ECLI:NL:RBAMS:2016:6317

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2016
Publicatiedatum
10 oktober 2016
Zaaknummer
EA 16-833
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gebrek aan belang

In deze zaak heeft Nissan Motor Parts Center B.V. op 12 juli 2016 een verzoekschrift ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], die sinds 1 november 2008 in dienst was als Warehouse Worker. Het verzoek volgde op een ontslag op staande voet, dat was gegeven op 2 juli 2016, nadat [verweerder] 37 injectoren had meegenomen uit het bedrijf. Nissan stelde dat [verweerder] door zijn handelen ernstig verwijtbaar had gehandeld, wat een verstoorde arbeidsverhouding tot gevolg had.

De mondelinge behandeling vond plaats op 14 september 2016, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De kantonrechter oordeelde dat het verzoek tot ontbinding voorwaardelijk was, afhankelijk van de rechtsgeldigheid van het ontslag. [verweerder] had echter niet binnen de gestelde termijn van twee maanden na het ontslag een procedure gestart om het ontslag aan te vechten. Hierdoor was de termijn verstreken en kon het ontslag niet meer worden aangetast.

De kantonrechter concludeerde dat Nissan geen belang meer had bij het voorwaardelijke verzoek tot ontbinding, aangezien het ontslag definitief was geworden. Het verzoek werd afgewezen wegens gebrek aan belang, maar de proceskosten werden gecompenseerd, omdat er op het moment van indiening van het verzoekschrift nog wel een belang aan de zijde van Nissan bestond. De beslissing werd gegeven door kantonrechter C. von Meyenfeldt op 22 september 2016.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: EA 16-833
beschikking van: 22 september 2016
func.: 178

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

Nissan Motor Parts Center B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
nader te noemen Nissan,
gemachtigde: mr. J.L. van Schouten,
t e g e n

[verweerder] ,

wonende te [plaats] ,
verweerder,
nader te noemen [verweerder] ,
verschenen in persoon.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Nissan heeft op 12 juli 2016 een verzoekschrift met bijlagen ingediend houdende een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is mondeling behandeld ter terechtzitting van 14 september 2016. Nissan is verschenen bij gemachtigde. [verweerder] is in persoon verschenen. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. Beschikking is bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Uitgegaan wordt van het volgende.
1.1.
[verweerder] , geboren op [datum] , is sedert 1 november 2008 in dienst van Nissan en is laatstelijk werkzaam in de functie van Warehouse Worker. Het bruto salaris bedraagt € 1.941,00 per maand exclusief vakantietoeslag.
1.2.
Op 2 juli 2016 hebben medewerkers van Nissan tijdens een visitatie 37 aan Nissan toebehorende injectoren in de tas van [verweerder] aangetroffen. Daarop heeft Nissan [verweerder] op staande voet ontslagen. Dit ontslag heeft Nissan bij brief van 4 juli 2016 aan [verweerder] bevestigd. In deze brief wordt – samengevat – diefstal en/of verduistering van 37 stuks injectoren, als dringende reden voor het ontslag genoemd.

Verzoek en verweer

2. Nissan verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel e, dan wel g van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3. Nissan stelt hiertoe dat [verweerder] door de gepleegde diefstal/verduistering ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, zodat van Nissan niet verwacht kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, dan wel is er ten gevolge van het gebeurde sprake van een verstoorde arbeidsverhouding, zodat ook om die reden de arbeidsovereenkomst niet in stand kan blijven.
4. [verweerder] heeft de feiten met betrekking tot het meenemen van de injectoren erkend en gezegd dat het dom is geweest wat hij heeft gedaan.

Beoordeling

5. Het betreft een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, namelijk voor zover ooit in rechte zou komen vast te staan dat het ontslag ten onrechte is gegeven, in welk geval de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht zou herleven. Daarvan kan alleen sprake zijn indien [verweerder] het ontslag in rechte aanvecht.
6. Indien [verweerder] het ontslag had willen aanvechten had hij op grond van artikel 686a lid 4 onder a onderdeel 2 BW daartoe een verzoek aan de kantonrechter moeten doen, binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst door het gegeven ontslag is geëindigd, op straffe van verval van bevoegdheid om een dergelijk verzoek te doen.
7. Het ontslag is op 2 juli 2016 gegeven. Dat betekent dat, indien [verweerder] de rechtsgeldigheid van het ontslag had willen aanvechten, hij uiterlijk 2 september 2016 een procedure bij de kantonrechter had moeten starten. Het ontbindingsverzoek is op 12 juli 2016 ingekomen. Daarop is een zitting bepaald op 24 augustus 2016 welke op verzoek van de gemachtigde van Nissan is verplaatst en opnieuw is bepaald op 12 september 2016. Dat betekent dat ten tijde van die zitting de termijn voor [verweerder] om een procedure te starten was verstreken. Desgevraagd heeft de gemachtigde van Nissan bevestigd dat [verweerder] geen procedure heeft gestart.
8. Het bovenstaande betekent dat op het moment van de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek het ontslag niet meer kon worden aangetast. Dat wil zeggen dat op dat moment het einde van de arbeidsovereenkomst onvoorwaardelijk en definitief was. Nissan had dus na 2 september 2016 geen belang meer bij een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, daar vanaf dat moment vaststond dat aan de voorwaarde (vernietiging ontslag bij rechterlijke uitspraak) niet meer zou worden voldaan. Hoewel de gemachtigde van Nissan ter zitting heeft verklaard dat in zaken als deze er in het algemeen nog steeds een belang is voor een voorwaardelijke ontbinding, is dat belang in het onderhavige geval er in ieder geval niet meer. Nissan had het verzoek dan ook voor zitting in kunnen trekken. Nu dit niet is gebeurd wordt het verzoek afgewezen wegens gebrek aan belang.
9. Hoewel het verzoek wordt afgewezen worden de proceskosten gecompenseerd, daar op datum indiening van het verzoekschrift er nog wel een belang aan de zijde van Nissan bestond.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
compenseert de kosten aldus dat elk der partijen de eigen kosten draagt;
Aldus gegeven door mr. C. von Meyenfeldt, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 september 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.