ECLI:NL:RBAMS:2016:4522

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2016
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
KK EXPL 16-762
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en overlast door honden in huurwoning te Amsterdam

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam, hebben eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die een benedenwoning huurt. De eisers vorderen dat gedaagde haar twee honden, die overlast veroorzaken, binnen 14 dagen na betekening van het vonnis verwijdert, op straffe van een dwangsom. De zaak is ontstaan na klachten van omwonenden over de honden, die zouden blaffen, stinken en schade aanrichten. Gedaagde heeft de honden meegenomen naar de woning zonder openheid van zaken te geven over hun ras en grootte, wat heeft geleid tot onvrede bij de buren. Tijdens de zitting is gebleken dat gedaagde niet bereid was om de honden tijdelijk elders onder te brengen, ondanks de aanhoudende klachten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst en heeft de subsidiaire vordering toegewezen, waarbij gedaagde wordt veroordeeld om de honden te verwijderen en een dwangsom is opgelegd voor elke dag dat zij in gebreke blijft. De proceskosten zijn ook voor gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht - team kanton
zaaknummer: 5148206 KK EXPL 16-762
vonnis van: 15 juli 2016
func.: 245

Vonnis van de kantonrechter in kort geding

I n z a k e

1. [eiser sub 1]

2. [eiser sub 2]

beiden wonende te [woonplaats]
eisers
nader te noemen: [eisers gezamenlijk]
gemachtigde: mr. R.H. Edens
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J. de Wit

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 15 juni 2016 heeft [eisers gezamenlijk] een voorziening gevorderd. Voorafgaand aan de zitting hebben beide partijen stukken ingezonden.
Ter terechtzitting van 21 juni 2016 is de zaak mondeling behandeld. [eiser sub 2] is (voor beiden) verschenen, vergezeld door de gemachtigde en een aantal belangstellenden (omwonenden). [gedaagde] is verschenen met haar gemachtigde en een belangstellende.
Beide partijen hebben een toelichting verstrekt, deels aan de hand van een pleitnota. De kantonrechter heeft vragen gesteld. Van het besprokene zijn aantekeningen gemaakt, die in het dossier zijn opgenomen.
Vonnis is bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Als uitgangspunt in dit geding geldt het navolgende:
1.1.
[eisers gezamenlijk] verhuurt sedert 1 april 2016 aan [gedaagde] de benedenwoning, gelegen aan de [adres] (verder de woonruimte). De woonruimte meet ongeveer 100 m2 en maakt deel uit van een blok huizen met binnentuinen. In het portiek zijn vijf (koop-)appartementen. [eisers gezamenlijk] woont zelf niet in de [adres] .
1.2.
In het huizenblok is een VvE met 54 leden (veelal eigenaars/bewoners) en er geldt een huishoudelijk reglement. In het reglement is de verplichting opgeno-men dat de huisdieren van de bewoners geen schade of hinder mogen veroorzaken voor anderen die zich in het gebouw bevinden. De huisdieren mogen voorts niet loslopen in de gemeenschappelijke ruimten.
1.3.
De huurovereenkomst vermeldt als bewoners :
[gedaagde] + 2 kinderen + 2 hondjes.
1.4.
[gedaagde] heeft begin april 2016 de woonruimte betrokken. Zij heeft haar twee (volwassen) honden van het ras Cane Corso, mee genomen. Een volwassen Cane Corso weegt circa 45 - 50 kg. De kinderen zijn afwisselend bij [gedaagde] en bij haar ex-partner. [gedaagde] werkt circa 4 (hele) dagen per week.
1.5.
Vanaf vrijwel het begin (de eerste klacht dateert van 4 april 2016) klagen ongeveer een zestal omwonenden doorlopend bij [eisers gezamenlijk] over overlast van de honden van [gedaagde] . De overlast zou bestaan uit langdurig blaffen, krabben aan ramen en deuren, vernieling van de tuin van het aangrenzende huis, stank- en geurverspreiding in de gemeenschappelijke buitenruimte en in de om- en bovenliggende woonruimtes.
1.6.
De omwonenden hebben bij [eisers gezamenlijk] en de makelaar aangedrongen ervoor zorg te dragen dat de overlast door de honden van [gedaagde] wordt opgelost. [eisers gezamenlijk] heeft mediation voorgesteld, maar die is niet van de grond gekomen. Volgens [eisers gezamenlijk] heeft [gedaagde] de mediation aldoor afgehouden, [gedaagde] betwist dat.
1.7.
Op verzoek van [eisers gezamenlijk] heeft [gedaagde] een outlet-service ingehuurd, die de honden op de dagen dat [gedaagde] werkt een aantal uren meeneemt en uitlaat. Dit heeft de bij [eisers gezamenlijk] neergelegde klachten van omwonenden niet doen afnemen. Ook bemoeienis van de wijkagent heeft geen oplossing gebracht.
1.8.
[gedaagde] heeft [eisers gezamenlijk] meegedeeld door de buren getreiterd te worden en in juni 2016 heeft [gedaagde] [eisers gezamenlijk] voorgesteld als gevolg van de treiterijen de helft van de huur te voldoen. [eisers gezamenlijk] heeft daarin niet bewilligd.
1.9.
Bij brief van 2 juni 2016 heeft (de gemachtigde van) [eisers gezamenlijk] [gedaagde] gesommeerd de honden te verwijderen (en de achterstallige huur te voldoen). [gedaagde] heeft geweigerd de honden elders onder te brengen.
1.10.
De klachten van omwonenden zijn niet verminderd. Een aantal heeft er een verklaring over afgelegd.

Vordering

2. [eisers gezamenlijk] vordert als voorziening, na vermindering van eis, uitvoerbaar bij voorraad
primair:[gedaagde] te veroordelen om het gehuurde binnen vierentwintig uur na betekening van het vonnis te ontruimen en ontruimd te houden onder afgifte van de sleutels en al hetgeen tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van [eisers gezamenlijk] te stellen met machtiging van [eisers gezamenlijk] om deze ontruiming zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm;
en
subsidiair,voor het geval de ontruiming niet wordt toegewezen:
[gedaagde] te veroordelen om de 2 honden binnen 24 uur na betekening van het vonnis uit het gehuurde te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag tot een maximum van € 100.000,-;
alles met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3. [eisers gezamenlijk] stelt - verkort weergegeven - met betrekking tot de primaire en subsidiaire vordering dat vrijwel direct nadat [gedaagde] in de woonruimte is getrokken, [eisers gezamenlijk] overstelpt werd met klachten van de omwonenden met betrekking tot geluidsoverlast, stankoverlast en vernieling vanuit de woonruimte [adres] Na onderzoek is gebleken dat de honden, die behoren tot het huishouden van [gedaagde] , gedurende zeer lange perioden onbeheerd thuis worden gelaten en dat zij veel geluid veroorzaken door aanhoudend blaffen en janken. Ook zijn de honden in de tuin van de buren gegaan en hebben daar schade aangericht. De honden doen hun behoeften in de tuin, de hal en direct voor de deur met als gevolg stankoverlast. In aanwezigheid van de politie is een toevallig passerende voetganger zelfs aangevallen door de honden. De omwonenden voelen zich niet meer veilig als gevolg van de aanwezigheid van de honden.
4. De omwonenden en de VvE hebben zich tot [eisers gezamenlijk] gewend en hebben aangedrongen op maatregelen tegen de door [gedaagde] veroorzaakte overlast. [eisers gezamenlijk] heeft met de wijkagent [gedaagde] aangesproken op de overlast, doch [gedaagde] is niet bereid om de overlast te doen eindigen. In reactie op de klachten heeft [gedaagde] de huur opgeschort, kort voor de zitting is de achterstand voldaan. Bovendien heeft [gedaagde] [eisers gezamenlijk] onjuist geïnformeerd bij het aangaan van de huurovereenkomst. Toen vertelde zij dat zij de woonruimte zou gaan bewonen met twee kinderen en twee
hondjes. Het ras Cane Corso zijn echter grote vechthonden, geen hondjes.
5. [eisers gezamenlijk] althans één van de omwonenden heeft ter onderbouwing op de zitting een aantal filmpjes en geluidsopnames vertoond. Andere omwonenden hebben een verklaring overgelegd, welke door [eisers gezamenlijk] in de procedure zijn gebracht.

Verweer

6. [gedaagde] meent dat de vorderingen van [eisers gezamenlijk] moeten worden afgewezen en voert - kort gezegd - daartoe aan dat van overlast geen sprake is. In het begin hebben de honden wel geblaft, omdat ze moesten wennen. Maar inmiddels is dat niet meer zo. Het kan voorkomen dat de honden een enkele keer (kort) blaffen. Dat mag echter niet als ondragelijke hinder of geluidsoverlast worden betiteld.
7. Bovendien zijn de honden rustig als [gedaagde] thuis is. [gedaagde] werkt 4 dagen per week en is dan weg van 08.45 tot 17.15 uur. Daarnaast neem de uitlaatservice de honden 5 dagen per week mee, van 09.00 uur tot 16.00 uur. Ook dan zijn de honden dus niet thuis. Feitelijk zijn de honden werkelijk nooit in de woonruimte. In de tuin mogen ze niet meer komen van [gedaagde] .
8. Ook van stankoverlast is volgens [gedaagde] geen sprake. Ter onderbouwing heeft [gedaagde] een aantal verklaringen van de uitlaatservice en een vriendin ingebracht, waarin is vast gelegd dat het bij [gedaagde] fris ruikt. Dat de honden een voetganger zouden hebben aangevallen, is onjuist.
9. Volgens [gedaagde] zijn de klachten het gevolg van pesterij. Door emoties gevoed en elkaar versterkend willen de buren [gedaagde] en haar gezin wegpesten. Zo heeft een keer één van de buren, toen [gedaagde] de honden even snel aan het uitlaten was en haar kinderen even alleen thuis waren, een houten balk voor de deur geschoven, zodat [gedaagde] er niet meer in kon. De politie moest er aan te pas komen om ervoor te zorgen dat [gedaagde] haar woonruimte weer in kan.
10. Op zich is [gedaagde] bereid te verhuizen, als [eisers gezamenlijk] haar de dubbele verhuiskosten vergoed en instemt met een lagere huur, tot het moment dat zij ergens anders iets gevonden heeft.

Beoordeling

11. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen, dan wel of de vordering van [eisers gezamenlijk] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
11. De kantonrechter stelt vast dat dat [gedaagde] bij de aanvang van de huurovereenkomst [eisers gezamenlijk] heeft meegedeeld dat zij in de woonruimte zou gaan wonen met haar kinderen en
twee hondjes. De twee honden van [gedaagde] - zo blijkt uit de getoonde filmpjes en uit de verstrekte informatie ter zitting - zijn met de beste wil van de wereld niet te betitelen als
hondjes. Het zijn twee forse exemplaren, die ongeveer 45 à 50 kg wegen en die duidelijk ook een gelijk hun omvang fors geluid produceren. [gedaagde] heeft derhalve bij de aanvang van de huurovereenkomst geen open kaart gespeeld over haar honden en dat valt haar aan te rekenen. [eisers gezamenlijk] heeft derhalve geen afgewogen beoordeling kunnen maken of zij, gelet op de honden, de huurovereenkomst met [gedaagde] wel wilde sluiten.
11. Daarnaast stelt de kantonrechter vast dat uit de getoonde opnames volgt dat (in elk geval in het begin van de huurovereenkomst) de honden veelvuldig een stevig geluid hebben geproduceerd. [gedaagde] heeft te lang de tijd genomen om daar wat aan te doen. De uitlaatservice neemt de honden thans weliswaar 4 dagen (kort, volgens de omwonenden) of 5 dagen (lang, volgens [gedaagde] ) mee, maar uit de aanhoudende klachten van omwonenden volgt dat dit in elk geval niet afdoende is om de overlast op te lossen. Het moge zo zijn dat indien eenmaal overlast is ervaren, men extra gevoelig wordt voor het geluid, maar dat betekent niet dat er objectief geen sprake is van overlast door de honden.
11. Ter zitting heeft de kantonrechter voorgesteld om de honden tijdelijk elders onder te brengen en middels mediation te trachten een oplossing te vinden. Dit voorstel is door [gedaagde] afgewezen, waarbij zij heeft gesteld dat van enige reële overlast thans geen sprake (meer) is en dat de actie het gevolg is van pesterijen van de omwonenden.
11. Geoordeeld wordt dat [gedaagde] daarmee de feitelijke situatie en de door een groot aantal omwonenden ervaren overlast miskent. Voor de kantonrechter is voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] ernstig en structureel tekort is geschoten en nog steeds schiet in haar uit de huurovereenkomst voortvloeiende plicht, om ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast wordt veroorzaakt door haarzelf of door de honden die zich vanwege haar in de woning bevinden. De ontkenning van [gedaagde] dat sprake is van overlast maar eerder van pesterijen, zal derhalve worden gepasseerd.
11. Nu echter de klachten van de omwonenden niet [gedaagde] of haar kinderen betreffen, maar louter de honden, zal de primaire vordering van [eisers gezamenlijk] worden afgewezen en de subsidiaire vordering worden toegewezen. Daarbij zal de termijn waarbinnen de honden elders moeten zijn ondergebracht worden verruimd, om [gedaagde] de mogelijk-heid te geven een goed opvangadres voor de honden te vinden. De gevorderde dwangsom zal wel worden toegewezen, tot het daarbij gevraagde maximum.
11. [gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en wordt daarom veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eisers gezamenlijk] , tot heden bepaald op € 400,00 aan salaris gemachtigde, € 223,00 aan vast recht en € 96,01 aan explootkosten, alles voor zover verschuldigd inclusief BTW.

BESLISSING

De kantonrechter:
Veroordeelt [gedaagde] binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de twee honden uit de woonruimte te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, waarbij boven het bedrag van € 100.000,- geen dwangsommen meer verschuldigd zullen zijn;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding aan de zijde van [eisers gezamenlijk] tot op heden begroot op € 719,01, voor zover verschuldigd inclusief BTW;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander indien van toepassing inclusief BTW;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr M.V. Ulrici, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juli 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
Griffier Kantonrechter