ECLI:NL:RBAMS:2016:4329

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2016
Publicatiedatum
14 juli 2016
Zaaknummer
KK EXPL 16-751
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke schorsing van een non-concurrentiebeding met instandhouding van het relatiebeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 11 juli 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, aangeduid als [gedaagde]. De werknemer vorderde een gedeeltelijke schorsing van het concurrentiebeding dat hem belemmerde om in dienst te treden bij een andere werkgever, [bedrijf 1]. De werknemer stelde dat de handhaving van het concurrentiebeding hem onbillijk benadeelde, vooral gezien zijn leeftijd en het feit dat hij al lange tijd in de modeaccessoires sector werkzaam was. Hij voerde aan dat [bedrijf 1] geen concurrent was van [gedaagde], wat door de werkgever werd betwist.

Tijdens de zitting op 4 juli 2016 werd de zaak behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding rechtsgeldig was, maar dat de belangenafweging in het voordeel van de werknemer uitviel. De rechter concludeerde dat de werknemer door de afbouw van zijn winstdelingsregeling en de wijziging van zijn functie bij [gedaagde] minder gemotiveerd was geraakt en dat hij een aanzienlijke positieverbetering kon realiseren bij [bedrijf 1].

De kantonrechter besloot daarom het concurrentiebeding gedeeltelijk te schorsen, zodat de werknemer in dienst kon treden bij [bedrijf 1], terwijl het relatiebeding intact bleef. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. Deze uitspraak benadrukt het belang van de vrije arbeidskeuze en de noodzaak om een evenwicht te vinden tussen de belangen van de werknemer en de werkgever.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 5141889 KK EXPL 16-751
vonnis van: 11 juli 2016
func.: 854

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

[eiser]

wonende te [plaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. S.J. van der Velde
t e g e n

de besloten vennootschap [gedaagde] .

gevestigd te [plaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. E. Beekhuis

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 14 juni 2016 heeft [eiser] een voorziening gevorderd.
Ter terechtzitting van 4 juli 2016 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is in persoon verschenen, vergezeld door de gemachtigde. [gedaagde] is verschenen bij [naam 1] , [functie] , en [naam 2] , [functie] , vergezeld door de gemachtigde. [gedaagde] heeft op voorhand stukken in het geding gebracht. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnota’s. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
[gedaagde] importeert modeaccessoires en textiel en levert deze producten aan grote winkelketens in Europa.
1.2.
[eiser] , geboren op [datum] , is op 1 mei 2002 voor onbepaalde tijd voor 40 uur per week in dienst getreden bij [gedaagde] als ‘ [functie] ’ tegen een salaris van € 5.672,- bruto per maand exclusief vakantietoeslag, met daarnaast een winstdeling van 5% van de winst voor belastingen in 2002, oplopend tot 8% in 2004 en de daarop volgende jaren.
1.3.
Op 24 oktober 2013 hebben partijen een nieuwe arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten, waarbij de functie van [eiser] werd gewijzigd in ‘ [functie] ’.
1.4.
Op 2 oktober 2015 hebben de [naam 1] en [naam 2] met [eiser] een functioneringsgesprek gevoerd. Daarbij is aan [eiser] kenbaar gemaakt dat zijn winstaandeel met ingang van 1 januari 2016 zou worden teruggebracht van 8% naar 4% en vanaf 1 januari 2017 zal vervallen. Vanaf dan zal 4% van de winst worden verdeeld onder het personeel van [gedaagde] . Vanaf 1 januari 2017 valt [eiser] tevens onder de bonusregeling voor verkopers, met een maximum bonus van 6 maandsalarissen.
1.5.
Op 10 december 2015 hebben partijen weer een nieuwe arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten. Daarbij werd de functie van [eiser] gewijzigd in ‘ [functie] ’. De arbeidsduur bedroeg 38 uur en het salaris € 5.850,- bruto per maand exclusief vakantietoeslag. De winstdelingsregeling die voor alle medewerkers geldt, is van toepassing verklaard, naast de bonusregeling.
1.6.
Alle arbeidsovereenkomsten tussen partijen bevatten een concurrentiebeding, inclusief relatiebeding, een geheimhoudingsbeding en een boeteclausule voor overtreding van de bedingen.
1.7.
Het concurrentiebeding in de laatste arbeidsovereenkomst luidt:
13.1
Het is de werknemer gelet op de aard van de functie die werknemer zal vervullen, verboden omzonder voorafgaande schriftelijketoestemming van werkgever gedurende een periode van 6 maanden na het einde van de tijdelijke dienstbetrekking in dienst te treden bij of direct of indirect werkzaamheden te (doen) verrichten voor, al dan niet voor eigen rekening en in welke vorm dan ook, of anderszins betrokken te zijn bij klanten van werkgever, waarvoor werknemer in het laatste jaar werkzaamheden heeft verricht of bij concurrenten van werkgever, die gelijksoortige activiteiten ondernemen als werkgever. Indien het contract wordt omgezet naar onbepaalde tijd geldt een periode van 1 jaar.
13.2
Het is de werknemer niet toegestaan te bevorderen dat cliënten van de werkgever zich als nieuwe cliënt gaan aanmelden bij de nieuwe werkgever of toekomstige werkgever of om personeel van werkgever te bewegen hun arbeidsovereenkomst met werkgever te beëindigen gedurende een periode van 6 maanden na het einde van het tijdelijk contract. Indien het contract wordt omgezet naar onbepaalde tijd geldt een periode van 1 jaar.
1.8.
Het geheimhoudingsbeding in de laatste arbeidsovereenkomst luidt:
12.1
Werknemer erkent dat hem door werkgever geheimhouding is opgelegd van alle bijzonderheden betreffende of verband houdende met werkgever, alsmede van alle bijzonderheden betreffende het bedrijf van cliënten of opdrachtgevers van werkgever.
12.2
Het is de werknemer derhalve verboden, zowel gedurende de arbeidsovereenkomst als na afloop daarvan, op enigerlei wijze aan derden direct of indirect, in welke vorm ook en in welke voege ook, enige mededeling te doen van of aangaande hetgeen hij bij de uitoefening van zijn functie ter kennis is gekomen in verband met de zaken en belangen van werkgever en aan werkgever gelieerde ondernemingen. Deze geheimhouding omvat mede alle gegevens van cliënten en andere relaties van werkgever waarvan werknemer uit hoofde van zijn functie kennis heeft genomen.
12.3
Op grond van deze geheimhoudingsplicht is het werknemer niet alleen verboden over de aangelegenheden van werkgever en diens opdrachtgevers mededelingen te doen, inzage van stukken te geven of welke andere handeling dan ook te plegen, waardoor een derde met deze onderwerpen bekend kan worden, maar dient werknemer tevens alle redelijk te achten maatregelen te nemen om te voorkomen, dat de personen die geen kennis behoeven te dragen van gegevens van werkgever en aan werkgever gelieerde ondernemingen en diens opdrachtgevers, de gelegenheid zou worden geboden van deze gegevens kennis te nemen.
1.9.
Op grond van de boeteclausule in de laatste arbeidsovereenkomst bedraagt de boete bij gehele of gedeeltelijke inbreuk of overtreding van het concurrentie- en/of geheimhoudingsbeding € 25.000,- en € 500,- voor iedere dag dat de inbreuk voortduurt.
1.10.
[eiser] heeft een aanbod gekregen om als Business Unit Manager Accessories voor onbepaalde tijd in dienst te treden bij [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ). [bedrijf 1] is blijkens de inschrijving in het handelsregister een groothandel in mode-artikelen en bovenkleding.

Vordering

2. [eiser] vordert – samengevat - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair:de werking van het concurrentiebeding van [eiser] met onmiddellijke ingang geheel of gedeeltelijk te schorsen, in die zin dat het [eiser] is toegestaan bij [bedrijf 1] in dienst te treden;
subsidiair:te bepalen dat [gedaagde] gehouden is aan [eiser] een voorschot op de billijke vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW te betalen, vast te stellen als in de dagvaarding omschreven;
primair en subsidiair: [gedaagde] in de proceskosten en nakosten te veroordelen.
3. [eiser] stelt hiertoe dat onverkorte handhaving van het concurrentiebeding hem geen kans biedt om elders werkzaam te zijn. Hij wijst op zijn eenzijdig arbeidsverleden en zijn leeftijd (hij is bijna 50 jaar). Dat levert voor hem een onbillijke benadeling op in verhouding tot het te beschermen belang van [gedaagde] , dan wel een onevenredige inbreuk op zijn grondrecht op een vrije arbeidskeuze. [bedrijf 1] is bovendien geen concurrent van [gedaagde] .

Verweer

4. [gedaagde] voert als verweer – samengevat - dat [eiser] de gevolgen van het concurrentiebeding bij ondertekening heeft kunnen overzien. [bedrijf 1] is een concurrent van [gedaagde] , want beide bedrijven houden zich bezig met het leveren van modeaccessoires aan winkels/winkelketens. Bij [gedaagde] bestaat een gegronde vrees voor benadeling indien [eiser] voor [bedrijf 1] gaat werken, omdat hij bijzondere kennis heeft over haar bedrijfsdebiet. Het relatie- en geheimhoudingsbeding bieden op dit punt onvoldoende bescherming, omdat zij geen enkel middel heeft om te controleren of [eiser] die bedingen overtreedt.

Beoordeling

5. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
6. Met het standpunt van [eiser] dat hij tot 1 augustus 2016 de tijd heeft om de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] op te zeggen als hij op het aanbod van [bedrijf 1] in wil gaan en hij het aanbod niet kan accepteren door de werking van het concurrentiebeding, is het voor deze procedure vereiste spoedeisend belang aan de zijde van [eiser] gegeven.
7. Het concurrentiebeding is rechtsgeldig tot stand gekomen. De inhoud daarvan is voldoende duidelijk. Het begrip ‘gelijksoortige activiteiten’ is concreet genoeg en niet mis te verstaan. Ook kan het concurrentiebeding niet anders worden begrepen, dan dat het gedurende een jaar na het einde van de dienstbetrekking met [gedaagde] van kracht blijft, nu [eiser] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft. Op het verweer dat het concurrentiebeding te ruim is omdat een geografische beperking ontbreekt, zal niet verder worden ingegaan. [eiser] heeft immers niet om een dergelijke beperking verzocht en zou daar in dit geval ook niet mee geholpen zijn. In beginsel is [eiser] aan het beding gebonden.
8. Beoordeeld dient te worden of voorshands aannemelijk is dat [bedrijf 1] als een concurrent van [gedaagde] moet worden aangemerkt. Als dat niet het geval is, staat het concurrentiebeding niet in de weg aan indiensttreding van [eiser] bij [bedrijf 1] . Op grond van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, is duidelijk geworden dat zowel [gedaagde] als [bedrijf 1] zich bezig houden met de inkoop en verkoop van (onder meer) modeaccessoires, waarbij zij zich richten op winkels in het lage en middensegment. Er is bovendien een overlap in producten. [bedrijf 1] wordt daarom voorshands als een concurrent van [gedaagde] aangemerkt.
9. De vraag is dan of, na afweging van de wederzijdse belangen, het concurrentiebeding moet worden geschorst. Daarbij dient het belang van [gedaagde] op bescherming van haar bedrijfsdebiet te worden afgezet tegen het belang van [eiser] om zich vrij te kunnen bewegen op de arbeidsmarkt, zich verder te kunnen ontwikkelen en zijn arbeidsvoorwaardelijke positie te kunnen verbeteren.
10. [eiser] heeft erop gewezen dat hij gebonden is aan de branche van modeaccessoires, aangezien hij al sinds 1992 modeaccessoires verkoopt en zijn ervaring en deskundigheid op dit terrein liggen. Die kennis en ervaring heeft hij zelf opgebouwd: [gedaagde] heeft niet in hem geïnvesteerd qua opleidingen of cursussen. Als verkoper zit hij bij [gedaagde] aan zijn plafond, zowel functie-inhoudelijk als arbeidsvoorwaardelijk, getuige ook de recent teruggeschroefde individuele winstdelingsregeling. Hij kan bij [bedrijf 1] een aanzienlijke positieverbetering realiseren. Hij krijgt een leidinggevende functie en zal deel uitmaken van het MT met een duidelijk eigen verantwoordelijkheid. De salarisverbetering bedraagt € 1.598,- bruto per maand. Ook bij [bedrijf 1] krijgt hij een variabele beloning, bestaande uit een percentage van de gefactureerde netto omzet, zonder plafond. [eiser] heeft ook nog aangevoerd dat hij door de bejegening van [gedaagde] , waaronder de afbouw van de winstdelingsregeling en de degradatie tot ‘verkoper’, al geruime tijd met steeds minder plezier naar zijn werk gaat. Hij heeft de laatste arbeidsovereenkomst maar getekend, om zichzelf niet in een lastig parket te brengen en zijn baan te kunnen behouden. De bejegening is na het bekend worden van het aanbod van [bedrijf 1] alleen maar verslechterd.
11. Daartegenover heeft [gedaagde] benadrukt dat [eiser] uitgebreide kennis heeft verworven van de door haar geleverde producten, de inkoopkanalen, de gehanteerde prijzen en marges, de klanten en de unieke leveranciers. Hij heeft bij de klanten een enorme goodwill opgebouwd de afgelopen jaren. Het risico bestaat dat [eiser] de markt waarop [gedaagde] zich begeeft, penetreert en zich toe-eigent ten behoeve van [bedrijf 1] . Bij [gedaagde] zijn er voor [eiser] nog carrièremogelijkheden. Zijn bonus kan oplopen tot 8 maandsalarissen. [eiser] kan bovendien in vrijwel iedere branche aan de slag als verkoper en/of accountmanager.
12. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter valt de belangenafweging in het nadeel van [gedaagde] uit. Tegenover de belangen van [eiser] , als onder 10 weergegeven, heeft [gedaagde] onvoldoende hard gemaakt dat [eiser] over bijzondere specifieke bedrijfsmatige kennis beschikt, die niet reeds met het tussen partijen geldende relatie- en geheimhoudingsbeding afdoende wordt beschermd. De kantonrechter weegt ook mee, dat [gedaagde] door de afbouw van de individuele winstdeling en de recente wijziging van de functie van [eiser] eraan heeft bijgedragen dat [eiser] minder gemotiveerd is geraakt en om zich heen is gaan kijken naar ander werk. Het verweer dat [eiser] nog carrièremogelijkheden heeft bij [gedaagde] komt de kantonrechter in dit licht bezien niet geloofwaardig voor. Gelet op de aanzienlijke positieverbetering die een aanstelling bij [bedrijf 1] voor [eiser] oplevert, zowel arbeidsvoorwaardelijk als functie-inhoudelijk, wordt [eiser] door handhaving van het concurrentiebeding onevenredig benadeeld. Het recht op vrije arbeidskeuze weegt in dit geval zwaarder. De verwachting is dan ook dat de bodemrechter het belang van [eiser] zal laten prevaleren boven het belang van [gedaagde] . Daarop vooruitlopend zal de kantonrechter het concurrentiebeding schorsen, zoals door [eiser] verzocht.
13. Nu de primaire vordering wordt toegewezen, behoeft het subsidiair gevorderde geen bespreking meer.
14. Er zijn termen de proceskosten tussen partijen te compenseren, in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:
schorst het voor [eiser] geldende concurrentiebeding, zoals opgenomen onder 13.1 van de tussen partijen vanaf 1 januari 2016 geldende arbeidsovereenkomst, met ingang van heden gedeeltelijk, in die zin dat het [eiser] is toegestaan in dienst te treden bij [bedrijf 1] , met instandhouding van het relatiebeding opgenomen onder 13.2 van genoemde arbeidsovereenkomst;
bepaalt dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt;
verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
Aldus gewezen door mr. I.H.J. Konings, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.