In deze zaak hebben verzoekers, die ieder voor één derde eigenaar zijn van woningen in Amsterdam, een bestuurlijke boete van € 24.000,- opgelegd gekregen wegens het zonder vergunning onttrekken van woningen aan de woonruimtevoorraad. De boete is opgelegd op basis van artikel 59 van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2013, die per 1 juli 2015 in werking trad. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen de boetebesluiten en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 28 januari 2016 uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de verwijzing naar de artikelen 7 en 30 van de oude Huisvestingswet in de boetebesluiten onjuist is, omdat het verbod op woningonttrekking in de nieuwe Huisvestingswet 2014 is neergelegd in artikel 21. Dit gebrek kan niet meer worden hersteld in bezwaar, waardoor de voorzieningenrechter van oordeel is dat de bestreden besluiten naar verwachting niet zullen standhouden. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt toegewezen, en de bestreden besluiten worden geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekers.