ECLI:NL:RBAMS:2016:7288

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2016
Publicatiedatum
9 november 2016
Zaaknummer
C/13/616408 / KG ZA 16-1185 AB/MV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod uitzending televisieprogramma in verband met persoonlijke levenssfeer

In deze zaak vordert een deelnemer aan het televisieprogramma 'Mr. Frank Visser doet uitspraak' een verbod op de uitzending van een aflevering waarin zijn conflict met zijn buren wordt behandeld. De voorzieningenrechter heeft op 9 november 2016 geoordeeld dat de vrijheid van meningsuiting zwaarder weegt dan het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de eiser. De eiser, die zich had aangemeld voor het programma in verband met een conflict met zijn buren, stelde dat het bindend advies dat in het programma werd gegeven onredelijk was en dat hij onder druk had getekend. De rechter oordeelde echter dat de eiser voldoende geïnformeerd was over de gevolgen van zijn deelname en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij onder druk stond. De rechter weegt de belangen van de partijen en concludeert dat de uitzending niet onrechtmatig is. De vorderingen van de eiser worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/616408 / KG ZA 16-1185 AB/MV
Vonnis in kort geding van 9 november 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 18 oktober 2016,
advocaat mr. I. Heijselaar te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SBS BROADCASTING B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VINCENT TV PRODUCTIES B.V.,
beide gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. E.A. Wentink-Quelle te Ouderkerk aan de Amstel.
Partijen zullen hierna [eiser] , SBS en Vincent TV worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 26 oktober 2016 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. SBS en Vincent TV hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Ter zitting was [eiser] aanwezig met mr. Heijselaar. Namens SBS en Vincent TV was [naam] aanwezig met mr. Wentink-Quelle.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft zich in verband met een langlopend conflict met zijn buren ( [buurman] en [buurvrouw] , hierna in enkelvoud [buren] ) begin april 2016 aangemeld voor het televisieprogramma “Mr. Frank Visser doet uitspraak”. In dit programma treedt mr. F.M. Visser op als bindend adviseur. Het programma wordt geproduceerd door Vincent TV en uitgezonden door SBS.
2.2.
SBS en Vincent TV hebben als productie V een Voorlopig bindend adviesovereenkomst in het geding gebracht waarin staat dat die op 6 april 2016 door [eiser] en [buren] is ondertekend. In deze overeenkomst is opgenomen dat partijen verklaren het Reglement Bindend Advies Mr. Frank Visser Doet Uitspraak (hierna het reglement) te hebben ontvangen. Als productie VI hebben SBS en Vincent TV de Bindend Advies Overeenkomst in het geding gebracht die is ondertekend op 14 juni 2016. Hierin is opgenomen dat partijen zich onderwerpen aan het reglement en dat zij verklaren een kopie daarvan te hebben ontvangen.
2.3.
Artikel 17 van het reglement luidt als volgt:
“Openbaarmaking
1. Partijen geven de producent en de zender toestemming voor het maken en (her)uitzenden van alle opnames die door de producent in het kader van het programma zijn gemaakt. Deze toestemming wordt geacht mede betrekking te hebben op aankondiging(en) in de media. Het staat de producent en de zender vrij deze opnames samen te vatten op de wijze die hen goeddunkt. (…)3. De producent noch de zender kunnen door partijen worden gedwongen opnames al dan niet uit te zenden, of om dit op een bepaalde wijze te doen.
(…)”
2.4.
Op 22 april 2016 heeft mr. Visser mondeling zijn bindend advies gegeven. Het bindend advies is op 2 mei 2016 schriftelijk uitgewerkt. Hierin wordt de vordering van [eiser] afgewezen. De tegenvordering van [buren] wordt toegewezen in die zin dat het [eiser] vanaf 22 mei te 0.00 uur wordt verboden om zich binnen een straal van 500 meter rondom het perceel [adres] te [plaats] (dit is het perceel dat in eigendom is bij [eiser] ) te bevinden en dat hij bij overtreding van dit verbod van rechtswege (geen aanmaning nodig) een boete verbeurt van € 1.000,- per keer tot een maximum van € 100.000,-.
2.5.
[eiser] heeft een bodemprocedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank Noord-Holland waarin hij op grond van artikel 7:904 Burgerlijk Wetboek (BW) vernietiging van het bindend advies vordert. In deze zaak is nog geen vonnis gewezen. Vooruitlopend hierop heeft [eiser] een kort geding aanhangig gemaakt bij de voorzieningen-rechter van de rechtbank Noord-Holland waarin hij schorsing van het bindend advies vorderde. Bij vonnis van 13 juni 2016 heeft de voorzieningenrechter deze vordering afgewezen. Hiertoe is – kort gezegd – overwogen dat [eiser] als gevolg van het gebiedsverbod weliswaar geen vrije toegang heeft tot zijn eigendom, maar dat dit de uitspraak, anders dan [eiser] heeft betoogd, niet zonder meer onaanvaardbaar maakt. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter overwogen dat niet aannemelijk is dat bij de totstandkoming van het bindend advies de beginselen van behoorlijk procesrecht zijn geschonden.
2.6.
Bij brief van 24 augustus 2016 heeft de raadsman van [eiser] SBS gesommeerd te bevestigen dat niet tot uitzending van het televisieprogramma waarin [eiser] voorkomt wordt overgegaan. Verder is in die brief opgenomen dat [eiser] de bindend adviesovereenkomst en het reglement buitengerechtelijk vernietigt. Bij brief van 9 september 2016 heeft de raadsvrouw van SBS en Vincent TV meegedeeld niet aan deze sommatie te voldoen en heeft zij de buitengerechtelijke vernietiging uitdrukkelijk betwist.
2.7.
Ter zitting hebben SBS en Vincent TV verklaard dat uitzending van het programma waarin [eiser] en [buren] voorkomen staat gepland op 19 december 2016.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – kort gezegd – SBS en Vincent TV primair te veroordelen niet tot uitzending over te gaan van de aflevering ‘Mr. Frank Visser Doet Uitspraak’ waarin de zaak [eiser] vs. [buren] wordt behandeld, subsidiair niet tot uitzending over te gaan totdat ten gronde door de bodemrechter zal zijn beslist over de vordering tot vernietiging van het bindend advies op grond van artikel 7:904 BW, een en ander op straffe van dwangsommen en met veroordeling van SBS en Vincent TV in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiser] stelt hiertoe – samengevat weergegeven – dat het bindend advies voor hem buitengewoon onredelijk uitpakt. Hij mag immers nooit meer zijn eigendom betreden. Wanneer het bindend advies in de bodemprocedure van tafel gaat, hebben SBS en Vincent TV geen recht op of belang bij uitzending. Het conflict van [eiser] en [buren] is achteraf bezien ongeschikt voor bindend advies en voor uitzending op televisie. SBS en Vincent TV hebben zich vooral door de kijkcijfers laten leiden. Toen [eiser] zijn conflict voorlegde, was hij geestelijk niet zichzelf. Er was sprake van een wilsgebrek en om die reden zijn de overeenkomst en het reglement buitengerechtelijk vernietigd. Verwezen wordt naar een verklaring van zijn huisarts waarin is opgenomen dat hij een cognitieve beperking heeft. [eiser] had tegen zichzelf in bescherming moeten worden genomen. Hij heeft de bindend advies overeenkomst onder druk en niet weloverwogen getekend. Hij wist niet waaraan hij zich verbond. Na ondertekening heeft hij ook geen kopie gekregen. Hij heeft bovendien de voorlopige en de definitieve overeenkomst op één dag getekend, zodat sprake is van antedatering. [eiser] betwist niet alleen gebonden te zijn aan de overeenkomst, maar ook aan het reglement, met name aan artikel 17 ervan. Uit niets blijkt dat hij kennis heeft genomen van de inhoud van het reglement of dat hij uitleg heeft gekregen over de (vergaande) juridische consequenties van een bindend advies. Er wordt geen publiek of ander zwaarwegend belang gediend met uitzending van het televisieprogramma. Het programma is evenmin opiniërend. [eiser] wordt daarentegen voor joker gezet en zal na uitzending niet langer normaal maatschappelijk kunnen functioneren. Dit betekent dat in dit geval de vrijheid van meningsuiting van SBS en Vincent TV moet wijken voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [eiser] .
3.3.
SBS en Vincent TV hebben verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aangezien de voorgenomen televisie-uitzending staat gepland op 19 december 2016 heeft [eiser] een spoedeisend belang bij het in behandeling nemen van zijn vorderingen.
4.2.
Volgens SBS en Vincent TV hebben zij op grond van artikel 17 van het reglement het recht de opnames die van [eiser] zijn gemaakt op televisie uit te zenden. [eiser] heeft daar immers voor getekend, aldus SBS en Vincent TV. Daarnaast hebben SBS en Vincent TV zich beroepen op artikel 10 EVRM (vrijheid van meningsuiting) en op artikel 7 van de Grondwet (het verbod op preventieve censuur). [eiser] heeft zich onder meer met een beroep op de bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer (artikel 8 EVRM) verzet tegen uitzending. De standpunten van partijen nopen tot een afweging van de wederzijdse belangen.
4.3.
Allereerst is van belang dat [eiser] begin april 2016 zelf contact heeft gezocht met Vincent TV en zich heeft aangemeld voor het programma “Mr. Frank Visser doet uitspraak”. Ter zitting is gebleken dat [eiser] bekend was met de aard van het programma. Op 6 april 2016 heeft [eiser] een voorlopig bindend advies overeenkomst getekend en op 14 april 2016 heeft hij de definitieve versie hiervan getekend. Uit niets blijkt dat [eiser] dit overhaast heeft gedaan, hierbij onder druk is gezet of onvoldoende is voorgelicht. Uit beide overeenkomsten volgt dat [eiser] het reglement heeft ontvangen en dat hij zich hieraan onderwerpt. Overigens heeft [eiser] ter zitting aangevoerd dat de eerste overeenkomst van 6 april 2016 geantedateerd is, maar SBS en Vincent TV hebben dit uitdrukkelijk weersproken, waartegenover [eiser] dit niet aannemelijk heeft weten te maken. Vervolgens zijn op 19 april 2016 opnames gemaakt op het perceel van [eiser] , waaraan hij heeft meegewerkt. Op 22 april 2016 heeft de hoorzitting plaatsgevonden en ook daaraan heeft [eiser] meegewerkt. Op een ter zitting getoond filmpje was te zien dat [eiser] voorafgaand aan de hoorzitting van 22 april 2016 door mr. Visser is gewezen op de consequenties van deelname aan het programma en dat [eiser] de vraag van mr. Visser of hij het reglement heeft ontvangen bevestigend heeft beantwoord. Gezien het tijdsverloop tussen aanmelding en hoorzitting heeft [eiser] voldoende bedenktijd gehad om deelname aan het programma te heroverwegen, zodat niet kan worden gezegd dat die deelname niet weloverwogen was. Voorshands is dan ook onvoldoende aannemelijk dat het beroep van [eiser] op een wilsgebrek en daarmee op de buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomst en het reglement door de bodemrechter zal worden gehonoreerd (zie 2.6, de brief van zijn raadsman van 24 augustus 2016). In de gegeven omstandigheden is de enkele verklaring van de huisarts waarin is opgenomen dat [eiser] een cognitieve beperking heeft (ofwel een laag IQ) hiertoe onvoldoende. Dit maakt dat [eiser] voorshands gebonden is aan het reglement en dus aan artikel 17 hiervan, waarin is bepaald dat hij toestemming geeft voor uitzending op televisie van de van hem gemaakte opnames.
4.4.
Verder is van belang dat in dit kort geding niet kan worden vooruitgelopen op de mogelijke vernietiging in de bodemprocedure (zie 2.5) van het bindend advies op grond van artikel 7:904 BW. Als dat bindend advies wordt vernietigd dan zou daarmee weliswaar de uitspraak van mr. Visser van de baan zijn, maar dat maakt uitzending van die uitspraak en van de hoorzitting die daaraan vooraf ging niet onrechtmatig jegens [eiser] . Er ontstaat dan een nieuwe situatie, waarin naar mag worden aangenomen die vernietiging ruime media aandacht zal krijgen.
4.5.
Tot slot is van belang dat [eiser] – anders dan dat hij door mr. Visser in het ongelijk is gesteld, maar dat is het risico van deelname aan een dergelijk televisieprogramma – geen concrete inhoudelijke bezwaren tegen de inhoud van het programma heeft aangevoerd. Hij heeft weliswaar gesteld dat hij voor joker wordt gezet en na uitzending niet langer normaal maatschappelijk kan functioneren in zijn woonplaats, maar [eiser] kan dit helemaal niet weten omdat de opnames nog niet tot een uitzending zijn gemonteerd. Enige concrete aanwijzing daarvoor ontbreekt. In ieder geval gaf het korte, op de zitting vertoonde, stukje direct voorafgaand aan de hoorzitting geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat [eiser] in de uitzending belachelijk wordt gemaakt. De uitzending laat hooguit zien hoe verstrekkend een uitspraak mr. Visser kan zijn, die volgens zijn eigen reglement een flinke boete kan stellen op het niet nakomen van zijn advies, ook als dat niet is gevraagd, en die boete kan koppelen aan een in de tijd onbeperkt gebiedsverbod.
Ook de wijze waarop [eiser] in beeld wordt gebracht is derhalve geen reden om de uitzending te verbieden, waarbij nog komt dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met een preventiefverbod. Daar staat tegenover dat SBS en Vincent TV wel (financiële) schade lijden indien de uitzending zou worden verboden. Een televisie-uitzending die niet alleen opiniërend maar ook amuserend is, geniet eveneens de bescherming van artikel 10 EVRM.
4.6.
De conclusie is dat de onder 4.2 bedoelde belangenafweging in het voordeel van SBS en Vincent TV uitvalt. De vorderingen van [eiser] zullen dan ook worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal hij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van SBS en Vincent TV worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.435,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van SBS en Vincent TV tot op heden begroot op € 1.435,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2016. [1]

Voetnoten

1.type: MV