ECLI:NL:RBAMS:2016:3072

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
CV EXPL 15-34550
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en afgifte van een creditcard in een consumentenkwestie met betrekking tot internationale betekening

In deze zaak heeft International Card Services B.V. (hierna: ICS) op 5 oktober 2015 een dagvaarding uitgebracht tegen twee gedaagden, die zonder vaste woon- of verblijfplaats binnen Nederland wonen. ICS vorderde hoofdelijk betaling van een bedrag van € 4.064,57, vermeerderd met rente, en de afgifte van een creditcard. De gedaagden zijn niet verschenen en hebben geen uitstel verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen zijn betekend conform de EG Verordening 1393/2007, maar dat ICS de vereiste certificaten betreffende de betekening niet heeft overgelegd. De kantonrechter heeft ICS in de gelegenheid gesteld om deze certificaten alsnog te overleggen en heeft de zaak verwezen naar de rolzitting van 17 maart 2016 voor overlegging van de certificaten en om te verduidelijken op welke grond de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 4662844 CV EXPL 15-34550
vonnis van: 18 februari 2016
fno.: 609
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
International Card Services B.V.
gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: ICS
gemachtigde: mr. J.M. Wisseborn
t e g e n

1.[gedaagde sub 1]

zonder vaste woon- of verblijfplaats binnen Nederland, daarbuiten wonende te [woonplaats] ( [land] )
gedaagde sub 1
nader te noemen: [gedaagde sub 1]
niet verschenen

2.[gedaagde sub 2]

zonder vaste woon- of verblijfplaats binnen Nederland, daarbuiten wonende te [woonplaats] ( [land] )
gedaagde sub 2
nader te noemen: [gedaagde sub 2]
niet verschenen
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij exploten van dagvaarding van 5 oktober 2015 heeft ICS gevorderd om [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot (i) betaling van € 4.064,57, te vermeerderen met rente, en (ii) afgifte van een creditcard, één en ander zoals in de dagvaarding nader omschreven.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben geen uitstel verzocht en evenmin uiterlijk op de in de dagvaarding vermelde terechtzitting geantwoord.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Betekening
In de dagvaardingen van 5 oktober 2015 staat dat ICS conform EG Verordening 1393/2007 (hierna: de Verordening) de ontvangende instantie te Hassalt heeft verzocht de dagvaardingen aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te betekenen.
Ingevolge artikel 10 van de Verordening dient een certificaat betreffende de voltooiing van de handelingen tot betekening of kennisgeving van het stuk te worden opgesteld, welke wordt toegezonden aan de verzendende instantie. ICS heeft deze certificaten niet overgelegd.
ICS zal daartoe alsnog in de gelegenheid worden gesteld.
De zaak wordt verwezen naar de rol van donderdag 17 maart 2016 te 10.00 uur voor overlegging door ICS van de certificaten als bedoeld in artikel 10 van de EG Verordening 1393/2007.
Bevoegdheid
ICS heeft in de dagvaardingen niet vermeld op grond waarvan zij meent dat de Nederlandse rechter, in het bijzonder de kantonrechter te Amsterdam, bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
ICS zal daartoe in de gelegenheid worden gesteld.
De zaak zal daartoe worden verwezen naar de rolzitting van donderdag 17 maart 2016 te 10.00 uur.
Overige
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
BESLISSING
De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rolzitting van donderdag 17 maart 2016 te 10.00 uur voor
a. het indienen door ICS van de certificaten als bedoeld in artikel 10 van de Verordening en
b. het nemen van een akte door ICS als hiervoor onder het kopje
Bevoegdheidis overwogen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.