ECLI:NL:RBAMS:2016:492

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2016
Publicatiedatum
8 februari 2016
Zaaknummer
C/13/599627 / KG ZA 15-1558
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op openbaarmaking van persoonsgegevens van minderjarige in verband met onrechtmatige publicatie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 18 januari 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres, die optreedt als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter, en een journalist, de gedaagde. De eiseres vorderde een verbod op de openbaarmaking van persoonsgegevens van haar dochter en haarzelf, evenals de naam van haar ex-partner, in verband met een boek dat de gedaagde wilde publiceren over vechtscheidingen. De eiseres stelde dat de publicatie van deze gegevens in strijd zou zijn met de privacy van haar dochter, die al te maken had gehad met een heftige echtscheiding en de zelfmoord van haar vader. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de minderjarige zwaarder wogen dan het recht van de gedaagde op vrijheid van meningsuiting. De rechter verbood de gedaagde om de persoonsgegevens van de minderjarige en de naam van de vader openbaar te maken, en stelde dat de gedaagde de op zijn blog gepubliceerde artikelen en foto’s van de minderjarige moest verwijderen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde weliswaar zijn verhaal wilde vertellen, maar dat dit niet ten koste mocht gaan van de privacy van de minderjarige. De vorderingen van de eiseres werden toegewezen, en de gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/599627 / KG ZA 15-1558 MV/LO
Vonnis in kort geding van 18 januari 2016
in de zaak van
[eiseres], voor zich en in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige
[kind],
wonende te [plaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 24 december 2015,
advocaat mr. A.A. Simpe te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. W. van der Meer de Walcheren te Maartensdijk.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Ter terechtzitting van 4 januari 2016 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [gedaagde] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Voeging
1.2.
Bij incidentele conclusie tot voeging van 2 januari 2016 hebben [eisers tot voeging] verzocht zich te mogen voegen aan de zijde van [gedaagde] . De voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen nu de uitkomst van deze procedure de rechtspositie van verzoekers tot voeging niet raakt of deze nadelig kan beïnvloeden.
Behandeling achter gesloten deuren
1.3.
[eiseres] heeft in de dagvaarding verzocht de zaak achter gesloten deuren te behandelen, omdat volgens haar deze zaak in het verlengde ligt van een familierechtelijk geschil waarbij een minderjarige betrokken is. De voorzieningenrechter heeft daarover het volgende overwogen. Ondanks dat de vorderingen zich erop richten dat het verhaal van [gedaagde] niet in verband kan worden gebracht met de persoon van de minderjarige dochter van [eiseres] , is sluiting van de deuren gelet op het grote belang van openbaarheid van rechtspraak niet gerechtvaardigd. Bovendien heeft mr. van der Meer de Walcheren toegezegd [eiseres] en haar dochter tijdens de zitting aan te duiden als de moeder en de dochter. De belangen van de dochter worden hierdoor voldoende beschermd. Het verzoek is dan ook afgewezen.
1.4.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren – voor zover van belang – aanwezig: [eiseres] met mr. Simpe en [gedaagde] met mr. Van der Meer de Walcheren.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is gehuwd geweest met [man] (hierna: [man] ). Uit dit huwelijk is geboren de minderjarige [kind] (hierna: [kind] ). [kind] is thans [x] jaar oud.
2.2.
Het huwelijk van [eiseres] en [man] is uitgemond in een echtscheiding, waarbij tussen hen veel is geprocedeerd over het gezag en de omgangsregeling met betrekking tot [kind] . Deze rechtbank heeft [kind] in een procedure over de omgangsregeling per [datum] voor de duur van een jaar onder toezicht van Bureau Jeugdzorg gesteld. In het kader van deze ondertoezichtstelling is begin 2015 een traject gestart bij het Omgangshuis, een instantie die omgang tussen ouders onderling en met hun kinderen begeleidt.
2.3.
[gedaagde] is journalist en heeft een boek geschreven over vechtscheidingen: “Van oogappel tot twistappel, 25 jaar Stichting Dwaze Vaders; terugblik en handreiking voor de gescheiden man en vrouw”.
2.4.
Op 1 april 2015 heeft [man] een e-mail gestuurd aan [gedaagde] met daarin onder meer het volgende.
(…) ik ben al 9 jaar de trotse papa van het liefste meisje van de hele wereld, echter de laatste 1,5 jaar heb ik onvrijwillig gemist vanwege de horrorshow waarin ik belandt ben. Ja ik zit in zoiets wat men categoriseert als vechtscheiding. De moeder wil de de omgang stop zetten en eenhoofdig gezag afdwingen. Er is OTS (…) uitgesproken en er zou omgang moeten gaan plaatsvinden via een Omgangshuis. Vandaag was de bekende druppel die ervoor zorgde dat mijn laatste restje vertrouwen in de rechtspraak en het ‘systeem’ van Kinderafscherming/vervreemding in dit land de emmer deed overlopen.
Ik geloof niet meer in een goede afloop en wend mij nu tot jou, een journalist die misschien bereidt is om mijn verhaal tzt naar buiten te brengen (?) zodat de politiek en de onverschillige massa zich bewust worden van de tragedie die zich afspeelt in NL en dat men misschien op termijn dit grotesk probleem eindelijk gaat aanpakken. Omgangsrecht onder het Strafrecht plaatsen voorkomt vele drama’s. In afwachting van je reactie, (…)
2.5.
Op 2 april 2015 heeft [man] zelfmoord gepleegd.
2.6.
Op zijn weblog heeft [gedaagde] in mei 2015 een tweetal columns geplaatst over het verzoek dat [man] (die hij nooit heeft gekend) aan hem had gedaan en over de begrafenis waarbij [gedaagde] aanwezig was. Daarbij zijn foto’s geplaatst van de begrafenis, waarop ook de kist en familieleden, onder wie ook [kind] , te zien waren.
2.7.
[gedaagde] werkt thans aan een boek over [man] en de scheiding. Hij heeft gecorrespondeerd met de familierechtadvocaat van [eiseres] , mr. Th. de Boer (hierna: De Boer) en in het kader van hoor en wederhoor verzocht een gesprek te hebben met [eiseres] over zijn boek.
2.8.
In een e-mail van 30 oktober 2015 van De Boer aan [gedaagde] staat onder meer het volgende.
(…) een vraag die ons bezig houdt is welk doel u meent te dienen met dit boek. Wat draagt, in uw visie, een boek over deze specifieke casus bij aan de discussie over vechtscheidingen? Dit gelet op de problematiek van de heer [man] . Ik verzoek u deze vraag in klare taal te beantwoorden.
Cliënte is onder strikte voorwaarden bereid met u in gesprek te gaan. Het gaat om de navolgende voorwaarden.
1. Er wordt in geen enkel stadium rechtstreeks contact door u gezocht met cliënte (…) Contact loopt via mij.
2. Er wordt volstrekte anonimiteit gegarandeerd in die zin dat de voor- en familienamen van cliënte, de heer [man] en [kind] niet in het boek worden opgenomen en in plaats daarvan met gefingeerde namen gewerkt wordt. Ook in eventuele voor- c.q. nawoorden etc. van bijvoorbeeld de familie van de heer [man] wordt de familienaam niet opgenomen. Tot slot worden geen herkenbare foto’s van de heer [man] , cliënte en/of [kind] opgenomen in het boek.
3. Cliënte wenst het script voor publicatie te kunnen lezen en behoudt zich het recht voor om, indien zij dit wenselijk acht, een schriftelijke reactie te geven welke reactie integraal in het boek wordt opgenomen bij publicatie van het boek. (…)
2.9.
In een e-mail van 30 oktober 2015 van [gedaagde] aan De Boer staat onder meer het volgende.
(…) Over de voorwaarde van anonimiteit heb ik een ander idee. Natuurlijk wil ik de anonimiteit van uw cliente en dochter [kind] wel degelijk waarborgen, het verhaal over [man] valt daarbuiten mijns inziens. Hij verzoekt mij persoonlijk in zijn afscheidsmail, vlak voor zijn zelfmoord, om zijn verhaal kenbaar te maken, dus er is geen reden om dat anoniem te doen. In een persoonlijk gesprek met uw cliente wil ik dat graag toelichten. Alles is tot op heden onderhandelbaar. Edoch, op voorhand een verklaring ondertekenen, zonder uw cliente gesproken te hebben, is niet mijn keuze en is ook ongebruikelijk (…)
Waarom dit boek? Ik schreef het al eerder, dit boek wordt een vervolg op mijn eerste boek. De maatschappelijke relevantie van het fenomeen vechtscheiding, een steeds groter probleem in onze samenleving. De zaak [man] is een voorbeeld, niet meer en niet minder. Hoe hoog kan een vechtscheiding oplopen? Mijn boek overstijgt de zaak [man] , het is exemplarisch voor wat er gebeurt in de samenleving als mensen uit elkaar gaan. (…)
2.10.
In een e-mail van 2 november 2015 van [gedaagde] aan De Boer staat onder meer het volgende.
(…) In mijn boek, ouders, broer en zus, overige familieleden, vrienden uit heden en verleden, politie [plaats] , omgangshuis, jeugdbescherming, politiek, kinderbescherming, advocatuur…
In ons gesprek zal ik u de persoonlijke mail van [man] overleggen waarin hij mij uitdrukkelijk verzoekt zijn verhaal wereldkundig te maken. Slechts een beperkt aantal mensen weet dat hij de vader van [kind] is. Dit boek is voor een breder publiek met als thema vechtscheiding, het verhaal over twee ouders die vechten om hun kind. Met noodlottige afloop. Het vervolg op mijn eerste boek Van Oogappel tot Twistappel. Naam van het kind is dus ondergeschikt, het gaat puur om de case. [kind] ’s naam wordt dan ook niet genoemd (ik kies voor een pseudoniem), net zomin als dat ik foto’s opneem van haar of van haar met haar vader en/of moeder. Laten we dit aspect mondeling bespreken… (…)
2.11.
In een e-mail van 24 november 2015 van De Boer aan [gedaagde] staat onder meer het volgende.
(…) Van cliënte verneem ik dat u, ondanks dat herhaald en met nadruk is aangegeven dat cliënte geen rechtstreeks contact met u wil, telefonisch contact met haar heeft gezicht. Naar ik van cliënte begrijp heeft u in dat gesprek onder meer aangegeven dat u de familienaam [man] in het boek zult gebruiken. (…)
2.12.
In een e-mail van 26 november 2015 van [gedaagde] aan De Boer staat onder meer het volgende.
(…) verder laat ik u weten dat ik inderdaad de familienaam van [man] ( [man] ) zal opnemen in mijn boek. Ik heb uw cliente volop de gelegenheid gegeven om met mij in contact te komen om persoonlijk te praten over deelname aan mijn boek. (…) Bovendien heb ik aangegeven te willen praten over de voorwaarden, [kind] en uw cliente anoniem in het boek, maar daar wil zij helaas niet op ingaan. (…)
2.13.
De publicatie van het boek van [gedaagde] is gepland op 2 april 2016.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat –
I. [gedaagde] te verbieden persoonsgegevens van [kind] [man] openbaar te maken, in welke zin dan ook, daaronder begrepen haar (volledige) naam, afkortingen, delen van haar naam, of andere tot de natuurlijke persoon van [kind] herleidbare gegevens;
II. [gedaagde] te verbieden persoonsgegevens van [eiseres] openbaar te maken in welke zin dan ook, daaronder begrepen haar (volledige) naam, afkortingen, delen van haar naam, of andere tot de natuurlijke persoon van [eiseres] herleidbare gegevens;
III. [gedaagde] te verbieden de volledige naam van [man] openbaar te maken, voor zover het een publicatie over (echt)scheidingen en/of zelfmoord betreft;
IV. [gedaagde] te verbieden het portret van [kind] of [eiseres] openbaar te maken in welke zin dan ook;
V. [gedaagde] te bevelen de op [blog] gepubliceerde artikelen, waarnaar wordt verwezen in het lichaam van de dagvaarding, alsmede de daarop gepubliceerde foto’s van [kind] [man] , te verwijderen en verwijderd te houden;
VI. het voorgaande op straffe van dwangsommen; en
VII. met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiseres] heeft haar vordering – samengevat en voor zover van belang – als volgt toegelicht. [gedaagde] heeft in de columns op zijn blog verslag gedaan van de begrafenis van [man] . Daarbij heeft hij de volledige naam van [kind] vermeld en heeft hij foto’s geplaatst van de begrafenis en ook van [kind] naast haar vaders kist. Deze publicatie heeft ten minste van mei tot september 2015 online gestaan, en daarmee is [kind] reeds ernstig geschaad in haar recht op privacy.
[eiseres] kent de precieze inhoud van het boek dat [gedaagde] wil publiceren niet. [gedaagde] heeft haar desgevraagd geen inzicht gegeven in zijn manuscript. Hij heeft haar wel uitgenodigd voor een gesprek, maar dat heeft [eiseres] geweigerd omdat [gedaagde] zich niet wil conformeren aan haar voorwaarden. [gedaagde] wil hoe dan ook de naam van [man] publiceren en dat is voor hem kennelijk belangrijker dan het toepassen van hoor en wederhoor. [eiseres] verzet zich niet tegen publicatie van het boek. Zij is er niet op uit om [gedaagde] het zwijgen op te leggen. Zij heeft slechts bezwaar tegen het publiceren van de naam [man] omdat daarmee ook [kind] herkenbaar is, ook al zou zij in het boek een andere voornaam hebben. [man] is immers een ongebruikelijke naam. Daarmee is de publicatie in strijd met de privacy en de belangen van [kind] .
3.3.
[gedaagde] voert – samengevat en voor zover van belang – het volgende verweer. In de eerste plaats is de rechtbank niet bevoegd en heeft [eiseres] geen spoedeisend belang. Verder stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat [man] hem persoonlijk heeft gevraagd om zijn verhaal naar buiten te brengen. Het was zijn laatste wens en daarom is er geen reden om dat anoniem te doen. Er zijn fouten gemaakt door allerlei instanties, zoals het Omgangshuis en Bureau Jeugdzorg, die aan het licht moeten komen. Indien het verhaal geanonimiseerd zou worden, zou het in de doofpot verdwijnen. Ook de ouders van [man] , die hun verhaal doen, hebben recht om bij naam genoemd te worden. Het anonimiseren van het verhaal is niet in het belang van [kind] , die het recht heeft om het verhaal van haar vader te kennen. Nu hoort zij immers slechts het verhaal van haar moeder. [eiseres] heeft bovendien niet geconcretiseerd wat de vervelende gevolgen voor [kind] zouden kunnen zijn. Zij wordt niet negatief afgeschilderd en er dreigt geen gevaar. Mogelijke publieke aandacht voor haar verdrietige omstandigheden zal niet negatief zijn, aldus steeds [gedaagde] .

4.De beoordeling

Bevoegdheid

4.1.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank niet bevoegd is, nu [gedaagde] in [plaats] woont en dus buiten het arrondissement Amsterdam. De voorzieningenrechter acht zich desalniettemin bevoegd. De publicatie op de blog [blog] was mede vanuit het arrondissement Amsterdam te raadplegen. De vorderingen met betrekking tot het boek zijn gegrond op de stelling dat sprake is van dreigende schade, die zich mede in het arrondissement Amsterdam zal openbaren. Op grond van artikel 102 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is om die reden de rechtbank Amsterdam mede bevoegd. Zoals blijkt uit Rechtbank Den Haag 3 oktober 2014 (ECLI:NL:RBDHA:2014:12937) is voldoende dat de schade zich dreigt voor het doen.
Spoedeisendheid
4.2.
Voldoende aannemelijk is dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. De publicatie is immers gepland op 2 april 2016, zodat geen bodemprocedure zal kunnen worden afgewacht. Overigens wist zij ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding niet dat de publicatiedatum 2 april 2016 zou zijn, maar had zij aanwijzingen (gelet op de e-mail van 30 november 2015 van [gedaagde] , overgelegd als productie 5) dat [gedaagde] het boek op korte termijn zou afronden.
Inhoudelijk
4.3.
Het gaat in deze zaak om een botsing van twee in beginsel gelijkwaardige fundamentele rechten, namelijk aan de zijde van [gedaagde] het recht op vrijheid van meningsuiting en aan de zijde van [eiseres] en [kind] het recht op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer. Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het onderhavige geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval.
4.4.
Het belang van [gedaagde] is dat hij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van [eiseres] is erin gelegen dat haar persoon en de persoon van [kind] niet lichtvaardig worden blootgesteld aan voor hen ongewenste publiciteit omtrent hun privé-gegevens en privé-situatie.
4.5.
[gedaagde] heeft toegezegd geen foto’s van [eiseres] en/of van [kind] te zullen publiceren en hen in het boek alleen onder pseudoniem aan te zullen duiden. In geschil is derhalve de publicatie van de naam [man] . Hoewel [gedaagde] zich in eerste instantie (zie zijn e-mails van 30 oktober en 2 november 2015, 2.9 en 2.10) op het standpunt stelde dat het verhaal van [man] zou worden gebruikt in een breder kader, en dat dit verhaal slechts een voorbeeld is van hoe het kan aflopen bij een vechtscheiding, heeft [gedaagde] ter zitting gesteld dat het in de eerste plaats zijn bedoeling is om het verhaal van [man] naar buiten te brengen, dat het niet gaat om vechtscheidingen in het algemeen, maar om déze vechtscheiding, en dat het de laatste wens van [man] was dat [gedaagde] zijn verhaal naar buiten zou brengen en dat hij die laatste wens wil vervullen.
4.6.
Het verhaal dat [gedaagde] wil vertellen is het verhaal van [man] . Het is echter óók het – zeer persoonlijke – verhaal van [eiseres] en van hun dochter [kind] . De stukken met betrekking tot de echtscheidingsprocedure zijn niet in het geding gebracht, maar duidelijk is dat sprake is geweest van een heftige strijd om het gezag en de zorgregeling met betrekking tot [kind] en dat [kind] onder toezicht is gesteld. Op een kind heeft dit hoe dan ook een bijzonder grote impact en daarbij komt voor [kind] de traumatische ervaring van de zelfmoord van haar vader. Voorstelbaar is dat zij deze privacygevoelige informatie, op dit moment en als zij ouder is, niet met iedereen zal willen delen. Indien de (weinig gangbare) naam [man] in het boek van [gedaagde] wordt opgenomen, is het verhaal makkelijk te herleiden tot [kind] , al wordt in het boek van [gedaagde] voor haar persoon een andere voornaam gebruikt. In het huidige digitale tijdperk zal in de toekomst iedereen haar familiegeschiedenis kunnen terugvinden. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat zijn boek geen negatieve reacties kan oproepen als het treurige verhaal van [kind] bij anderen bekend is, maar dat valt te betwijfelen. Los daarvan is het niet aan [gedaagde] om voor [kind] te beslissen of háár familiegeschiedenis met iedereen wordt gedeeld. Zij zal die keuze zelf moeten kunnen maken.
Dit belang weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder dan het belang van [gedaagde] bij het vermelden van de naam [man] .
Indien het, zoals [gedaagde] in eerste instantie heeft gesteld, erom gaat ‘de zaak- [man] ’ als voorbeeld te gebruiken in een breder kader van vechtscheidingen en om het publiek en de politiek bewust te maken van de fouten die naar zijn mening in dit geval door verschillende instanties zijn gemaakt, valt niet in te zien dat het noodzakelijk is om de naam [man] te noemen om die boodschap over te brengen. Het ter verantwoording roepen van de verschillende instanties is kennelijk reeds gedaan of zal door de familie [man] worden gedaan door middel van het indienen van klachten, zodat ook om die reden het noemen van de naam niet noodzakelijk is.
Indien de insteek is dat [kind] haar vaders kant van het verhaal leert kennen valt evenmin in te zien waarom het noodzakelijk is om de naam [man] te noemen in een boek dat door iedereen kan worden gelezen. Er zijn immers andere manieren om [kind] bekend te maken met haar vaders kant van het verhaal, zonder dat dat verhaal publiekelijk bekend wordt gemaakt. Ook het belang van [gedaagde] om de laatste wens van [man] te vervullen weegt niet op tegen het nadeel dat [kind] mogelijk zal kunnen ondervinden indien haar privé-leven publiekelijk bekend wordt. Bovendien is op geen enkele wijze gebleken dat [gedaagde] het verhaal van [man] niet zou kunnen vertellen zonder het noemen van zijn naam.
4.7.
De afweging van alle omstandigheden van het geval brengt in dit geval mee dat het [gedaagde] moet worden verboden in zijn boek de naam [man] te vermelden. Daarmee wordt de vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] slechts in geringe mate beperkt. Het staat [gedaagde] immers vrij om het verhaal van [man] naar buiten te brengen en zijn mening te geven over het familierechtelijke geschil waarin [man] was betrokken, zolang hij daarbij niet de naam [man] gebruikt. De vorderingen onder I en III zullen dan ook worden toegewezen. Ook de vordering onder V zal worden toegewezen. [gedaagde] heeft met betrekking tot die vordering immers geen toezeggingen gedaan, zodat [eiseres] belang heeft bij de vordering. Bij de vorderingen onder II en IV heeft [eiseres] geen belang, nu [gedaagde] heeft toegezegd zich daarvan te zullen onthouden. Van [gedaagde] , een professional, wordt verwacht dat hij zich aan die toezegging zal houden.
De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
4.8.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.9.
De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] de persoonsgegevens van [kind] [man] openbaar te maken in welke zin dan ook, daaronder begrepen haar (volledige) naam, afkortingen, delen van haar naam, of andere tot de natuurlijke persoon van [kind] herleidbare gegevens,
5.2.
verbiedt [gedaagde] de volledige naam van [man] openbaar te maken, voor zover het een publicatie over echtscheidingen en/of zelfmoord betreft,
5.3.
gebiedt [gedaagde] de op [blog] gepubliceerde artikelen, waarnaar in het lichaam van de dagvaarding wordt verwezen, alsmede de daarop gepubliceerde foto’s van [kind] [man] verwijderd te houden,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 10.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.1, 5.2 en/of 5.3 uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 200.000,- is bereikt,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op:
– € 78,- aan griffierecht en
– € 816,- aan salaris advocaat,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 131,- aan salaris advocaat te vermeerderen met € 68,- en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. L. Oostinga, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2016. [1]

Voetnoten

1.type: LO