ECLI:NL:RBAMS:2016:3594

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2016
Publicatiedatum
14 juni 2016
Zaaknummer
13-846020-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van professioneel vuurwerk aan minderjarigen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 maart 2016 uitspraak gedaan tegen een verdachte die meermalen professioneel vuurwerk heeft verkocht aan particulieren, waaronder een minderjarige jongen van 12 jaar oud. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk voorhanden hebben en ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk, wat in strijd is met de wet. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. S. Kubicz, gevorderd tot een bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de raadsvrouw van de verdachte, mr. M.M.R. Slaghekke, vrijspraak heeft verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 21 november 2014 tot en met 14 december 2014 in Amstelveen en Amsterdam professioneel vuurwerk heeft verkocht zonder vergunning. Dit werd bewezen door getuigenverklaringen en getapte communicatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een taakstraf op van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, vooral gezien het risico dat het verkopen van vuurwerk aan minderjarigen met zich meebrengt. De verdachte toonde berouw en had geen eerdere veroordelingen, wat meegewogen werd in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/846020-14
Datum uitspraak: 10 maart 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. Kubicz, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.M.R. Slaghekke, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 november 2014 tot en met 14 december 2014 te Amstelveen en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik voorhanden heeft gehad en/of aan (een) ander(en) ter beschikking heeft gesteld, immers, heeft hij, verdachte, aan (de minderjarige) [persoon 1] , althans één of meer FP3 nitraten, in ieder geval professioneel vuurwerk, en/of aan [persoon 2] , althans één of meer cobra's en/of 120, althans één of meer, FP3 nitraten, in ieder geval professioneel vuurwerk geleverd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunten
De officier van justitie heeft op basis van de wettige bewijsmiddelen in het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting gevorderd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde verzocht, omdat – kort en zakelijk weergegeven – de leveringen aan [persoon 1] en [persoon 2] niet kunnen worden bewezen, althans omdat niet kan worden bewezen wat aan hen is geleverd.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij, om wat bij te verdienen, in de tenlastegelegde periode, meermalen professioneel vuurwerk, zonder vergunning, heeft verkocht aan particulieren. Hij kocht dit vuurwerk eerst zelf van mensen op straat en verkocht het door met enige winst aan diverse personen. Hij sprak met zijn kopers onder meer af bij het parkeerterrein van [locatie] en bij Klarenbeek waar hij het vuurwerk overhandigde. Hij reed dan op een scooter of in een blauwe Volvo. Het getapte telefoonnummer [telefoonnummer] werd inderdaad door hem gebruikt, aldus verdachte.
Uit de getapte communicatie blijkt dat verschillende afspraken zijn gemaakt voor de koop- en verkoop van nitraten en cobra’s. Dat is professioneel vuurwerk.
Uit de getapte communicatie blijkt verder dat ‘ [verdachte] ’ heeft gesproken met een minderjarige jongen, die later bleek te zijn [persoon 1] , over de verkoop van vuurwerk bij Klarenbeek. [persoon 1] heeft verklaard dat hij ten minste driemaal vuurwerk, namelijk nitraten, heeft gekocht van een man met een scooter en een blauwe Volvo, waarvan eenmaal ongeveer twee weken voor kerst. Verdachte past in het signalement dat door [persoon 1] is opgegeven.
Voorts blijkt uit de getapte communicatie dat ‘ [verdachte] ’ een afspraak heeft gemaakt met [persoon 2] voor de verkoop van vuurwerk bij het parkeerterrein van [locatie] . [persoon 2] heeft verklaard dat hij op die locatie illegaal vuurwerk heeft gekocht van een jongen die in een Volvo reed.
Op basis van de hiervoor genoemde vaststaande feiten en redengevende omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte illegaal vuurwerk aan [persoon 1] en [persoon 2] heeft geleverd.
4.3.
Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de wettige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte in de periode van 21 november 2014 tot en met 14 december 2014 te Amstelveen en Amsterdam opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik voorhanden heeft gehad en aan anderen ter beschikking heeft gesteld, immers, heeft hij, verdachte, aan de minderjarige [persoon 1] FP3 nitraten en aan [persoon 2] cobra's en 120 FP3 nitraten geleverd.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van honderd en tachtig uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van negentig dagen.
De raadsvrouw heeft – subsidiair – verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn belang om een Verklaring Omtrent Gedrag te kunnen krijgen, en hem vanwege artikel 359a lid 1 sub a Sv strafvermindering toe te kennen.
De rechtbank komt op de volgende gronden tot de in het dictum genoemde straf.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een hoeveelheid professioneel, verboden vuurwerk verkocht aan twee personen, waaronder een jongen van 12 jaar oud. Dat is kwalijk. Afgezien van het brandgevaar en het explosiegevaar bij de opslag, brengt het tot ontbranding brengen van illegaal vuurwerk risico’s met zich, niet slechts voor degene die het vuurwerk tot ontbranding brengt, maar ook voor eventuele omstanders. Het is zeer onverantwoord zulk explosief materiaal aan jonge kinderen te verschaffen. Verdachte heeft het risico anders ingeschat, zo heeft hij ter terechtzitting verklaard. De rechtbank wijst verdachte erop dat die inschatting reeds door de wetgever is gemaakt door het particulier gebruik van dergelijk vuurwerk te verbieden en strafbaar te stellen. Nu verdachte desondanks als particulier zulk vuurwerk in bezit heeft gehad en heeft verkocht, is strafoplegging geboden.
Gelet op de relatief geringe hoeveelheid illegaal vuurwerk die door verdachte is verkocht en gelet op het feit dat hij nog jong is, inmiddels in het buitenland studeert , berouw toont en ook inzicht in het kwalijke van zijn handelen, alsmede gelet op zijn draagkracht en het feit dat hij niet eerder is veroordeeld, acht de rechtbank een gedeeltelijk voorwaardelijke taakstraf passend en geboden. Verdachte heeft verklaard dat hij een taakstraf kan verrichten in Nederland.

9. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen
- 23 en 24c en 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer; en
- artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.
Deze wettelijke voorschriften zijn van toepassing zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde, te weten in de periode van 21 november 2014 tot en met 14 december 2014.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 1a, onderdeel 1, WED (een misdrijf want opzettelijk begaan) juncto artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
150 (honderd en vijftig) uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen.
Beveelt dat een gedeelte van deze straf, groot
50 (vijftig) uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op
2 (twee) jarenbepaalde
proeftijdschuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
25 (vijfentwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. G.M. van Dijk en M.G. Tarlavski-Reurslag, rechters,
in tegenwoordigheid van E.R.E. Evans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 maart 2016.