ECLI:NL:RBAMS:2016:7716

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
13/679006-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval tussen vrachtauto en fietser door onoplettendheid bestuurder

Op 15 november 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1969, die als beroepschauffeur betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 8 april 2014 te Aalsmeer. De verdachte bestuurde een vrachtauto en negeerde een rood verkeerslicht, waardoor hij een fietser, die op dat moment de kruising naderde, aanreed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich zeer onoplettend en onachtzaam heeft gedragen, wat heeft geleid tot de dood van de fietser. Tijdens de zitting op 1 november 2016 heeft de officier van justitie, mr. P.C. Velleman, de vordering ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. P.P.J. van der Meij, pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn veronderstelling dat hij groen licht had, niet voldoende aandacht had voor de verkeerssituatie en de aanwezigheid van de fietser. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop, en heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van het ongeval op de nabestaanden van het slachtoffer en de omstandigheden van de verdachte, die niet eerder met justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/679006-15
Datum uitspraak: 15 november 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 november 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. P.C. Velleman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.P.J. van der Meij, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging ter terechtzitting van 1 november 2016, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 april 2014 te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een vrachtauto - in de hoedanigheid van beroepschauffeur -, daarmee rijdende over de Legmeerdijk en/of de kruising van de Legmeerdijk met de toegangsweg van het bloemenveilingterrein-noord, zich zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, zijnde [persoon] , werd gedood,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de toegangsweg van het bloemenveilingterrein-noord,
-terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was,
verdachte is, gekomen bij voornoemde kruising, niet gestopt voor een in zijn richting gekeerd en/of voor het verkeer in zijn richting geldend ROOD licht uitstralend verkeerslicht,
verdachte is, terwijl voornoemd verkeerslicht al 35 seconden ROOD licht uitstraalde, naar rechts af gaan slaan teneinde de Legmeerdijk op te rijden en heeft zich hierbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven vergewissen dat voornoemd kruispunt vrij was van (enig) (kruisend) verkeer, doch is voornoemde kruising opgereden terwijl een fietser, zijnde voornoemde [persoon] , die gezien verdachtes (rij)richting komende van rechts, vanaf het (vrijliggende) (brom)fietspad, gelegen naast de uitrit van het bloemenveilingterrein-noord de Legmeerdijk op was gereden,
verdachte heeft (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, af kunnen remmen en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uitgeweken en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uit kunnen wijken voor voornoemde fietser, verdachte is vervolgens tegen voornoemde [persoon] aangereden en/of aangebotst, waardoor voornoemde [persoon] werd gedood;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 8 april 2014 te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een vrachtauto - in de hoedanigheid van beroepschauffeur -, daarmee rijdende over de Legmeerdijk en/of de kruising van de Legmeerdijk met de toegangsweg van het bloemenveilingterrein-noord, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg is veroorzaakt,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de toegangsweg van het bloemenveilingterrein-noord,
-terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was,
verdachte is, gekomen bij voornoemde kruising, niet gestopt voor een in zijn richting gekeerd en/of voor het verkeer in zijn richting geldend ROOD licht uitstralend verkeerslicht,
verdachte is, terwijl voornoemd verkeerslicht al 35 seconden ROOD licht uitstraalde, naar rechts af gaan slaan teneinde de Legmeerdijk op te rijden en heeft zich hierbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven vergewissen dat voornoemd kruispunt vrij was van (enig) (kruisend) verkeer, doch is voornoemde kruising opgereden terwijl een fietser, zijnde [persoon] , die gezien verdachtes (rij)richting komende van rechts, vanaf het (vrijliggende) (brom)fietspad, gelegen naast de uitrit van het bloemenveilingterrein-noord de Legmeerdijk op was gereden,
verdachte heeft (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, af kunnen remmen en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uitgeweken en/of heeft verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uit kunnen wijken voor voornoemde fietser,
verdachte is vervolgens tegen voornoemde [persoon] aangereden en/of aangebotst;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 8 april 2014 te Aalsmeer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een vrachtauto - in de hoedanigheid van beroepschauffeur -, daarmee rijdende over de Legmeerdijk en de kruising van de Legmeerdijk met de toegangsweg van het bloemenveilingterrein-noord, zich zodanig, te weten zeer onoplettend en onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, zijnde [persoon] , werd gedood,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de toegangsweg van het bloemenveilingterrein-noord,
-terwijl verdachte ter plaatse zeer bekend was,
verdachte is, gekomen bij voornoemde kruising, niet gestopt voor een in zijn richting gekeerd en voor het verkeer in zijn richting geldend ROOD licht uitstralend verkeerslicht,
verdachte is, terwijl voornoemd verkeerslicht al 35 seconden ROOD licht uitstraalde, naar rechts af gaan slaan teneinde de Legmeerdijk op te rijden en heeft zich hierbij niet tijdig en voldoende, vergewist dat voornoemd kruispunt vrij was van enig kruisend verkeer, doch is voornoemde kruising opgereden terwijl een fietser, zijnde voornoemde [persoon] , die gezien verdachtes rijrichting komende van rechts, vanaf het vrijliggende (brom)fietspad, gelegen naast de uitrit van het bloemenveilingterrein-noord de Legmeerdijk op was gereden,
verdachte is vervolgens tegen voornoemde [persoon] aangereden, waardoor voornoemde [persoon] werd gedood;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
4.2
Nadere bewijsoverweging
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Verdachte heeft zeer onoplettend gereden en heeft een grove verkeersfout begaan. Hij is niet alleen door een stoplicht gereden dat al 35 seconden op rood stond, maar in de aanloop naar het stoplicht heeft verdachte zich er onvoldoende van vergewist dat er geen kruisend verkeer aankwam. Verdachte is beroepschauffeur en had alle gelegenheid het rode stoplicht wel waar te nemen. Voorts heeft bijgedragen dat verdachte harder reed dan ter plaatse toegestaan, namelijk 43 km/u waar 30 km/u was toegestaan. Ook indien sprake zou zijn van een witte/grijze auto die door de binnenbocht naast de vrachtauto van verdachte heeft gereden, dan is er geen enkele aanwijzing dat deze auto op enigerlei wijze causaal is geweest voor het ongeval
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft op nader in zijn pleitnotities omschreven gronden – kort samengevat – aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. De mate van schuld aan het mede door een fout van verdachte veroorzaakte ongeval, is te licht om tot de conclusie te kunnen komen dat hem een zodanig aanmerkelijk verwijt kan worden gemaakt dat hij ook in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW) aansprakelijk is voor het veroorzaken daarvan. De enkele overtreding van het negeren van een rood verkeerslicht, terwijl verdachte er vanuit ging dat hij groen had, is hiervoor onvoldoende.
Voorts is niet alleen verdachte maar ook het slachtoffer door rood gereden en bevond het slachtoffer zich constant in de dode hoek van verdachte. Dit maakt dat verdachte, in zijn veronderstelling dat hij groen licht had, geen rekening hoeven houden met een overstekende fietser. Bovendien heeft een eveneens rechts afslaande (witte/grijze) auto, waarvan de aanwezigheid ter plaatse eerst tijdens het verhoor van de getuige [getuige] door de rechter-commissaris duidelijk werd, een negatieve rol gespeeld bij de aanrijding.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De onoplettendheid van verdachte is zodanig te noemen dat hij schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW. Verdachte heeft niet alleen een verkeerslicht genegeerd dat al ongeveer 35 seconden op rood stond, maar ook onvoldoende opgelet op het verkeer om hem heen. Verdachte is een ervaren beroepschauffeur en was ter plaatse goed bekend. Hij is dus goed op de hoogte van het daar liggende (brom)fietspad en hij weet dat een vrachtwagen een dode hoek heeft, waardoor een bocht naar rechts in de buurt van een fietspad zeer behoedzaam dient te worden gemaakt, zelfs bij groen licht. Tussen het verlaten van de rotonde en het verkeerslicht heeft verdachte over een afstand van ongeveer 60 meter niet alleen het recht voor zich rood licht uitstralende verkeerslicht niet gezien, maar evenmin het rechts voor en naast zich fietsende slachtoffer. Verdachte heeft dus gedurende te lange tijd geen oog gehad voor de verkeersituatie. Zijn gedrag is dan ook zeer onoplettend en onachtzaam te noemen. Dat het slachtoffer wellicht net door rood is gefietst maakt verdachtes verkeersfout niet anders.
Ter terechtzitting zijn beelden ter sprake gekomen die zich niet in het dossier bevinden. Op deze beelden zou te zien zijn dat zich in de binnenbocht nog een lichtkleurige auto bevond. Hiervan heeft ook de getuige [getuige] gewag gemaakt. Bij navraag bleek dat de rechter-commissaris zich deze beelden ook kon herinneren. De rechtbank heeft de officier van justitie verzocht deze beelden op te vragen, zodat de rechtbank – met instemming van de raadsman – deze beelden in raadkamer kon bekijken. De beelden zijn niet meer boven water gekomen. Toch maakt dit het oordeel van de rechtbank niet anders. Immers, verdachte heeft verklaard dat hij geen auto heeft gezien en vastgesteld kan worden dat het slachtoffer is overleden tengevolge van de aanrijding met verdachtes vrachtauto. Wat de rol van de auto ook is geweest, het maakt de onoplettendheid van verdachte niet anders dan hierboven vastgesteld.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar, met een proeftijd van 2 jaren.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft als bestuurder van een vrachtwagen met oplegger bij de nadering van een kruising onvoldoende oplettendheid betracht. Hij heeft gedurende langere tijd geen of onvoldoende aandacht voor de verkeerssituatie ter plaatse gehad, waardoor hij een rood verkeerslicht heeft genegeerd en een fietser die de kruising naderde niet gezien. Verdachte was ter plaatse zeer bekend en wist dat er een fietspad naast de weg lag. Als bestuurder van een vrachtwagen met oplegger had hij dan ook extra alert moeten zijn op kwetsbare verkeersdeelnemers, zoals fietsers, zeker bij het rechtsafslaan in verband met de dode hoek.
Het slachtoffer is ten gevolge van de aanrijding overleden en heeft een onopvulbare leegte achtergelaten. De ter terechtzitting afgelegde en voorgelezen verklaringen van haar echtgenote en haar dochter spreken boekdelen.
Bij de bepaling van de straf houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen en met straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, zoals blijkt uit de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Deze oriëntatiepunten houden in dat in beginsel een taakstraf van 240 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden aan de orde is. Ofschoon de officier van justitie de rij-ontzegging in voorwaardelijke vorm heeft gevorderd, ziet de rechtbank aanleiding om een gedeelte van twee maanden in onvoorwaardelijke vorm op te leggen. De rechtbank begrijpt het onbegrip van de nabestaanden dat verdachte meteen na het ongeval weer op de vrachtwagen zat en dat zijn rijbewijs niet is ingevorderd. Anderzijds houdt de rechtbank rekening de omstandigheden dat verdachte afhankelijk is van de zijn rijbewijs voor zijn inkomen en dat het zo lang heeft geduurd voordat de zaak inhoudelijk is behandeld. De rechtbank legt verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid op van 12 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, dit om verdachte ervan te doordringen in de toekomst de grootst mogelijke voorzichtigheid in het verkeer te betrachten. Daarnaast zal hij een taakstraf van 240 uren moeten uitvoeren.
De rechtbank merkt hierbij op dat het, gelet op het belang van verdachte bij behoud van zijn werk als vrachtwagenchauffeur, voorkeur verdient de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de ontzegging van de rijbevoegdheid gelijktijdig met de uitvoeren van de taakstraf te laten plaatsvinden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 6, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Ontzegtverdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 maanden. Beveelt dat een gedeelte groot 10 maanden van deze bijkomende straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. P.B. Martens en R. Robroek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 november 2016.
De voorzitter is buiten staat
het vonnis te ondertekenen.
De jongste rechter is buiten staat
het vonnis te ondertekenen.