Op 12 januari 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn moeder heeft bedreigd. De zaak kwam ter terechtzitting op 29 december 2015, waar de officier van justitie, mr. M.G.T. Kramer, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1962, werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, gepleegd op of omstreeks 25 september 2015. Tijdens een telefonisch gesprek met zijn moeder heeft de verdachte haar bedreigd met de woorden: 'Als je die flessen hebt weggegooid zou ik maar zorgen dat je wegkomt, want ik vermoord je.' De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.B. Stenger, gehoord. De verdediging betoogde dat de moeder van de verdachte geen aangifte had gedaan en dat er geen bewijs was dat zij daadwerkelijk vrees had voor haar leven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de bedreiging, gezien de omstandigheden en de aard van de uitlatingen, voldoende was om te concluderen dat de moeder in redelijkheid vrees kon hebben voor haar leven. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan de ten laste gelegde bedreiging.
De rechtbank heeft de strafbaarheid van het feit vastgesteld en geoordeeld dat er geen rechtvaardigingsgronden waren. De officier van justitie had een ISD-maatregel gevorderd, maar de rechtbank oordeelde dat deze maatregel op dat moment te zwaar was. De verdachte, die eerder veroordeeld was voor soortgelijke delicten, werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand, met een gelaste tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis opgeheven, aangezien de verdachte zijn straf in verzekering had doorgebracht.