ECLI:NL:RBAMS:2016:3060
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verdeling van de gemeenschap en nevenvoorzieningen in een echtscheidingsprocedure met Marokkaans recht
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 25 mei 2016, is de echtscheiding tussen de verzoekende partij, de vrouw, en de verwerende partij, de man, aan de orde. De rechtbank had eerder op 27 januari 2016 de echtscheiding uitgesproken en de behandeling van nevenvoorzieningen aangehouden. De vrouw verzocht om de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind bij haar te bepalen en om het ouderschapsplan aan de beschikking te hechten. De man stelde dat het kind bij hem wilde wonen, maar de rechtbank oordeelde dat het verzoek van de vrouw in het belang van het kind was en wees dit toe. Het verzoek om het ouderschapsplan werd afgewezen, omdat er geen overeenstemming was tussen partijen.
Daarnaast vroegen beide partijen om het huurrecht van de echtelijke woning. De rechtbank oordeelde dat het belang van de vrouw, die zorg droeg voor de kinderen, zwaarder woog dan dat van de man, die geen vaste woonplaats had. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw toe en wees dat van de man af. Wat betreft de verdeling van de gemeenschap, werd vastgesteld dat het Marokkaanse recht van toepassing was, aangezien beide partijen de Marokkaanse nationaliteit hadden. De rechtbank oordeelde dat de inboedel gelijk verdeeld moest worden en dat beide partijen voor de helft draagplichtig waren voor de gezamenlijke schulden, waaronder een lening bij Interbank en een schuld aan Wehkamp. De rechtbank verklaarde de nevenvoorzieningen uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders verzochte af.