Uitspraak
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 4918909 CV EXPL 16-9433
vonnis van: 21 oktober 2016
fno.: 609
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: J.J. Maarleveld
t e g e n
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M.A.J. Jansen
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De kantonrechter heeft acht geslagen op de volgende processtukken en proceshandelingen:
- de dagvaarding van 3 maart 2016 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- een brief van [eiser]
- het instructievonnis van 17 juni 2016;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek;
- de dagbepaling van het vonnis;
- een brief van [eiser] met verzoek comparitie dan wel nadere conclusie;
- een reactie hierop van [gedaagde] ;
- de rolmededeling van 2 september 2016.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[gedaagde] is eigenaar van [manege] (hierna: de manege).
1.2.
[gedaagde] was eigenaar van het paard “ [paard] ”, ook genaamd [paard] , dat in de manege gestald stond.
1.3.
Op 12 mei 2015 zijn partijen, waarvan [gedaagde] vertegenwoordigd werd door [manegehouder] (hierna: [manegehouder] ), manegehouder, overeengekomen dat [gedaagde] [paard] tegen een bedrag van € 6.400,00 zou verkopen onder de voorwaarde dat [paard] (in ieder geval) klinisch gezond was. Bij de prijs was inbegrepen de huur voor de stal tot 1 juni 2015.
1.4.
[paard] is op 13 mei 2015 gekeurd door een dierenarts en deze arts heeft klinisch en röntgenologisch geen medische bezwaren gevonden.
1.5.
Op 15 mei 2015 is een aanvraagformulier voor onderzoek naar genetische aandoeningen verzonden aan een bedrijf te Duitsland.
1.6.
[eiser] heeft op 18 mei 2015 € 6.400,00 aan [gedaagde] overgemaakt.
1.7.
[gedaagde] heeft op 19 mei 2015 de zogenoemde AQHA stemboom en het AQHA transfer report afgeleverd bij [manegehouder] . Op het transfer report heeft [gedaagde] bij verkoper zijn eigen gegevens ingevuld. Bij de vraag naar de datum van de verkoop heeft hij 19 mei 2015 ingevuld.
1.8.
[manegehouder] heeft op 19 mei 2015 aan [eiser] een bericht met de navolgende inhoud gestuurd: “ [gedaagde] heeft de papieren langs gebracht, kom je even langs om het in orde te maken?”
1.9.
[eiser] heeft in reactie hierop aan [manegehouder] bericht dat dat fijn was.
1.10.
[eiser] is op 19 mei 2015 ’s-avonds op de manege verschenen. [manegehouder] en [eiser] zijn elkaar misgelopen.
1.11.
Op 20 mei 2015 kreeg [paard] hevige koliek. [manegehouder] heeft direct een dierenarts geraadpleegd, waarna [paard] naar de Universitaire Kliniek te Utrecht is gebracht. De dierenarts aldaar heeft gesteld dat er twee opties zijn: opereren waarvan de kosten € 4.000,00 - € 6.500,00 zouden zijn, met een overlevingskans van maximaal 30%, dan wel inslapen. Besloten is om [paard] te laten inslapen.
1.12.
[manegehouder] heeft op 22 mei 2015 aan [eiser] de stamboom en het transfer report overhandigd. Ook heeft [eiser] die dag het resultaat van de genetische test voor 4 van de 5 aandoeningen ontvangen. De uitslag van de laatste test is op
28 mei 2015 ontvangen.
1.13.
In een niet door partijen ondertekend verkoopcontract paarden staat dat bij de artikelen 5.1. en 6.2. het volgende:
“5.1. Het bedrag van € 6.400,00 zal op 18-05-2015 betaald zal worden door de koper per bank. De verkoper zal na ontvangst van het geld de stamboek papieren, paspoort en transfer rapport geheel ingevuld overhandigen aan de koper of tussen persoon namens [manegehouder] .” en
“6.2. De verkoper zal verantwoordelijk blijven voor het paard tot het paard betaald is en de papieren overhandigd zijn aan de koper.”
1.14.
[manegehouder] heeft op 11 juni 2015 per e-mail aan [eiser] bericht: “Ten eerste antwoord op je vraag: Ja ik wilde na ontvangst van de papieren even om de tafel zitten om de overdracht van de papieren te doen en je uit te leggen hoe je deze papieren op je naam kan krijgen. Daarnaast vul je dan een huurovereenkomst in voor je stal met al jou gegevens er op. Je had van mij ook een kwitantie gekregen als bewijs dat [gedaagde] het geld ontvangen heeft. (…) Ik heb je dinsdag op de hoogte gesteld dat dat [gedaagde] de papieren incl transfer report ingeleverd had bij mij en ik ben er toen van uit gegaan de je in de avond even langs zou komen om deze in ontvangst te nemen. We zijn elkaar toen mis gelopen wat normaal helemaal geen probleem zou zijn, toen wilde ik het ook de dag er na, woensdag doen. (…)”
Vordering
2. [eiser] vordert na wijziging en vermeerdering van eis bij conclusie van repliek:
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 6.400,00 aan hoofdsom, € 960,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente;
voor recht te verklaren dat het paard [paard] ten tijde van de medische behandeling op 20 mei 2015 voor risico van [gedaagde] komt;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van de medische kosten van het paard van € 841,63, vermeerderd met de wettelijke rente.
3. [eiser] stelt dat sprake is van wanprestatie van de zijde van [gedaagde] omdat [gedaagde] in gebreke is gebleven bij de levering van het paard. Nu [gedaagde] niet meer kon nakomen was hij vanaf de datum van het overlijden van het paard in verzuim. [eiser] stelt de koop te hebben ontbonden (en doet dat naar hij stelt ten overvloede ook bij deze) en stelt dat aldus primair een ongedaanmakingsverplichting ontstaat tot de terugbetaling van de koopprijs en subsidiair een schadevergoedingsplicht ter hoogte daarvan.
4. Bij levering van een roerende zaak, als hier aan de orde, geschiedt de levering door het verschaffen van het bezit van de zaak. Hier is sprake van een levering longa manu, waarbij de houder dezelfde blijft en de bezitter-eigenaar wisselt. Gelet op de artikel 3:94 en 3:95 BW diende de levering diende per akte te geschieden. Op 20 mei 2015 was tussen partijen nog niets schriftelijk overeengekomen. [eiser] en [manegehouder] waren in de veronderstelling dat partijen later die week bij elkaar zouden komen om nog een contract te tekenen. Op dat moment zouden de officiële documenten worden ondertekend. Dat die documenten al op 19 mei 2015 aan [manegehouder] waren overhandigd doet daar niet aan af omdat [manegehouder] [gedaagde] vertegenwoordigd en niet [eiser] .
5. [manegehouder] heeft een standaard koopcontract opgesteld. Hierin staat bij artikel 6.2 dat de verkoper verantwoordelijk voor het paard zal blijven tot het paard betaald is en de papieren overhandigd zijn. In de onderhavige situatie waren de papieren niet overhandigd.
6. [eiser] stelt subsidiair dat, als de rechtbank van oordeel is dat door het leveren van de papieren op 19 mei 2015 aan [manegehouder] geleverd is, die levering eenzijdig is en niet door [eiser] is aanvaard. Er was geen enkele communicatie tussen 19 mei 2015 en de ochtend van 20 mei 2015 waarop [paard] ziek werd en overleed. Een beroep op artikel 5 van de koopovereenkomst slaagt niet omdat [eiser] , net als [manegehouder] in de veronderstelling verkeerde dat partijen later die week nog bij elkaar zouden komen en dat dan ook de papieren overhandigd zouden worden. [eiser] beroept zich bij conclusie van repliek (ook) op contact met [manegehouder] via face-book.
7. [eiser] stelt meer subsidiair dat hij op 19 mei 2015 niet bekend was met transfer report en dat hij dit stuk pas op 22 mei 2015 heeft ontvangen. [eiser] stelt ook niet daarvoor de levering de levering van het stuk te hebben aanvaard.
8. [eiser] heeft na ontvangst van de conclusie van dupliek verzocht om een comparitie van partijen dan wel hem toe te laten voor een (korte) nadere conclusie. Hij stelt hiertoe dat de bewijslast van de belangrijkste stelling in deze zaak bij gedaagde ligt en niet bij eiser, zodat de partij belast met de bewijslast steeds als laatste ‘aan het woord is geweest’. Daardoor zou het beginsel van hoor en wederhoor in het gedrang kunnen komen. [gedaagde] heeft in zijn conclusie van dupliek een nieuwe onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat het paard is geleverd omdat volgens hem uit de facebookberichten een tweezijdige verklaring voor het overgang van bezit blijkt. [eiser] verzoekt de gelegenheid te krijgen te betwisten dat een dergelijke verklaring sprake is.
Verweer
9. [gedaagde] verweert zich tegen de vordering en voert het volgende aan. Hij is eigenaar van een manege. Hij verkoopt incidenteel, eens in de drie jaar, een paard. Hij is dus geen handelaar.
10. De voorwaarde voor de koop was goedkeuring van de dierenarts en niet ook de genetische keuring. [eiser] wilde zo’n keuring wel maar deze was niet een voorwaarde voor de koop. [eiser] wilde op [paard] gaan rijden en hij heeft het paard niet gekocht om mee te fokken.
11. Op 13 mei 2015 heeft de dierenarts [paard] goedgekeurd. Hiermee was aan de voorwaarde voor de koop voldaan en was de koop definitief geworden.
12. Op 13 mei 2015 heeft [eiser] [manegehouder] gevraagd of hij per bank kon betalen. [manegehouder] heeft dit gevraagd aan [gedaagde] , die akkoord hiermee akkoord is gegaan. [manegehouder] heeft dit op 14 mei 2015 medegedeeld aan [eiser] . [eiser] wilde eerst pas betalen na de uitslag van de genetische keuring, maar [manegehouder] heeft aan hem medegedeeld dat dit niet de afspraak was.
13. [gedaagde] heeft op 19 mei 2015, nadat hij de betaling van [eiser] had ontvangen, de stamboompapieren, het paspoort en het transfer report aan [manegehouder] overhandigd. Het transfer report is een formulier waarmee de eigenaar afstand doet van het paard en daarvoor tekent. De koper hoeft niets te tekenen; hij vult zijn naam in en stuurt het formulier naar het stamboek. [gedaagde] stelt primair dat hij door overhandiging van de hiervoor genoemde papieren aan [manegehouder] , mededeling van de overdracht heeft gedaan en dat hij hiermee het bezit van het paard aan [eiser] heeft verschaft. Een tweezijdige verklaring is niet vereist.
14. [gedaagde] stelt subsidiair dat de goederenrechtelijke overeenkomst op 19 mei 2015 is gesloten door de mededeling van [manegehouder] aan [eiser] dat [gedaagde] de stukken aan haar heeft afgegeven. Vervolgens heeft [manegehouder] [eiser] verzocht om de papieren in orde te maken, hetgeen [eiser] heeft bevestigd. Hiermee heeft [eiser] de overdracht van [paard] aan [manegehouder] medegedeeld en is het bezit van [paard] op 19 mei 2015 aan hem verschaft.
15. [gedaagde] stelt meer subsidiair dat het bezit van het paard in de ochtend van 20 mei 2015 alsnog aan [eiser] is verschaft door erkenning van de overdracht door [manegehouder] . Uit de feiten blijkt dat zij de mededeling heeft gedaan door [eiser] naar de stal te laten komen op het moment dat [paard] ziek was en met hem en het paard naar de dierenkliniek is gegaan. [gedaagde] heeft met de inbezitneming van [eiser] per telefoon ingestemd toen [manegehouder] hem over de situatie belde. Dat [eiser] op dat moment reeds eigenaar was van het paard blijkt ook uit de tenaamstelling van de facturen van de dierenartsen, die door [eiser] zijn betaald.
16. Ten aanzien van de stelling van [eiser] dat hij eerst op 22 mei 2015 kennis heeft genomen van het transfer report stelt [gedaagde] dat uit dit stuk blijkt dat [gedaagde] op 19 mei 2015 heeft getekend voor afstand van het paard. De omstandigheid dat [eiser] na ontvangst van het transfer report zijn naam nog moest invullen en het report moest toesturen aan het stamboek doet daar niet aan af.
17. Het kan zijn dat [eiser] de genetische keurig alsnog als voorwaarde heeft willen bedingen, maar [manegehouder] heeft verklaard dat zij heeft geweigerd dit aan [gedaagde] voor te leggen. [gedaagde] stelt dat hij daarmee dan ook nooit akkoord is gegaan. Vervolgens heeft [eiser] de koopsom betaald. Hiermee is hij de koopovereenkomst gaan uitvoeren. Een verdere erkenning van [eiser] is te vinden waar hij stelt dat hij op 22 mei 2015 de papieren en het transfer report heeft ontvangen en dus op die dag een dood paard geleverd heeft gekregen. Hiermee bevestigt [eiser] dat de koopovereenkomst reeds was uitgevoerd en hij de uitslag van de genetische keuring voor de koop niet van belang vond.
18. Het verkoopcontract is niet ondertekend. [eiser] heeft voorafgaand aan de koop en tot nu toe niet eens kennisgenomen van de inhoud. Dat maakt dat het verkoopcontract toepassing mist. Partijen hebben ervoor gekozen een/het verkoopcontract terzijde te laten en de verbintenisrechtelijke kant van de koop te laten regelen door de wet.
19. [gedaagde] stelt bij conclusie van dupliek dat [eiser] zich bij conclusie van repliek beroept op nieuwe feiten, namelijk facebook correspondentie tussen [eiser] en [manegehouder] . Vervolgens wijst [gedaagde] zelf op andere facebook correspondentie tussen [eiser] en [manegehouder] . Ten aanzien van de bezitsverschaffing stelt [gedaagde] nog dat hiervoor niet nodig is dat [eiser] het transfer report en andere stukken in ontvangst diende te nemen. [gedaagde] heeft op het moment dat hij het transfer report inleverde redelijkerwijs mogen aannemen dat [eiser] volmacht aan [manegehouder] had verleend om deze namens hem in ontvangst te nemen. Het transfer report is geen akte maar een administratief toebehoren bij het paard.
20. [gedaagde] biedt zo nodig bewijs aan door het horen van [manegehouder] als getuige.
Beoordeling
21. Vooreerst wordt overwogen dat Boek 7 titel 1 BW – koop en ruil – op de onderhavige situatie van toepassing is nu [gedaagde] eigenaar van de manege is waar [paard] stond gestald en hij met de verkoop van [paard] heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf en [eiser] een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
22. Tussen partijen is in geschil of en zo ja wanneer overdracht van het paard [paard] van [gedaagde] aan [eiser] heeft plaats gehad.
23. [eiser] heeft op 18 mei 2015 aan zijn verplichting als koper voldaan door op die dag de koopsom aan [gedaagde] te voldoen. Op [gedaagde] rust de verplichting om de verkochte zaak over te dragen aan [eiser] . Voor overdracht in het onderhavige geval is op grond van artikel 3:115 BW nodig dat de derde, die de zaak voor de vervreemder hield, en haar na de overdracht voor de ontvanger houdt, de overdracht heeft erkend, dan wel de vervreemder of de verkrijger de overdracht aan hem heeft medegedeeld.
24. [gedaagde] heeft na ontvangst van de koopsom op 19 mei 2015 een transfer report ingevuld en dit rapport, tezamen met andere stukken, afgegeven aan [manegehouder] . [manegehouder] heeft vervolgens op diezelfde dag aan [eiser] bericht dat zij de hiervoor genoemde stukken van [gedaagde] heeft ontvangen en [eiser] heeft de ontvangst van dit bericht bevestigd. Hiermee is voldaan aan het bepaalde in artikel 3:115 BW voor wat betreft de mededeling van [gedaagde] aan [manegehouder] en de bevestiging van ontvangst van die mededeling door [eiser] . De omstandigheid dat [eiser] op 19 mei 2016 het transfer report nog niet in zijn bezit had, doet aan de levering van [paard] aan [eiser] niet af. Ook de omstandigheid dat [eiser] en [manegehouder] er op 19 mei 2015, na dat duidelijk was dat ze elkaar waren misgelopen, later in de week zouden treffen om onder andere het transfer report en andere stukken te overhandigen, kan niet leiden tot het oordeel dat het bezit van [paard] niet al op 19 mei 2015 aan [eiser] is over gegaan. Hierbij acht de kantonrechter mede van belang dat de hiervoor bedoelde papieren daadwerkelijk aan [manegehouder] , de derde, waren geleverd en [manegehouder] , na overdracht van [paard] aan [eiser] , [paard] voor [eiser] zou gaan houden. Uit het vorenstaande volgt dat het bezit van [paard] op 19 mei 2015 is overgegaan op [eiser] . De vorderingen van [eiser] , die van een andere stelling uitgaan, ontberen hierdoor een deugdelijke grond en worden dan ook afgewezen.
25. Het vorenstaande brengt met zich dat voor een comparitie van partijen als door [eiser] verzocht geen aanleiding bestaat. Ook wordt geen aanleiding gezien [eiser] in de gelegenheid te stellen te reageren op het door [gedaagde] bij conclusie van dupliek gestelde ten aanzien van facebookberichten.
26. Gelet op de uitkomst van de procedure word [eiser] veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [gedaagde] .
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot worden op € 500,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [eiser] tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.