ECLI:NL:RBAMS:2016:622

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2016
Publicatiedatum
12 februari 2016
Zaaknummer
CV EXPL 15-22597
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis en ontvankelijkheid van het verzet in civiele procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 8 februari 2016 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid genaamd Lindorff BV, had verzet aangetekend tegen een verstekvonnis dat op 13 september 2006 was gewezen. Dit verstekvonnis was uitgesproken tegen de eiser, die in deze procedure als gedaagde in verzet optreedt. De eiser betwistte de ontvankelijkheid van het verzet, omdat hij stelde dat hij niet tijdig op de hoogte was gesteld van het verstekvonnis. De kantonrechter oordeelde dat de verzettermijn pas aanvangt na betekening van het vonnis aan de gedaagde in persoon of na een daad van bekendheid met de inhoud van het vonnis. De rechter concludeerde dat de eiser pas op 6 juli 2015 bekend was met de inhoud van het vonnis, waardoor het verzet dat op 3 augustus 2015 was ingesteld, tijdig was. De kantonrechter oordeelde vervolgens inhoudelijk over de oorspronkelijke vordering van Lindorff, die de vordering van KPN had overgenomen. De rechter stelde vast dat de eiser niet had aangetoond dat hij een overeenkomst met KPN had gesloten, waardoor de vordering van Lindorff werd afgewezen. Lindorff werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, met uitzondering van de kosten voor het uitbrengen van de verzetdagvaarding, die voor rekening van de eiser kwamen. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 4400023 CV EXPL 15-22597
vonnis van: 8 februari 2016
fno.: 560

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
eiser in verzet,
nader te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. A. Sarioglu,
t e g e n

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Lindorff BV,

gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in verzet,
nader te noemen: Lindorff,
gemachtigde: BSR Incasso & Gerechtsdeurwaarders.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • oorspronkelijke dagvaarding van 11 augustus 2006;
  • verstekvonnis van 13 september 2006
  • verzet-dagvaarding van 3 augustus 2015;
  • instructievonnis;
  • akte “exceptie van onbevoegdheid” van Lindorff;
  • antwoordakte van [eiser] , met producties;
  • akte uitlating producties van Lindorff;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
Bij vonnis van 13 september 2006 (kenmerk CV EXPL 06-25020), gewezen bij verstek van [eiser] , is [eiser] door de kantonrechter alhier veroordeeld om aan de besloten vennootschap KPN Mobile The Netherlands BV (hierna: KPN) € 2.491,91 aan hoofdsom, € 300,00 aan buitengerechtelijke kosten en € 24,53 aan rente te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 11 augustus 2006. [eiser] is daarnaast veroordeeld in de proceskosten.
1.2.
Bij exploot van 13 oktober 2006, dat niet aan [eiser] in persoon is uitgereikt, is voormeld vonnis aan [eiser] betekend.
1.3.
KPN heeft haar vordering aan Lindorff gecedeerd.
1.4.
Bij brief van 23 juni 2015 heeft de gemachtigde van Lindorff aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag van € 4.492,07, onder verwijzing naar een vonnis. In de brief is vermeld dat het vonnis waar het om gaat is bijgevoegd.
1.5.
Op 26 juni 2015 heeft [eiser] telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van Lindorff. Per e-mail van gelijke datum heeft de gemachtigde van Lindorff het vonnis aan [eiser] gestuurd.
1.6.
[eiser] heeft per brief van 6 juli 2015 aan de gemachtigde van Lindorff de ontvangst van het vonnis bevestigd en medegedeeld dat hij niet de persoon kan zijn die op het vonnis als gedaagde is vermeld.
1.7.
Per e-mail van 31 juli 2015 heeft de advocaat van [eiser] aan de gemachtigde van Lindorff om toezending van de processtukken verzocht, waaronder de inleidende dagvaarding. De stukken zijn naar de advocaat van [eiser] gestuurd.

Standpunten van partijen

2. [eiser] vordert dat hij bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden ontheven van de veroordeling die tegen hem is uitgesproken bij het onder 1.1 bedoelde vonnis en om de vordering alsnog af te wijzen.
3. Lindorff heeft zich op het standpunt gesteld dat [eiser] niet ontvankelijk moet worden verklaard in het verzet, omdat dit niet tijdig is gedaan. Mocht worden geoordeeld dat het verzet wel tijdig is ingesteld, dan verzoekt Lindorff om alsnog een conclusie van antwoord in verzet te mogen nemen.
4. [eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzet tijdig is gedaan. Hij heeft betwist dat hij een overeenkomst met KPN heeft gesloten.

Beoordeling

5. De eerste vraag die moet worden beantwoord is of het verzet tijdig is ingesteld. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de verzettermijn aanvangt na de betekening van het vonnis aan de gedaagde partij in persoon dan wel nadat de gedaagde partij een daad heeft gepleegd waaruit bekendheid met de inhoud van het verstekvonnis blijkt. Achterliggende gedachte hiervan is dat een partij de gelegenheid moet worden geboden om zich te verweren tegen een veroordeling die jegens die partij is uitgesproken. Dat kan alleen als die partij van de inhoud van die veroordeling op de hoogte is. Bij een betekening van het vonnis in persoon wordt aangenomen dat gedaagde ook van de inhoud van het vonnis op de hoogte is.
6. Vast staat dat het vonnis niet in persoon aan [eiser] is betekend. Derhalve zal moeten worden bezien wanneer [eiser] een daad heeft gepleegd waaruit kan worden afgeleid dat hij van de inhoud van het vonnis op de hoogte was. Enkel bekendheid over het bestaan van een verstekvonnis is dus niet voldoende.
7. Het voorgaande betekent dat het feit dat [eiser] op 26 juni 2015 telefonisch contact heeft opgenomen met de gemachtigde van Lindorff naar aanleiding van de brief van 23 juni 2015 niet voldoende is om de verzettermijn te doen aanvangen. [eiser] heeft betwist dat het vonnis bij de brief was gevoegd en Lindorff heeft niet gesteld, laat staan geconcretiseerd, dat [eiser] in het telefoongesprek uitlatingen heeft gedaan op grond waarvan zou kunnen worden verondersteld dat hij op dat moment bekend was met de inhoud van het vonnis. Tot enige bewijslevering met betrekking tot de inhoud van het telefoongesprek wordt dan ook niet toegekomen. Ook het feit dat het vonnis op 26 juni 2015 naar [eiser] per e-mail is gestuurd heeft de verzettermijn niet per die datum doen aanvangen, omdat niet kan worden aangenomen dat de betreffende mail ook meteen is gelezen.
8. De eerste daad van bekendheid van [eiser] met de inhoud van het vonnis blijkt naar het oordeel van de kantontrechter uit diens brief van zes juli 2015. Dit leidt ertoe dat het verzet, dat op 3 augustus 2015 is gedaan, tijdig is ingesteld. [eiser] kan dan ook in het verzet worden ontvangen.
9. Thans dient de oorspronkelijke vordering van KPN, thans Lindorff, inhoudelijk te worden beoordeeld. Lindorff krijgt niet alsnog de gelegenheid om een inhoudelijke conclusie te nemen, omdat de procesorde zich daartegen verzet. In het instructievonnis is vermeld dat Lindorff kan reageren op de standpunten van [eiser] . Dat betekent dat Lindorff ook had moeten reageren op het inhoudelijke verweer dat [eiser] heeft gevoerd. Dat Lindorff ervoor heeft gekozen om enkel te debatteren over de ontvankelijkheid van het verzet komt voor haar rekening. De stellingen zullen derhalve worden beoordeeld op grond van de in het geding zijnde processtukken.
10. [eiser] heeft bestreden dat hij een overeenkomst met KPN heeft gesloten. Tegenover dit verweer kan de algemene stelling in de oorspronkelijke dagvaarding dat [eiser] een overeenkomst heeft gesloten met KPN en dat laatstgenoemde een 06-nummer aan [eiser] ter beschikking heeft gesteld, geen stand houden. Dit betekent dat de (destijds door KPN in de dagvaarding gestelde) overeenkomst niet is komen vast te staan. Het verzet is gegrond en de vordering moet alsnog worden afgewezen.
11. Lindorff dient als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten te worden belast, met dien verstande dat de kosten voor het uitbrengen van de verzetdagvaarding voor rekening van [eiser] komen.

BESLISSING

De kantonrechter:
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het verstekvonnis dat op 13 september 2006 met kenmerk CV EXPL 06-25020 tussen partijen gewezen is;
wijst de vordering van Lindorff af;
veroordeelt Lindorff in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 350,00 aan salaris voor de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief BTW;
veroordeelt Lindorff tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en Lindorff niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 februari 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.