Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Verloop van de procedure
- het wrakingsverzoek van 12 juni 2016;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 14 juni 2016;
- de schriftelijke reactie op het verweer van verzoeker.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 juli 2016 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die betrokken was bij een kort geding tegen zijn voormalige werkgever, stelde dat de onpartijdigheid van de rechter in het geding was omdat deze eerder een zaak van hem had behandeld. De rechtbank oordeelde dat het feit dat de rechter eerder een zaak tussen dezelfde partijen had behandeld, niet automatisch de onafhankelijkheid van de rechter in gevaar bracht. De rechter had in de eerdere procedure geen oordeel gegeven over de geschilpunten die nu aan de orde waren, en verzoeker had geen bezwaar gemaakt tegen de behandeling door deze rechter.
De rechtbank behandelde ook de bezwaren van verzoeker tegen de beslissing van de rechter om bepaalde producties niet toe te laten. De rechtbank oordeelde dat deze beslissing een processuele beslissing was en op zichzelf geen grond voor wraking opleverde. De rechter had bovendien voldoende gelegenheid gegeven aan verzoeker om zijn standpunt naar voren te brengen, en het beginsel van hoor en wederhoor was niet geschonden.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er geen sprake was van (gerechtvaardigde) vrees voor vooringenomenheid van de rechter, en dat het verzoek tot wraking derhalve moest worden afgewezen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.