ECLI:NL:RBAMS:2016:5650

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2016
Publicatiedatum
6 september 2016
Zaaknummer
KG ZA 16-627
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing executoriale verkoop in kort geding afgewezen wegens te vroege indiening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 augustus 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en Zorginstituut Nederland. [Eiseres] had een vordering ingesteld tot schorsing van de executoriale verkoop van haar roerende zaken, die door Zorginstituut Nederland was aangekondigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering te vroeg was ingediend, omdat de deurwaarder eerst de gelegenheid moest krijgen om te onderzoeken of beslaglegging op de goederen van [eiseres] gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter wees erop dat het aan de deurwaarder is om te bepalen of er goederen aanwezig zijn die tot verhaal kunnen dienen, en dat [eiseres] de deurwaarder in de gelegenheid had moeten stellen om dit onderzoek uit te voeren.

Tijdens de zitting op 2 juni 2016 had [eiseres] haar vordering gepresenteerd, maar na verder debat trok zij haar vordering in, omdat er geen openbare verkoop zou plaatsvinden. De voorzieningenrechter concludeerde dat [eiseres] geen belang meer had bij haar vorderingen, die zij te vroeg had ingesteld. Bovendien werd vastgesteld dat de deurwaarder op 3 juni 2016 niet tot beslaglegging was overgegaan, wat de vordering van [eiseres] verder ondermijnde.

De voorzieningenrechter heeft [eiseres] in de proceskosten veroordeeld, omdat zij als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. De kosten aan de zijde van Zorginstituut Nederland werden begroot op € 1.435,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat. Het vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/609044 / KG ZA 16-627 MW/MV
Vonnis in kort geding van 19 augustus 2016
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 1 juni 2016,
advocaat mr. R.A.U. Juchter van Bergen Quast te 's-Gravenhage,
tegen
het rechtspersoonlijkheid bezittende
ZORGINSTITUUT NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.J.G. Pieper te Enschede.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Zorginstituut Nederland worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 2 juni 2016 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Zorginstituut Nederland heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. [eiseres] heeft producties in het geding gebracht.
Ter zitting was mr. Juchter van Bergen Quast namens [eiseres] aanwezig.
Aan de zijde van Zorginstituut Nederland was [naam] aanwezig met
mr. Pieper.
Na verder debat is de zaak pro forma aangehouden.
Bij faxbericht van 23 juni 2016 heeft mr. Juchter van Bergen Quast de vordering van [eiseres] tot verbod althans schorsing van de executoriale beslaglegging op haar inboedel ingetrokken. De reden hiervoor is, aldus het faxbericht, dat geen openbare verkoop zal plaatsvinden. Bij het faxbericht is een proces-verbaal van de deurwaarder gevoegd van 3 juni 2016 (“Proces-verbaal van vergeefs beslag op roerende zaken”). Bij faxbericht van 11 juli 2016 heeft mr. Pieper namens Zorginstituut Nederland om vonnis verzocht. Naar aanleiding van twee e-mails van de rechtbank gericht aan mr. Pieper (van 18 en 25 juli 2016) heeft mr. Pieper bij faxbericht van 5 augustus 2016 nogmaals om vonnis verzocht waarin op alle weren van Zorginstituut Nederland wordt beslist.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] geniet een uitkering op grond van de Participatiewet. Zij is onderhuurster van een onzelfstandige woonruimte.
2.2.
[eiseres] had in mei 2016 een schuld aan Zorginstituut Nederland van
€ 1.656,97. Bij brief van 26 mei 2016 heeft de deurwaarder van Zorginstituut Nederland onder meer het volgende geschreven aan [eiseres] :
In bovengenoemd dossier is nog altijd geen (volledige) betaling van u ontvangen.Als de vordering niet tijdig volledig wordt betaald, komt de deurwaarder op onderstaande datum bij u langs om beslag te leggen op uw roerende zaken. Hierna kan een eventuele verkoop van uw zaken plaatsvinden. (…)Datum beslag: vrijdag 03 juni 2016in de ochtend of middag tussen 08.00 en 18.00 uur
Verschuldigd bedrag op dit moment: € 1.656,97
2.3.
Bij de hiervoor genoemde brief is een bijsluiter gevoegd. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
Als u het gehele bedrag niet op tijd aan ons kunt voldoen, dan zal de deurwaarder langskomen om beslag te leggen op uw roerende zaken. Er zal indien noodzakelijk een advertentie in het plaatselijk dagblad worden geplaatst en de executieverkoop van de in beslag genomen zaken zal worden aangekondigd op www.gerechtsdeurwaardersveiling.nl. Hieraan zijn hoge kosten verbonden die voor uw rekening komen.(…)

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] heeft vóór de intrekking – kort gezegd – primair gevorderd Zorginstituut Nederland op straffe van dwangsommen te verbieden tot executoriale beslaglegging op de roerende zaken van [eiseres] over te gaan. Subsidiair is gevorderd de executoriale beslaglegging op te schorten voor een periode van minimaal één maand. In beide gevallen is gevorderd Zorginstituut Nederland te veroordelen in de kosten van dit geding en in de nakosten.
3.2.
[eiseres] stelde hiertoe – samengevat weergegeven – dat zij onvermogend is en veel schulden heeft. Zij heeft de deurwaarder van Zorginstituut Nederland gemeld dat de waarde van haar inboedel te verwaarlozen is (zij bezit slechts een bed en een fiets). De waarde van haar inboedel zou de kosten gemoeid met het beslag (minimaal € 1.000,-) niet overstijgen. Desondanks wenste de deurwaarder het executoriale beslag door te zetten. Nu hiervan geen positieve opbrengst valt te verwachten, levert executie misbruik van recht op. Ook een afweging van alle belangen dient in het voordeel van [eiseres] uit te vallen.
3.3.
Zorginstituut Nederland heeft – samengevat weergegeven – het verweer gevoerd dat ten tijde van de zitting geen enkele executie gaande was. Op 3 juni 2016 zou geen executoriale verkoop van de roerende zaken van [eiseres] plaatsvinden. De deurwaarder heeft slechts aangekondigd op 3 juni 2016 langs te komen met als doel te onderzoeken of in de woning van [eiseres] goederen tot verhaal aanwezig zijn. [eiseres] heeft weliswaar gesteld dat dit niet het geval is, maar het is aan de deurwaarder om hierover te oordelen. [eiseres] had hem hiertoe in de gelegenheid moeten stellen. De deurwaarder dient derhalve eerst een proces-verbaal van beslaglegging op te stellen en pas dan zal blijken of de mogelijke opbrengst een executoriale verkoop rechtvaardigt. [eiseres] heeft haar vordering dan ook te vroeg ingesteld. Om die reden dient zij in de kosten van dit geding te worden veroordeeld.

4.De beoordeling

4.1.
Met Zorginstituut Nederland is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiseres] haar vorderingen in dit kort geding te vroeg heeft ingesteld. Zij vorderde een verbod dan wel schorsing van het leggen van executoriaal beslag, maar zij miskent hiermee dat het aan de deurwaarder is (en niet aan haarzelf) om daarvoor ter plaatse te onderzoeken of het leggen van executoriaal beslag, gezien de kosten die daarmee gemoeid gaan, gerechtvaardigd is. Uit de hiervoor onder 2.2 en 2.3 genoemde brief en bijsluiter volgt dat dit voor [eiseres] ook voldoende duidelijk had moeten zijn. Hierin is immers niet opgenomen dat op 3 juni 2016 tot executoriale verkoop wordt overgegaan, maar enkel tot het leggen van beslag waarna mogelijk executoriale verkoop zou plaatsvinden. Dit oordeel leidt reeds tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] .
4.2.
Overigens volgt uit het na de zitting door de raadsman van [eiseres] toegezonden “Proces-verbaal van vergeefs beslag op roerende zaken” dat de deurwaarder op 3 juni 2016 niet tot beslaglegging is overgegaan. In zoverre heeft [eiseres] dus ook geen belang meer bij toewijzing van haar vorderingen, die zij dan ook heeft ingetrokken.
4.3.
Het faxbericht van 23 juni 2016 waarmee de raadsman van [eiseres] dit kort geding heeft willen intrekken is kennelijk niet in kopie gestuurd naar de raadsman van Zorginstituut Nederland. De raadsman van Zorginstituut Nederland heeft hier nadien terecht tegen geprotesteerd omdat hij hiervan op de hoogte had moeten worden gesteld. Het staat Zorginstituut Nederland vrij om in een dergelijk geval aanspraak te maken op een proceskostenveroordeling. Er zijn immers kosten gemaakt door in kort geding te verschijnen. In dit geval zal [eiseres] dan ook als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moeten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Zorginstituut Nederland worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.435,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Zorginstituut Nederland tot op heden begroot op € 1.435,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2016. [1]

Voetnoten

1.type: MV