ECLI:NL:RBAMS:2016:7762

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2016
Publicatiedatum
28 november 2016
Zaaknummer
HA RK 16-413
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen heffing griffierecht in civiele procedure

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [verzoekster], verzet aangetekend tegen de beslissing van de griffier van de Rechtbank Amsterdam om griffierecht te heffen. Dit verzet is ingediend op 10 november 2016, naar aanleiding van een verzoekschrift ex artikel 29 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz). De griffier had een bedrag van € 288,-- aan griffierecht in rekening gebracht, wat [verzoekster] inmiddels had voldaan.

De achtergrond van de zaak betreft een eerder verzoekschrift dat op 17 augustus 2016 was ingediend door Coöperatieve Rabobank U.A. en Rabohypotheekbank N.V. Dit verzoekschrift was geregistreerd onder zaak- en rekestnummer 614035 / KG RK 16-1806 en werd behandeld op 4 oktober 2016. Tijdens deze zitting heeft [verzoekster], vertegenwoordigd door [advocaat], verweer gevoerd en een pleitnota overgelegd. [Verzoekster] betwistte de heffing van griffierecht, stellende dat de pleitnota niet als verweerschrift kan worden gekwalificeerd.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat volgens artikel 3 lid 2 Wgbz griffierecht verschuldigd is voor de indiening van een verzoekschrift of verweerschrift, tenzij anders bepaald. De rechtbank oordeelde dat de pleitnota, die door [advocaat] was overgelegd, voldeed aan de omschrijving van een verweerschrift, ongeacht de vorm. De rechtbank benadrukte dat het niet overleggen van een pleitnota het risico met zich meebrengt dat essentiële onderdelen van het verweer niet worden meegenomen in de beoordeling.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet van [verzoekster] ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van de griffier om griffierecht te heffen werd bevestigd. Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, op 17 november 2016.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: 618498 / HA RK 16-413 MW/JT
Beschikking van 17 november 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] ,
gevestigd te [plaats] ,
verzoekster,
advocaat [advocaat] te [plaats] ,
tegen
DE GRIFFIER VAN DE RECHTBANK AMSTERDAM,
verweerder.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en de griffier worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

Bij verzoekschrift ex artikel 29 Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) van 10 november 2016 is [verzoekster] in verzet gekomen tegen de beslissing van de griffier om een bedrag van € 288,-- aan griffierecht te heffen.

2.Gronden van de beslissing

2.1.
Coöperatieve Rabobank U.A. en Rabohypotheekbank N.V. hebben op 17 augustus 2016 een verzoekschrift ex artikel 3:264 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingediend bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Dat verzoekschrift is geregistreerd onder zaak- en rekestnummer 614035 / KG RK 16-1806. Ter zitting van 4 oktober 2016 is het verzoekschrift behandeld. [verzoekster] , in de persoon van [advocaat] , heeft ter zitting namens de huurders verweer gevoerd onder overlegging van een pleitnota en producties. Aan de huurders is een bedrag van € 288,-- aan griffierecht in rekening gebracht, welk bedrag [verzoekster] inmiddels heeft voldaan.
2.2.
[verzoekster] verzet zich tegen heffing van het griffierecht. Zij voert aan dat de pleitnota die tijdens de mondelinge behandeling van het verzoekschrift ex artikel 264 lid 5 BW is overgelegd niet kan worden gekwalificeerd als verweerschrift, zodat geen griffierecht verschuldigd is. In het toepasselijke procesreglement is het voordragen en overleggen van pleitnotities uitdrukkelijk en afzonderlijk van het onderdeel “verweerschriften” omschreven. De pleitnota heeft enkel als doel de taak van de griffier te vereenvoudigen. Het bevat niet de volledige voornamen, naam en woonplaats van de verweerders en is ook niet aan alle belanghebbenden verstrekt. Zij verzoekt dan ook de beslissing van de griffier tot heffing van griffierecht te herzien, aldus [verzoekster] .

3.De beoordeling

3.1.
Op het verzoekschrift ex artikel 3:264 lid 5 BW is artikel 3 Wgbz en het procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbank handel/voorzieningenrechter van toepassing. Artikel 3 lid 2 Wgbz bepaalt dat voor de indiening van een verzoekschrift of een verweerschrift een griffierecht wordt geheven, voor zover bij of krachtens deze wet of een andere wet niet anders is bepaald. Laatstbedoelde uitzondering doet zich hier niet voor. Het procesreglement is materieel recht. Op pagina 13 onder 1.3.1. staat vermeld:

Vormvrij verweerschrift
Een schriftelijk stuk dat een verweer of een zelfstandig verzoek bevat, wordt aangemerkt als een verweerschrift, ongeacht de vorm die eraan is gegeven. (…)”
3.2.
De huurders hebben in de verzoekschriftprocedure verweer gevoerd, welk verweer uiteen was gezet in de door [advocaat] ter zitting overgelegde pleitnota. De pleitnota voldoet derhalve aan voormelde omschrijving, zodat reeds hierom het griffierecht verschuldigd is.
Dat de pleitnota in het procesreglement onder het kopje ‘Behandeling van het verzoek’ is opgenomen en niet onder het kopje ‘Verweer’ en er bepaalde gegevens in de pleitnota ontbreken, maken het voorgaande niet anders. Immers, indien de stelling van [verzoekster] zou worden gevolgd, zou een schriftelijk verweer kunnen worden gevoerd door slechts een pleitnota over te leggen zonder dat daarvoor griffierecht verschuldigd is. Met het bepaalde in het procesreglement wordt nu juist beoogd om dit te voorkomen.
Ten overvloede wordt nog overwogen dat het niet overleggen van een pleitnota (zonder dat ook een verweerschrift is ingediend en zonder dat er dan griffierecht verschuldigd is) voor risico komt van de betreffende procespartij. Het kan immers zo zijn dat de griffier, ook al verricht deze zijn taken naar beste kunnen, het mondeling gevoerde verweer niet juist of volledig noteert in zijn aantekeningen en er vervolgens bij de beoordeling essentiële onderdelen van dat verweer niet worden meegenomen. In die zin vereenvoudigt een pleitnota niet alleen het werk van de griffier maar waarborgt dat ook dat het volledige verweer bij de beoordeling wordt meegenomen.
3.3.
Het verzet tegen de beslissing van de griffier is gelet op het voorgaande dan ook ongegrond.

4.De beslissing

De rechtbank
verklaart het verzet tegen de beslissing van de griffier ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, op
17 november 2016.