Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
HEN DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK OF EEN GEDEELTE DAARVAN PLAATSELIJK BEKEND ALS DE [adres],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
+
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 mei 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting Eigen Haard en gedaagde sub 1, die in een sociale huurwoning woont. Eiseres, Eigen Haard, vorderde ontruiming van de woning op basis van vermeende onderhuur en geluidsoverlast. Gedaagde sub 1 heeft betwist dat hij de woning onderverhuurt en heeft aangevoerd dat hij zijn hoofdverblijf in de woning heeft, ondanks zijn frequente afwezigheid voor werk in het buitenland. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde sub 1 voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij voor zijn werk regelmatig in het buitenland verblijft, maar dat dit niet afdoet aan het feit dat hij zijn hoofdverblijf in de woning heeft. Daarnaast is er onvoldoende bewijs geleverd dat er sprake is van onderhuur of dat gedaagde sub 1 overlast heeft veroorzaakt. De rechter heeft geoordeeld dat de gevorderde ontruiming niet toewijsbaar is, omdat de tekortkomingen van gedaagde sub 1 van te geringe betekenis zijn om tot ontruiming over te gaan. Eigen Haard is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van gedaagde sub 1.