ECLI:NL:RBAMS:2016:8049

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2016
Publicatiedatum
7 december 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1351
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van beroep inzake bestuursrechtelijke beslissing

Op 29 november 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 20 mei 2016, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen, die op 7 januari 2016 was genomen. De rechtbank oordeelde dat de beroepsclausule in het bestreden besluit onduidelijk was, wat leidde tot verwarring over de termijn voor het indienen van het beroep. De rechtbank stelde vast dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift liep tot en met 23 februari 2016, maar dat het beroepschrift op 24 februari 2016 was ontvangen. De rechtbank concludeerde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat de opposant had vertrouwd op de onjuiste informatie in de beroepsclausule. Hierdoor was de eerdere niet-ontvankelijkverklaring onterecht en werd het verzet gegrond verklaard. De rechtbank besloot het onderzoek te hervatten in de stand waarin het zich bevond voordat de buiten-zittinguitspraak werd gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 16/1351
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2016 op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant.

Procesverloop

Opposant heeft tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen van 7 januari 2016 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 20 mei 2016, verzonden op 25 mei 2016, heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2016. Opposant is
verschenen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant onverschoonbaar te laat beroep heeft ingesteld.
3. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
4. Opposant heeft tegen de uitspraak van de rechtbank van 20 mei 2016 aangevoerd dat hij vanwege de beroepstermijn zoals door verweerder onder het bestreden besluit is vermeld, is misleidt. Daarin staat aangegeven dat binnen zes weken na de dag volgend op die waarop het besluit is bekendgemaakt belanghebbenden hiertegen beroep kunnen instellen. Opposant mocht er volgens hem op vertrouwen dat deze termijn klopte, waardoor het niet tijdig indienen van het beroepschrift verschoonbaar dient te worden geacht.
5.1
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. De rechtbank stelt vast het bestreden besluit op 12 januari 2016 is verzonden. De termijn voor het instellen van beroep liep dus tot en met 23 februari 2016. Het op 24 februari 2016 gedateerde beroepschrift heeft de rechtbank op dezelfde datum per fax ontvangen. Het beroepschrift, voor zover door opposant is betwist, is daarmee niet tijdig ingediend.
5.2
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
5.3
De rechtbank constateert dat de beroepsclausule zoals vermeld in het bestreden besluit niet correct is dan wel zeer onduidelijk is. De rechtbank leest de (zinssnede: “na de dag volgend op die” in de) beroepsclausule zo dat de termijn pas begint te lopen vanaf de tweede dag na bekendmaking. Hiervan uitgaande is de laatste dag van de termijn 24 februari 2016. Nu de rechtbank het beroepschrift van opposant op 24 februari 2016 heeft ontvangen en de termijnoverschrijding het gevolg is van een rechtens onjuiste beroepsclausule, is de rechtbank van oordeel dat onder deze omstandigheden aan opposant niet zonder meer kan worden tegengeworpen dat hij te laat beroep heeft ingesteld. Immers, in beginsel moet een belanghebbende kunnen afgaan op de juistheid van aan hem verstrekte voorlichting. Indien een rechtsmiddelenverwijzing is opgenomen, mag daarop, behoudens kennelijke misslagen, uit een oogpunt van rechtszekerheid worden vertrouwd (zie in dit verband de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 maart 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:1042), waarin ook wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 september 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX6500)). De rechtbank acht de termijnoverschrijding gelet hierop dan ook vooralsnog verschoonbaar.
6. Uit wat opposante heeft aangevoerd, volgt dat de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. Dat stond namelijk niet buiten redelijke twijfel en dus kon de zaak niet zonder zitting worden afgedaan. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak van
20 mei 2016 vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan.
7. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, in aanwezigheid van mr. H. Akbuz, griffier, op 29 november 2016.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.