 16/1659

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 april 2016 in de zaken tussen

1.
[verzoeker 1] , [verzoeker 2]en
[verzoeker 3] ,allen te Amsterdam, verzoekers
2.
[verzoeker onder nr 2], te Amsterdam, verzoeker,
(gemachtigde: mr. L.G. Meijer),
en
het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Centrum van de gemeente Amsterdam,verweerder,
(gemachtigden: [betrokkene] en [betrokkene] ).

Procesverloop

Bij besluit van 11 februari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekers
[verzoeker 1] , [verzoeker 2] en [verzoeker 3] alsook [belanghebbende] en ‘andere huurders/gebruikers’ in kennis gesteld van het toepassen van onmiddellijke bestuursdwang waarbij het gebruik van de adressen [straat] en [straat] te Amsterdam als logiesgebouw/hotel is gestaakt door de eerste en tweede verdieping van die adressen te sluiten voor de duur van drie maanden. Daarbij heeft verweerder de hiervoor genoemde personen gelast het gebruik als logiesgebouw te (laten) staken en gestaakt te houden.
Verzoekers onder 1 hebben tegen het bestreden besluit gezamenlijk bezwaar gemaakt en een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Verzoeker onder 2 heeft eveneens bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit en heeft afzonderlijk een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening.
De verzoeken zijn gezamenlijk behandeld ter zitting op 1 april 2016. Verzoekers [verzoeker 2] en [verzoeker 3] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Voorts is aan de zijde van verweerder nog verschenen [de man] adviseur brandveiligheid, werkzaam bij de Brandweer Amsterdam-Amstelland.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
Op het adres [straat] (kelder en begane grond) te Amsterdam staan [verzoeker 3] en [belanghebbende] ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. [verzoeker 3] huurt de [straat] van de eigenaar van dit appartement, [verzoeker 1] .
2.2
Op het adres [straat] (eerste, tweede, derde en zolderverdieping) staat [verzoeker onder nr 2] ingeschreven. Hij huurt de tweede en derde verdieping van de [straat] van zijn broer [verzoeker 2] , de eigenaar van dit appartementsrecht. Blijkens het huurcontract tussen [verzoeker 1] en [verzoeker 3] , heeft [verzoeker 1] de eerste verdieping van [verzoeker 2] gehuurd en deze verdieping weer onderverhuurd aan [verzoeker 3] , zodat [verzoeker 3] , middels zijn huurcontract, over de kelder, de begane grond [huisnummer] ) alsook de eerste verdieping (onderdeel van [huisnummer] beschikt.
2.3
Op 11 februari 2016 hebben toezichthouders tezamen met de brandweer een bezoek gebracht aan de [straat] en [huisnummer] Bij dat bezoek is geconstateerd dat deze adressen tezamen bestaan uit zes bouwlagen. De vijf bovenste zijn te betreden via één toegangsdeur, die uitkomt op de openbare weg. Geconstateerd is dat de kelder een woonverblijf is. Op de begane grond bevindt zich een woonkamer met een open keuken. Deze woonkamer dient als ontbijtruimte voor toeristen. Op de eerste en tweede verdiepingen troffen de toezichthouders in totaal vier logiesverblijven aan. Deze logiesverblijven hadden alle eenzelfde inrichting met steeds twee slaapplaatsen, zodat in totaal acht slaapplaatsen zijn aangetroffen. Op de derde verdieping is een woonfunctie aangetroffen en op de vierde verdieping een zolder. De logiesverblijven op de eerste en tweede verdieping werden op dat moment door minimaal zeven toeristen gebruikt, die daar verbleven. Voorts is geconstateerd dat op de website booking.com reclame wordt gemaakt voor ‘ [bedrijf] ’ op de [straat] . Op de site staat dat er vier kamers beschikbaar zijn en dat er ’s ochtends in een ontbijtkamer ontbijt wordt aangeboden. De brandweer heeft geconstateerd dat bij de logiesverblijven sprake is van een vlucht- en brandonveilige situatie. Die situatie wordt veroorzaakt door (onder meer) het ontbreken van een beschermde vluchtroute en vluchtrouteaanduidingen, het ontbreken van een brandmelding- en ontruimingsinstallatie met doormelding naar de regionale alarmcentrale van de brandweer, het ontbreken van noodverlichting en zelfsluitende deuren. Daarnaast is sprake van onvoldoende (sub)brandcompartimentering.
2.4
Verweerder heeft op grond van het voorgaande de conclusie getrokken dat op de eerste en tweede verdieping, dus op het adres [straat] , in totaal vier logiesverblijven zijn en dat daarmee sprake is van een logiesgebouw/hotel op dat adres met in totaal acht slaapplaatsen. Volgens verweerder is sprake van drie overtredingen. Er is allereerst gehandeld in strijd met de brandveiligheidseisen in het Bouwbesluit en de Woningwet. Daarnaast ontbreekt de vereiste omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik. Verweerder heeft in dit verband gewezen op artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op artikel 2.2 van het Besluit omgevingsrecht en op artikel 4.1 van de Bouwverordening Amsterdam. Uit deze bepalingen volgt dat in Amsterdam een vergunningplicht geldt, indien er bedrijfsmatig nachtverblijf wordt verschaft aan meer dan vier personen. Hiervan is reeds sprake als er toeristen worden aangetroffen én meer dan vier slaapplaatsen. Tot slot is gehandeld in strijd met het bestemmingsplan, omdat uit artikel 3.1 van de planvoorschriften van het geldende bestemmingsplan ‘Groot Waterloo’ volgt dat hotelmatig gebruik ter plaatse niet is toegestaan.
2.5
Omdat sprake is van een logiesgebouw/hotel met een vlucht- en brandonveilige situatie heeft verweerder de voordeuren van de logiesverblijven op de eerste en tweede verdieping onmiddellijk afgesloten door de sloten ervan te vervangen om daarmee het gebruik ervan als logiesgebouw/hotel direct te staken. Verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker onder nr 2] , als eigenaren, en [verzoeker 3] , als gebruiker/huurder, alsook ‘andere gebruikers/huurders’ zijn bij het bestreden besluit in kennis gesteld van de toegepaste onmiddellijke bestuursdwang alsook van de beslissing dat het een sluiting voor de duur van drie maanden betreft. Verweerder heeft de genoemde personen hierbij gelast het gebruik als logiesgebouw te (laten) staken en gestaakt te houden.
2.6
Aan de gekozen duur van de sluiting heeft verweerder ten grondslag gelegd dat al eerder, te weten op 10 februari 2014, een sluiting van de betreffende verdiepingen heeft plaatsgevonden. Ook toen is geconstateerd dat sprake was van een logiesgebouw en is het logiesgebouw, eveneens wegens vlucht- en brandonveiligheid, gesloten. Daarnaast is toen een bestuurlijke boete van € 24.000 opgelegd. De sleutels zijn na deze sluiting teruggegeven aan verzoekers naar aanleiding van hun toezegging dat het gebouw niet meer zou worden gebruikt als logiesgebouw. Nu gebleken is dat toch wordt doorgegaan met een hotelmatig gebruik, acht verweerder een sluiting voor de duur van drie maanden aangewezen.
3. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
3.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker [verzoeker onder nr 2] niet bij naam in het bestreden besluit is genoemd. Nu de last zich ook richt tot ‘andere gebruikers/huurders’, [verzoeker onder nr 2] , als huurder van de [straat] , onder die aanduiding kan worden geschaard en verweerder ter zitting heeft verklaard dat [verzoeker onder nr 2] abusievelijk niet bij naam in de last is genoemd, kan laatstgenoemde reeds hierom vooralsnog als belanghebbend bij het bestreden besluit worden aangemerkt.
3.2
Met betrekking tot de vraag of verweerder bevoegd was om tot toepassing van (onmiddellijke) bestuursdwang over te gaan, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
3.2.1
Niet in geschil is dat het bestemmingsplan ter plaatse geen hotelmatig gebruik toestaat. Verzoekers voeren - kort samengevat - aan dat het gebouw wordt gebruikt conform de door verweerder gestelde voorwaarden en dat geen sprake is van een logiesgebouw/hotel. Er is sprake van twee Bed and Breakfasts (B&B’s), met ieder twee logiesbedrijven met maximaal vier slaapplaatsen, en dat is toegestaan. De B&B van [straat] wordt geëxploiteerd door [verzoeker 3] , die van [straat] door [verzoeker onder nr 2] Volgens verzoekers is het feitelijk wel zo dat [verzoeker 3] één en ander voor beide B&B’s regelt, maar niet valt in te zien waarom [verzoeker 3] niet faciliterend voor de B&B van [huisnummer] zou kunnen optreden. Dit maakt immers nog niet dat sprake is van één B&B. Het is ook niet zo dat [verzoeker 3] het gehele pand in gebruik heeft. Daarbij heeft verweerder, na de eerdere sluiting in februari 2014, zelf de huidige situatie van twee B&B’s in twee verschillende woningen geadviseerd.
3.2.2
De voorzieningenrechter constateert dat sprake is van een toegangsdeur vanaf de openbare weg naar de vier logiesverblijven met elk twee slaapplaatsen op de eerste en tweede verdieping. Deze logiesverblijven zijn alle gevestigd op het adres [straat] , aangezien zowel de eerste als de tweede verdieping tot dit adres behoren. Dat de eerste verdieping via een onderhuurconstructie wordt gehuurd door [verzoeker 3] , die ook adres [huisnummer] huurt en bewoont, maakt dat niet anders. Overigens is niet alleen sprake van vier logiesverblijven op één adres, [verzoeker 3] regelt met betrekking tot die logiesverblijven ook alles alsof sprake is van één B&B. Zo ontvangt hij alle gasten, verstrekt hij per mail aan alle gasten de toegangscode en regelt hij alle betalingen en boekingen. Weliswaar zijn er twee inschrijvingen in de Kamer van Koophandel, maar onder dezelfde naam en in de rechtsvorm van een vennootschap onder firma. Dit duidt op een samenwerking die verder gaat dan dat [verzoeker 3] wel eens faciliteert. Verder ontbijten de gasten van de beide verdiepingen op de begane grond, bij [verzoeker 3] . Op booking.com worden de vier logiesverblijven ook als één geheel ‘ [bedrijf] ’ aangeboden. Er is voor alle logiesverblijven ook maar één vluchtroute dan wel uitgang naar de straat. Dat verzoekers het geheel willen presenteren als twee B&B’s door middel van huurcontracten, eigendomsconstructies en overeenkomsten over en weer, maakt het voorgaande niet anders, nu daarmee onveranderd blijft dat op één adres aan meer dan vier toeristen slaapplaats wordt geboden. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat als daadwerkelijk beoogd was om twee B&B’s in twee afzonderlijke woningen [huisnummer] en [huisnummer] te hebben, de beide B&B’s dan ieder afzonderlijk via de woning waartoe zij behoren ontsloten zouden moeten worden. De eerste en tweede verdieping, alwaar zich de vier logiesverblijven bevinden, hebben een eigen toegang en maken daarmee dan ook geen onderdeel uit van (ieder) een (eigen) woning. Reeds omdat sprake is van een situatie waarin er (op één adres) bedrijfsmatig nachtverblijf wordt verschaft aan meer dan vier personen, is er een vergunning brandveilig gebruik vereist en die vergunning ontbreekt. Daarbij kan, mede gezien al het voorgaande, het beschreven gebruik worden aangemerkt als ‘hotelmatig gebruik’ en dat staat het bestemmingsplan niet toe op deze locatie.
3.2.3
Verweerder was dan ook reeds vanwege deze twee overtredingen bevoegd om handhavend op te treden. Anders dan verzoekers menen, heeft verweerder zich, gezien de informatie van de brandweer hierover, terecht op het standpunt gesteld dat sprake was van een vlucht- en brandonveilige situatie waardoor onmiddellijk optreden geboden was. De enkele omstandigheid dat de toeristen volgens verzoeker een heenkomen zouden kunnen vinden op het dak, wat daar verder ook van zij, is vooralsnog onvoldoende om tot een andere conclusie te komen. Verzoekers hebben de bevindingen van de brandweer, zoals die ook ter zitting nog nader zijn toegelicht, onvoldoende gemotiveerd weersproken. Indien sprake is van het verschaffen van bedrijfsmatig nachtverblijf aan meer dan vier personen gelden speciale regels in verband met de vlucht- en brandveiligheid en aan die eisen wordt in dit geval niet voldaan. De stelling van verzoekers dat er in Amsterdam nog veel gevaarlijkere panden zijn, waarin grote gezinnen wonen en waartegen toch ook niet door verweerder wordt opgetreden, treft geen doel. In die gevallen is immers geen sprake van het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf.
3.3
Met betrekking tot de vraag of verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot handhavend optreden gebruik heeft gemaakt, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
3.3.1
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
3.3.2
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in dit geval niet gebleken van een situatie waarin concreet zicht op legalisatie bestaat. Verzoekers hebben geen vergunning brandveilig gebruik voor een logiesverblijf aangevraagd. Daar komt bij dat verzoekers, zoals ter zitting ook is besproken, in het geval zij beogen de vier logiesverblijven in stand te laten, eerst de nodige aanpassingen aan het pand, waaronder in elk geval verschillende vlucht- en brandveiligheidsvoorzieningen, dienen aan te brengen.
3.3.3
De suggestie van verzoekers dat verweerder destijds de situatie als de huidige zou hebben geadviseerd (en verzoekers er daarom op mochten vertrouwen dat zij niet in overtreding waren), is niet aannemelijk geworden en heeft gemachtigde [betrokkene] ter zitting ook met klem weersproken. Het standpunt van verzoekers dat de situatie, zoals die zich nu voordoet, zou zijn afgesproken, valt in elk geval niet af te leiden uit het gespreksverslag van 19 januari 2014. Daarbij heeft [betrokkene] ter zitting toegelicht wat destijds (wel) is besproken en bedoeld: het is mogelijk om twee verschillende B&B’s op de adressen [huisnummer] en [huisnummer] te hebben, maar dan moeten die B&B’s, zoals uit het voorgaande ook volgt, ook daadwerkelijk tot twee verschillende woningen behoren, hetgeen nu, alleen al vanwege de gezamenlijke toegang naar de eerste en tweede verdieping, niet het geval is.
3.3.4
Tot slot bestaat vooralsnog geen grond voor het oordeel dat handhavend optreden zodanig onevenredig is dat verweerder in dit geval van handhavend optreden diende af te zien. Daarbij weegt zwaar mee dat er nu, uitgaande van de situatie waarbij aan meer dan vier toeristen nachtverblijf wordt verschaft, sprake is van vlucht- en brandgevaarlijkheid. Verweerder heeft vooralsnog in redelijkheid kunnen oordelen dat het door verzoekers gestelde financiële belang bij het kunnen laten voortduren van deze situatie niet opweegt tegen het belang bij het beschermen van de toeristen die bij verzoekers verblijven tegen een vlucht- en brandonveilige situatie en het algemeen belang dat gediend is bij handhavend optreden.
3.4
Gezien het voorgaande zal het bestreden besluit in bezwaar naar verwachting standhouden. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt dan ook afgewezen.
3.5
Voor een veroordeling in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Bongers-Scheijde, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 april 2016.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Coll:WN