ECLI:NL:RBAMS:2016:8391

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2016
Publicatiedatum
16 december 2016
Zaaknummer
13/702528-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf na diefstal en verduistering door verdachte met vreemdelingenstatus

Op 13 december 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Marokko en zonder vaste woon- en verblijfplaats in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 augustus 2016 in Amsterdam samen met een ander een rugzak heeft gestolen, toebehorende aan een slachtoffer, en dat hij op dezelfde dag ook een mobiele telefoon heeft verduisterd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een ISD-maatregel had geëist, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel in dit geval zou neerkomen op vreemdelingenbewaring, wat niet passend was gezien de verblijfsstatus van de verdachte en het ontbreken van een behandelplan. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de bewezenverklaring van de diefstal en verduistering vastgesteld. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, dat aantoont dat hij eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte, ondanks eerdere straffen, blijft terugvallen in crimineel gedrag, wat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/702528-16
Datum uitspraak: 13 december 2016
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1974,
zonder vaste woon- en verblijfplaats in Nederland,
thans verblijvend in de Penitentiaire Inrichting, [locatie te plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2016. De rechtbank heeft ter terechtzitting van 29 november 2016 bevolen dat de feiten 4 en 5 worden afgesplitst van de feiten 1 tot en met 3. Dit vonnis heeft betrekking op de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.W.M. van der Linde, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A. Boumanjal, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na afsplitsing van de feiten 4 en 5 – ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een rugzak (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
2.
hij op of omstreeks 24 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een buideltas (merk: Nike) en/of een telefoon (merk: Apple iPhone) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
subsidiair:
hij op of omstreeks 24 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een buideltas (merk: Nike) en/of een (mobiele) telefoon (merk: Apple iPhone), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
3.
hij op of omstreeks 20 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een rugzak (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen, zoals hierna vermeld. De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Uit de politieobservatie blijkt dat verdachte aangeefster aansprak en dat medeverdachte [medeverdachte] op dat moment met zijn fiets naast de fiets van aangeefster ging staan. Medeverdachte [medeverdachte] pakte de tas van aangeefster uit haar fietsmand en fietste vervolgens snel weg. Hierna fietste ook verdachte weg in dezelfde richting als medeverdachte [medeverdachte] . De verbalisanten zagen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] vervolgens kort hierna samen bij de Nieuwmarkt fietsen. Nadat zij door de verbalisanten waren aangehouden, werd aan het stuur van verdachte, in een plastic tas, de tas van aangeefster aangetroffen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan dan dat sprake was van een vooropgezet plan met een onderlinge taakverdeling waardoor sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Anders dan de raadsman en met de officier van justitie acht de rechtbank dan ook diefstal in verenging van de rugzak van aangeefster [persoon 1] bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Anders dan de officier van justitie en met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte ten tijde van de verwerving dan wel het voorhanden krijgen van de telefoon wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat de telefoon van diefstal afkomstig was. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte de telefoon van iemand heeft gekregen en onder welke omstandigheden dat zou zijn gebeurd. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Anders dan de raadsman acht de rechtbank verduistering van de telefoon bewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon heeft gevonden en in zijn tas heeft gedaan. Verdachte heeft zich vervolgens, met de telefoon nog in zijn tas, schuldig gemaakt aan de diefstal in vereniging van de rugzak van [persoon 1] zoals onder 1 ten laste is gelegd, in plaats van de vondst van de telefoon bij de politie te melden. Gelet hierop kan de rechtbank geen andere conclusie trekken dan dat verdachte het oogmerk had zich de telefoon wederrechtelijke toe te eigenen.
De rechtbank is van oordeel dat medeplegen niet kan worden bewezen, nu hiervoor onvoldoende bewijs is.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Anders dan de raadsman en met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat diefstal van de rugzak van aangever [persoon 3] kan worden bewezen. De rechtbank komt tot dit oordeel gelet op de beschrijving van de camerabeelden, de verklaring van verdachte ter zitting dat hij de persoon op de beelden is en de verklaring van aangever waaruit blijkt dat zijn grijs/blauwe Swiss rugzak is gestolen bij een hotel. Het scenario van verdachte dat hij zijn eigen blauwe tas van het merk Swiss eerder die dag in een plantsoentje bij het hotel had neergezet en op dat moment ging ophalen, acht de rechtbank onaannemelijk. De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door het feit dat de verbalisanten op de beelden zien dat verdachte met versnelde pas uit de groep wegliep en toen begon te rennen.
De rechtbank is van oordeel dat medeplegen niet kan worden bewezen, nu hiervoor onvoldoende bewijs is.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 24 augustus 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rugzak met inhoud, toebehorende aan [persoon 1] .
2.
op 24 augustus 2016 te Amsterdam, opzettelijk een mobiele telefoon, merk: Apple iPhone, toebehorende aan [persoon 2] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
3.
op 20 augustus 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rugzak met inhoud, toebehorende aan [persoon 3] .

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2 primair en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat indien de rechtbank tot een veroordeling komt de ISD-maatregel niet passend is. Dit zal in het geval van verdachte immers een verkapte vorm van vreemdelingenbewaring zijn, nu er geen rapport met een behandeladvies over verdachte is opgemaakt. De omstandigheid dat de reclassering verdachte gezien zijn vreemdelingrechtelijke status niet kan helpen, maakt niet dat de ISD-maatregel dan maar moet worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van een rugzak van aangeefster [persoon 1] en diefstal van een rugzak van aangever [persoon 3] . Beide slachtoffers betroffen toeristen die op bezoek in Nederland waren. Mensen die niet bekend zijn in een land zijn een makkelijke prooi voor misdadigers. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van deze mensen. Daar komt bij dat de diefstal voor [persoon 1] extra vervelend was, omdat ook het paspoort van haar man in de weggenomen rugzak zat.
Verdachte was enkel uit op financieel gewin en heeft zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen die zijn gedrag voor het slachtoffer hadden. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering van een mobiele telefoon.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 oktober 2016, betreffende verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte veelvuldig voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
Verdachte veroorzaakt met zijn gedrag veel overlast en kan gelet op zijn documentatie inmiddels een beroepsdief worden genoemd. De rechtbank is het echter met de raadsman eens dat de ISD-maatregel in het geval van verdachte in feite een verkapte vorm van vreemdelingenbewaring zou betekenen, omdat er geen bijzondere problematiek bij verdachte is vastgesteld die behandeling behoeft en hij niet kan resocialiseren gezien zijn verblijfsstatus. Voor verdachte zal het neerkomen op kale opsluiting, waarbij enkel zal worden geprobeerd verdachte te motiveren mee te werken aan zijn terugkeer naar Algerije. De rechtbank ziet hierin onvoldoende reden om aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen temeer nu verdachte in veelvuldig doorlopen vreemdelingenbewaringstrajecten niet uitzetbaar is gebleken. Nu er ook geen enkel plan voor invulling van de ISD-maatregel beschikbaar is, zal de rechtbank daarom anders dan door de officier van justitie is geëist niet overgaan tot oplegging van de ISD-maatregel.
De rechtbank is gelet op het omvangrijke strafblad van verdachte en de omstandigheid dat verdachte ondanks eerder opgelegde straffen toch keer op keer strafbare feiten blijft plegen van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats is. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf van 10 maanden met aftrek van voorarrest.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 310, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde:
verduistering;
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.C.M. Oude Hengel, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en E. Dinjens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Bouwhuis, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 december 2016.