ECLI:NL:RBAMS:2016:4329
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gedeeltelijke schorsing van een non-concurrentiebeding met instandhouding van het relatiebeding
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 11 juli 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, aangeduid als [gedaagde]. De werknemer vorderde een gedeeltelijke schorsing van het concurrentiebeding dat hem belemmerde om in dienst te treden bij een andere werkgever, [bedrijf 1]. De werknemer stelde dat de handhaving van het concurrentiebeding hem onbillijk benadeelde, vooral gezien zijn leeftijd en het feit dat hij al lange tijd in de modeaccessoires sector werkzaam was. Hij voerde aan dat [bedrijf 1] geen concurrent was van [gedaagde], wat door de werkgever werd betwist.
Tijdens de zitting op 4 juli 2016 werd de zaak behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding rechtsgeldig was, maar dat de belangenafweging in het voordeel van de werknemer uitviel. De rechter concludeerde dat de werknemer door de afbouw van zijn winstdelingsregeling en de wijziging van zijn functie bij [gedaagde] minder gemotiveerd was geraakt en dat hij een aanzienlijke positieverbetering kon realiseren bij [bedrijf 1].
De kantonrechter besloot daarom het concurrentiebeding gedeeltelijk te schorsen, zodat de werknemer in dienst kon treden bij [bedrijf 1], terwijl het relatiebeding intact bleef. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. Deze uitspraak benadrukt het belang van de vrije arbeidskeuze en de noodzaak om een evenwicht te vinden tussen de belangen van de werknemer en de werkgever.