In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om de aansprakelijkheid van een kentekenhouder voor onbetaalde brandstofkosten. De opposant, [opposant], was kentekenhouder van een Renault Espace en heeft op 10 mei 2014 benzine getankt bij DW Pompen voor een bedrag van € 132,47, maar heeft deze kosten niet betaald. DW Pompen heeft herhaaldelijk geprobeerd om betaling te verkrijgen, maar zonder succes. In een eerder verstekvonnis is [opposant] veroordeeld tot betaling van het bedrag, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en rente.
In de verzetprocedure betwist [opposant] de aansprakelijkheid en stelt dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de auto, maar dat deze door een derde, [naam 2], is bestuurd. Hij beweert dat hij als katvanger is ingezet en dat hij niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade die DW Pompen heeft geleden. De kantonrechter oordeelt echter dat [opposant] als kentekenhouder wel degelijk aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade, omdat hij het kenteken op zijn naam heeft gezet en daarmee het risico heeft genomen dat er schade kan ontstaan door derden.
De rechter concludeert dat [opposant] onrechtmatig heeft gehandeld door het kenteken op zijn naam te registreren zonder de identiteit van de berijder kenbaar te maken aan DW Pompen. De vordering van DW Pompen tot betaling van de benzinekosten wordt dan ook toegewezen, en het verzet van [opposant] wordt ongegrond verklaard. Tevens wordt [opposant] veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure.