Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek van de zaak
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
het logo van Pegida - zichtbaar werd. Eveneens staat vast dat verdachte hiermee in strijd handelde met een door de burgemeester van Amsterdam op grond van artikel 5 lid 1 van de Wet Openbare Manifestaties (WOM) gegeven voorschrift om tijdens de demonstratie geen hakenkruizen te tonen, zelfs niet als onderdeel van een verbodsbord, welk voorschrift de burgemeester bij brief van 25 februari 2016 aan verdachte kenbaar heeft gemaakt en van welk voorschrift verdachte op de hoogte was.
dit betrekking heeft op de inhoud van hetgeen wordt beleden, onderscheidenlijk van de te openbare gedachten of gevoelens. Volgens verdachte verwerpt Pegida het nationaalsocialisme en blijkt dit duidelijk uit haar logo omdat het hakenkruis - en andere symbolen, waaronder dat van IS - daarop zichtbaar in een prullenbak wordt gegooid. Ter onderbouwing van zijn verweer beroept verdachte zich op een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag (bestuursrecht) van 7 oktober 2016 (ECLI:NL:RBDHA:2016:12148), die een vergelijkbaar besluit van de burgemeester te Den Haag van 30 september 2016 heeft geschorst.
5.Het bewijs
- Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 februari 2016 met nummer PL1300-2016045275-4, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1] ;
- Het proces-verbaal van relaas d.d. 29 februari 2016 met nummer PL1300-2016045275, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 2] ;
- De brief van 25 februari 2016 van de burgemeester van Amsterdam aan verdachte;
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2016.