In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een dakterras op het dak van een pand in Amsterdam. Eiseres, een vrouw uit Hoofddorp, had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning, maar deze werd geweigerd door het algemeen bestuur van de bestuurscommissie West van de gemeente Amsterdam. De weigering was gebaseerd op strijd met het bestemmingsplan Westerpark Zuid, dat voorschrijft dat dakterrassen alleen zijn toegestaan op platte daken. De rechtbank oordeelde dat de hellingshoek van het dak van eiseres, die 6 graden bedraagt, niet voldoet aan de eis van een plat dak, waarvoor een maximale hellingshoek van 4 graden geldt. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit vanwege een motiveringsgebrek, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat er geen zwaarwegende omstandigheden waren die een afwijking van het bestemmingsplan rechtvaardigden. Eiseres had ook een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, maar dit werd door de rechtbank afgewezen, omdat verweerder had aangetoond dat de door eiseres aangehaalde vergelijkbare gevallen niet rechtens vergelijkbaar waren. De rechtbank concludeerde dat de beslissing van verweerder om de vergunning te weigeren niet onredelijk was en dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand konden blijven. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed, maar er werden geen proceskosten toegewezen.