In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 april 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot samenvoeging van arbitrale procedures. Verzoekster, ABB B.V., had verzocht om de procedure tussen haar en Croon Elektrotechniek B.V. samen te voegen met een andere procedure tussen ABB en BAVO-Gateway V.O.F. Het verzoek was gebaseerd op artikel 1046 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt om samenhangende arbitrale gedingen te combineren. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 maart 2016 hebben de verweersters, Croon en BAVO, hun standpunten toegelicht. ABB stelde dat beide procedures betrekking hadden op hetzelfde project en dat samenvoeging noodzakelijk was om tegenstrijdige uitspraken te voorkomen en de proceseconomie te bevorderen.
De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de vorderingen van Croon op ABB en de vorderingen van ABB op BAVO wezenlijk van elkaar verschillen. De rechtsverhoudingen zijn niet gelijk, en de aard van de geschillen is verschillend. De vorderingen van Croon zijn beperkt en hebben betrekking op specifieke meerwerkverplichtingen, terwijl de vorderingen van ABB tegen BAVO complexer zijn en grotere bedragen omvatten. De rechter concludeerde dat samenvoeging zou leiden tot onredelijke vertraging in de afhandeling van de arbitrages en dat het risico op tegenstrijdige beslissingen niet groot was, aangezien beide procedures door arbiters van het NAI worden behandeld. Daarom werd het verzoek tot samenvoeging afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.