In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 augustus 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen de buitenbehandelingstelling van een aanvraag voor een ontheffing voor een ruimtelijke ingreep. Verzoekster, een bedrijf gevestigd te Utrecht, had op 24 maart 2016 een aanvraag ingediend op basis van de Flora- en faunawet. De aanvraag werd niet in behandeling genomen door de staatssecretaris van Economische Zaken, omdat deze niet volledig was. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld bij de rechtbank Midden-Nederland, die de zaak heeft doorgezonden naar de Rechtbank Amsterdam.
Tijdens de zitting op 26 augustus 2016 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat nader onderzoek niet meer nodig was voor de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter oordeelde dat de hersteltermijn van twee weken die aan verzoekster was gegeven, onredelijk kort was, gezien de aard en omvang van de benodigde gegevens. De voorzieningenrechter concludeerde dat verweerder niet in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Daarom werd het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De voorzieningenrechter herstelde het primaire besluit, waardoor de aanvraag van verzoekster weer open viel.
Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.488,- en moest het betaalde griffierecht worden vergoed. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, nu in de hoofdzaak was beslist.