ECLI:NL:RBAMS:2016:9117

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2016
Publicatiedatum
5 januari 2017
Zaaknummer
4212278 CV EXPL 15-14928
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming na onrechtmatige camera-observatie

In deze zaak vorderde de eiseres, een verhuurder, ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde, een huurder, en ontruiming van het gehuurde. De vordering was onderbouwd met een onderzoeksrapport van een bureau dat camera-observaties had uitgevoerd bij de woning van de gedaagde. De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder onrechtmatig had gehandeld door de cameraopnames te maken, maar dat dit niet leidde tot uitsluiting van het volledige rapport als bewijs. De kantonrechter stelde vast dat de gedaagde tekort was geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, omdat hij het gehuurde niet zelf bewoonde en regelmatig derden in het gehuurde liet verblijven zonder toestemming van de verhuurder. Dit leidde tot de conclusie dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was.

De gedaagde voerde aan dat hij regelmatig op reis was voor zijn werk en dat hij in het gehuurde woonde, maar de kantonrechter oordeelde dat zijn afwezigheid en het feit dat hij derden in het gehuurde liet verblijven, in strijd was met de huurovereenkomst. De kantonrechter wees de vordering tot ontbinding en ontruiming toe, maar wees de vordering van de gedaagde tot verbod op camera-observatie toe, omdat deze inbreuk maakte op zijn privacy. De kantonrechter legde een dwangsom op voor overtredingen van dit verbod.

De uitspraak benadrukt het belang van goed huurderschap en de verantwoordelijkheden van zowel verhuurder als huurder. De kantonrechter oordeelde dat de belangen van de verhuurder bij ontbinding van de huurovereenkomst zwaarder wogen dan de belangen van de huurder bij behoud van het gehuurde, gezien de ernst van de tekortkomingen van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 4212278 CV EXPL 15-14928
vonnis van: 4 oktober 2016
fno.: 460

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres]

wonende te [plaats]
eiseres in conventie, verweerster in reconventie
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. H.M. Hielkema
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [plaats]
gedaagde in conventie, eiser in reconventie
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. O. Hammerstein

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 10 juni 2015 van [eiseres] ;
- conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie van [gedaagde] ;
- instructievonnis van 4 augustus 2015;
- dagbepaling comparitie;
- een conclusie van antwoord in reconventie van [eiseres] .
De comparitie heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2015. [eiseres] is in persoon verschenen bijgestaan door haar gemachtigde. [gedaagde] is in persoon verschenen vergezeld door zijn gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht, [eiseres] mede aan de hand van pleitaantekeningen, en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Vervolgens is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om een schriftelijke toelichting te geven. Nadien zijn de volgende procestukken ingediend:
- akte uitlating van [gedaagde] ;
- antwoordakte tevens akte vermeerdering van eis van [eiseres] ;
- akte uitlating producties en verzet tegen vermeerdering van eis van [gedaagde] ;
- akte uitlating producties van [eiseres] .

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten in conventie en in reconventie

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[gedaagde] huurt sinds 1 november 1989 van (de rechtsvoorganger van) [eiseres] de woning gelegen aan het adres [straat] te [plaats] tegen een huurprijs van € 364,36 per maand (verder het gehuurde te noemen). Het oppervlakte van het gehuurde is ongeveer 38 m2.
1.2.
Het gehuurde ligt op de derde verdieping van het pand aan voormeld adres. Het pand is in eigendom van [eiseres] en zij houdt op de begane grond een juwelier. Op de eerste verdieping is opslagruimte en op de tweede verdieping woont de dochter van [eiseres] , [naam 1] .
1.3.
In de huurovereenkomst is, voor zover in deze procedure van belang, als volgt overeengekomen:
Artikel 7, lid 1: het gehuurde is bestemd om te worden gebruikt als woonruimte [...]
Artikel 9, lid 1: huurder zal het gehuurde als een goed huisvader en overeenkomstig de in art 7 aangegeven bestemming gebruiken [..]
Artikel 10, lid 1: zonder voorafgaande toestemming van verhuurder mag huurder het gehuurde noch geheel noch gedeeltelijk door derden laten gebruiken of aan derden in onderhuur afstaan.
1.4.
[gedaagde] is zelfstandig internationaal kunsttaxateur en -adviseur. Hij houdt kantoor aan het adres [straat 2] te [plaats] . Op dat adres woont tevens de broer van [eiseres] .
1.5.
[gedaagde] heeft in 2007 een aangetekende brief van [eiseres] terzake van huurverhoging niet aangenomen en niet afgehaald.
1.6.
Bij aangetekende brief van 15 november 2008 heeft [eiseres] aan [gedaagde] geschreven dat er een lekkage is ontstaan als gevolg van een pak wc rollen die in de stortbak van de wc lag. [eiseres] heeft opgemerkt dat de lekkage had kunnen worden voorkomen als [gedaagde] tijdig gehandeld had.
1.7.
[eiseres] heeft in 2013 een onderzoeksbureau ingeschakeld, firma Van Kappel Security Solutions B.V. (verder: het onderzoeksbureau). Dit onderzoeksbureau is gespecialiseerd in het onderzoek naar het rapporteren van aantoonbare feiten ter zake van woonfraude door huurders.
1.8.
Het onderzoeksbureau heeft tussen 20 juni 2014 en 11 december 2015 het gehuurde bijna vijf maanden verdeeld over vier periodes geobserveerd door middel van een camera. De camera hing in het trappenhuis van het pand en was gericht op de voordeur van het gehuurde. Daarnaast heeft het bureau [gedaagde] gevolgd. Verder heeft het onderzoeksbureau zogenaamde confrontatiegesprekken met [gedaagde] gevoerd. Het bureau heeft een rapport opgesteld van haar bevindingen. In dat rapport is onder meer opgenomen dat er in totaal over een periode van 164 dagen een statische observatie is uitgevoerd, waarvan [gedaagde] op 20 dagen in de woning was, dat er op 19 dagen gasten in de woning waren zonder dat [gedaagde] daarbij aanwezig was en dat [gedaagde] ten tijde van de statische observatie niet in de woning heeft overnacht.
1.9.
Bij brief van 30 maart 2015 heeft [eiseres] aan [gedaagde] geschreven dat [gedaagde] het gehuurde niet bewoont en er regelmatig derden laat slapen en heeft hem gesommeerd om de huur op te zeggen en het gehuurde te ontruimen vanwege ernstige tekortkomingen van de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. [gedaagde] heeft hieraan geen gevolg gegeven.

Vordering en verweer in conventie

2. [eiseres] vordert na eiswijziging bij antwoordakte na comparitie - kort gezegd- de ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en de ontruiming van het gehuurde op straffe van een dwangsom en veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het onderzoeksrapport en van de ontruiming te vermeerderen met de rente en de proceskosten.
3. [eiseres] baseert haar eis op de volgende grondslag. [gedaagde] handelt al sinds velen jaren en voortdurend in strijd met zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst door het gehuurde niet zelf te bewonen waardoor hij niet de juiste zorg als goed huurder kan verschaffen aan het gehuurde. Ook heeft [gedaagde] het gehuurde regelmatig zonder toestemming van [eiseres] aan anderen in gebruik gegeven. Deze ernstige tekortkomingen rechtvaardigen ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De belangen van [gedaagde] bij behoud van het gehuurde wegen daar niet tegen op.
4. [gedaagde] betwist dat hij tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Hij voert aan dat hij al sinds hij het gehuurde huurt regelmatig op reis is voor zijn werk. Dat was bekend bij de vorige verhuurder. Daarnaast zorgt hij geregeld voor zijn zieke broers en heeft hij een lat-relatie gehad, maar hij woont in het gehuurde. [gedaagde] erkent dat hij regelmatig familie en vrienden in het gehuurde te logeren heeft (gehad). Dat gaat om één of enkele nachten. Van onderhuur is geen sprake. [gedaagde] meent dat het onderzoeksrapport als onrechtmatig verkregen bewijs niet mag worden betrokken bij de beoordeling van het geschil. [gedaagde] betoogt verder dat de belangen van [gedaagde] bij behoud van het gehuurde zwaarder wegen dan de belangen van [eiseres] bij beëindigen van de huurovereenkomst. [gedaagde] verzoekt de kantonrechter, gelet op zijn belangen bij een eventuele veroordeling, de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis achterwege te laten. [gedaagde] verzet zich tegen de eisvermeerdering en betwist dat hij de kosten van het onderzoeksrapport is verschuldigd.

Vordering en verweer in reconventie

5. [gedaagde] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eiseres] op straffe van verbeurte van een dwangsom te verbieden:
- om zonder toestemming van [gedaagde] apparatuur te (doen) plaatsen in of in nabijheid van zijn woning waarmee beelden worden vastgelegd van personen die zijn woning betreden en/of verlaten,
- danwel personen aldaar te posteren met de opdracht de voordeur van de woning in de gaten te houden en vast te leggen wie de woning betreedt,
- of anderszins inbreuk te maken op zijn recht op privacy,
met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
6. [gedaagde] stelt dat [eiseres] onrechtmatig handelt jegens [gedaagde] door zonder rechtvaardigingsgrond en zonder dat hij daarvan op de hoogte is gesteld zijn gedragingen met een camera vast te leggen, hetgeen een ernstige inbreuk oplevert op zijn recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. De inzet van een camera was buitenproportioneel. De belangen van [eiseres] bij verzameling van informatie op deze wijze wegen niet op tegen het recht van [gedaagde] op eerbieding van zijn privacy. [eiseres] heeft tevens gehandeld in strijd met haar verplichting zich als goed verhuurder te gedragen. [gedaagde] heeft nog altijd belang bij zijn vordering, aangezien hij een verdere inbreuk op zijn rechten vreest.
7. [eiseres] betwist dat [gedaagde] nog belang heeft bij zijn vordering, aangezien [eiseres] niet langer een belang heeft bij het filmen van de gedragingen van [gedaagde] . Verder betwist [eiseres] dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. [eiseres] voert aan dat er voor het gebruik van een camera een rechtvaardigingsgrond was. [eiseres] heeft de plicht om er op toe te zien dat het gehuurde wordt gebruikt in overeenstemming met de wet en de huurovereenkomst. Van slecht verhuurderschap is geen sprake.

Beoordeling in conventie

8. [eiseres] heeft haar vordering onder meer onderbouwd met het onderzoeksrapport van het onderzoeksbureau als bedoelt onder punt 1.8. [gedaagde] voert aan dat dit rapport buiten beschouwing moet worden gelaten, nu het onrechtmatig is verkregen en sprake is van bijkomende omstandigheden die uitsluiting als bewijs rechtvaardigen. De kantonrechter is van oordeel dat een deel van de onderzoeksresultaten van het onderzoeksbureau onrechtmatig is verkregen, maar dat dit niet leidt tot uitsluiting van het volledige rapport als bewijs in deze (civiele) procedure. Daartoe wordt als volgt overwogen.
9. Het onderzoekbureau heeft de gangen van [gedaagde] en zijn bezoek onderzocht. Dat op zich levert een inbreuk op van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [gedaagde] . [eiseres] had daar belang bij, nu zij vermoedde dat [gedaagde] niet in het gehuurde woonde en het gehuurde in gebruik gaf aan derden. Het onderzoeksbureau heeft gebruik gemaakt van een camera die is opgehangen in het trappenhuis, een niet voor publiek toegankelijk lokaal, en wel op de derde etage, bij de ingang van het gehuurde. Een camera bij de voordeur had geen betrouwbaar resultaat op kunnen leveren, aldus [eiseres] , nu niet alleen [gedaagde] in het trappenhuis zijn opgang naar zijn woning heeft maar ook de bewoonster van de tweede verdieping, de dochter van [eiseres] . Uit de overlegde freezeframes van de camerabeelden blijkt dat de camera zo is opgehangen dat niet alleen de deur naar het gehuurde in beeld is maar ook in de woning gekeken kan worden. Dat was niet noodzakelijk voor het onderzoek. De camera had ook op een andere wijze gepositioneerd kunnen worden waarbij, zonder dat in de woning werd gefilmd, toch bruikbare opnames over de bezoekers van het gehuurde hadden kunnen worden gemaakt. Deze opnames zijn om die reden in strijd met de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit gemaakt. Door aldus inbreuk te maken op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer heeft [eiseres] onrechtmatig jegens [gedaagde] gehandeld. [gedaagde] heeft echter geen (bijkomende) feiten en omstandigheden aangevoerd die tot het oordeel zouden moeten leiden dat uitsluiting van het bewijs zwaarder moet wegen dan het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, alsmede het belang dat [eiseres] heeft om haar stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken. Het argument dat [gedaagde] niet heeft onderverhuurd maar het gehuurde alleen in gebruik heeft gegeven aan familie en kennissen en het feit dat [eiseres] het onderzoek heeft laten instellen zonder eerst bij [gedaagde] te informeren naar zijn aan- en afwezigheid in het gehuurde en het bezoek dat hij ontving vormen niet zo’n omstandigheid. De stelling van [gedaagde] dat het onderzoeksbureau zou hebben gesjoemeld bij de opmaak van het rapport is niet concreet onderbouwd. Nu daar geen concrete aanwijzingen voor zijn gaat de kantonrechter aan deze stelling voorbij.
10. Tussen partijen is niet explicieit overeengekomen dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf in het gehuurde moet hebben maar op grond van goed huurderschap dient [gedaagde] als huurder wel feitelijk in staat te zijn om de verantwoordelijkheid voor de gang van zaken in het gehuurde te dragen. Met [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat het feit dat hij geregeld in het buitenland verkeert, voor zijn broers zorgt of bij zijn partner slaapt, op zichzelf niet betekent dat [gedaagde] niet in het gehuurde woont of niet voor het gehuurde zorg draagt. Echter, daarbij is het niet gebleven. [gedaagde] heeft erkend, en dit blijkt ook uit het rapport van het onderzoeksbureau, dat hij zonder toestemming van [eiseres] met regelmaat het gehuurde aan derden in gebruik heeft gegeven. Daarmee handelde [gedaagde] in strijd met bepaalde in artikel 10 van de huurovereenkomst, waarin niet alleen een onderhuurverbod is opgenomen maar waarin het tevens is verboden om zonder toestemming het gehuurde aan derden in gebruik te geven. Tot derden behoren ook familieleden en kennissen. Voor het in gebruik geven van het gehuurde is niet vereist dat daartegenover een tegenprestatie staat. In dat geval zou sprake zijn van onderhuur en dat wordt aan [gedaagde] niet verweten door [eiseres] . [gedaagde] heeft niet (voldoende) weersproken dat hij zelf op die momenten niet verbleef in de woning. Daarmee heeft hij tevens een situatie in het leven geroepen waarin hij niet (voldoende) verantwoordelijkheid kon dragen voor het gehuurde. Immers, door niet aanwezig te zijn tijdens het verblijf van die derden kon hij geen toezicht hebben op hun gedragingen. In het verleden is dit ook niet zonder gevolgen gebleken. In dit verband verwijst de kantonrechter naar de lekkage als gevolg van een pak wc rollen (zie onder 1.8). Dat het ging om familieleden of kennissen zoals [gedaagde] stelt, doet aan het voorgaande niet af. [gedaagde] heeft zich dan ook niet gedragen als goed huurder.
11. [gedaagde] is derhalve tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Dientengevolge is [eiseres] bevoegd ontbinding te vorderen. De vraagt ligt vervolgens voor of de tekortkomingen van [gedaagde] de ontbinding van de huurovereenkomst met al haar gevolgen kunnen rechtvaardigen.
12. De kantonrechter leest in [gedaagde] verweer dat volgens hem gelet op de wederzijdse belangen, de tekortkomingen te gering zijn om ontbinding te rechtvaardigen.
13. [gedaagde] heeft in ieder geval in de vier perioden van de camera observatie, van juli 2013 tot mei 2014, waarbij de camera in totaal 164 dagen op de deur van het gehuurde stond gericht, in totaal 20 keer in de woning is geweest (bij elkaar opgeteld 18 uur en 46 minuten) terwijl hij nimmer in de woning heeft overnacht. In die periode hebben 19 gasten één of meer nachten in de woning overnacht zonder dat [gedaagde] aanwezig was. Daarmee heeft [gedaagde] het gehuurde met zo’n grote regelmaat in gebruik gegeven dat van een geringe tekortkoming geen sprake is. Dat hij met name familie en kennissen in de woning heeft laten verblijven en er geen aanwijzingen zijn dat hij een financiële vergoeding kreeg kan hier enigszins aan afdoen, omdat het in dat geval geen onbekenden van [gedaagde] waren die hij in het gehuurde toeliet, maar daar staat tegenover dat [gedaagde] tijdens die logeerpartijen niet zelf in het gehuurde aanwezig was, waardoor hij geen enkel toezicht had op hun gedragingen. Zeer recent nog heeft [gedaagde] het gehuurde weken achtereen in gebruik gegeven aan een kantoorgenoot van zijn gemachtigde. [gedaagde] stelt dat hij daarmee juist goed huurderschap heeft betracht, omdat er iemand in het geval van calamiteiten in het gehuurde was, maar daarmee gaat hij er aan voorbij dat hij daarvoor toestemming had moeten vragen aan [eiseres] . Het belang van [gedaagde] bij behoud van het gehuurde weegt niet op tegen het belang van [eiseres] bij ontbinding van de huurovereenkomst. Het woonbelang van [gedaagde] , waaronder zijn hechting aan het gehuurde en de omgeving en zijn woonduur, is niet voldoende zwaarwegend. Hierbij speelt mede een rol dat uit het onderzoeksrapport is gebleken dat [gedaagde] , in ieder geval in de periode van onderzoek, niet vaak in het gehuurde aanwezig was en er iet heeft overnacht hetgeen er op duidt dat [gedaagde] ook elders onderdak heeft, zoals hij zelf ook ter zitting heeft verklaard over het huis van zijn broer aan de [straat 2] , waar hij ook zijn kantoor heeft. Ook het argument dat [gedaagde] het gehuurde met zorg heeft ingericht en fors heeft geïnvesteerd legt onvoldoende gewicht in de schaal en wordt overigens betwist.
14. [gedaagde] heeft nog betoogd dat het eigenlijke doel van [eiseres] is om het gehuurde vrij van huur te krijgen voor eigen gebruik. Deze omstandigheid maakt, wat er ook van zij, de tekortkoming van [gedaagde] niet minder ernstig.
15. Gelet op het voorgaande liggen de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde voor toewijzing gereed. Hetgeen overigens door partijen is aangedragen kan niet tot een ander oordeel leiden.
16. Gezien het voorgaande is er geen aanleiding om een der partijen toe te staan tot het leveren van bewijs.
17. [eiseres] heeft in haar akte uitlating haar eis vermeerderd en veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het onderzoeksrapport gevorderd. [gedaagde] heeft zich tegen de eisvermeerdering verzet. Nu [gedaagde] op deze eis heeft kunnen reageren, verzet de goede procesorde zich niet tegen eisvermeerdering, zodat de kantonrechter tot beoordeling ervan zal overgaan. De kosten worden afgewezen. Van bewijs dat deels op onrechtmatige wijze is verzameld kan niet worden geoordeeld dat de kosten daarvoor in redelijkheid zijn gemaakt en aan de wederpartij als schade kunnen worden doorberekend.
18. [eiseres] vordert een dwangsom op de ontruiming. Gelet op het feit dat de [eiseres] met de toewijzing van de veroordeling tot ontruiming reeds een titel heeft om zelf tot gedwongen ontruiming over te gaan, dient zij te onderbouwen op grond waarvan een extra prikkel om tot ontruiming over te gaan in de vorm van een op te leggen dwangsom nodig is. [eiseres] onderbouwt de noodzaak van de dwangsom als extra prikkel met de stelling dat wegens logistieke en organisatorische redenen eens per twee weken ontruimingsrondes worden gehouden en dat zij net buiten die termijn kan vallen waardoor de ontruiming pas drie of vier weken later kan plaatsvinden. Verder stelt [eiseres] dat een dwangsom een extra prikkel is om de kosten van ontruiming, die voor rekening van [gedaagde] komen, te kunnen voorkomen. Dit is onvoldoende (bijzonder) om naast het uitspreken van de ontbinding en de veroordeling tot ontruiming, met het vooruitzicht dat deze ook daadwerkelijk wordt aangezegd en uitgevoerd, aan [gedaagde] een extra prikkel te geven door middel van het opleggen van een dwangsom. Deze wordt afgewezen.
19. De gevorderde kosten voor een gedwongen ontruiming zijn voorshands niet toewijsbaar, omdat onvoldoende duidelijk is dat deze kosten daadwerkelijk zullen worden gemaakt en wat de hoogte van die kosten zullen zijn.
20. De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij.
21. [gedaagde] heeft de kantonrechter verzocht de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad af te wijzen en voert daartoe aan dat hij al 27 jaar in het gehuurde woont, de veroordeling tot ontruiming onomkeerbaar is en het voor hem onmogelijk is om op korte termijn een andere woning te vinden, binnen de grachtengordel tegen een vergelijkbare huur. Gelet op de ernst van de tekortkomingen zie de kantonrechter evenwel aanleiding om deze vordering toe te wijzen. Wel zal, gelet op de woonduur een iets langere termijn voor ontruiming van de woning worden gegeven.

Beoordeling in reconventie

22. De vordering valt uiteen in drie onderdelen. Het eerste onderdeel ziet, zo begrijpt de kantonrechter de stellingen van [gedaagde] , op de aanwezigheid van de camera in het trappenhuis. Daartoe wordt overwogen dat ter zitting, en ook nadien, onweersproken is gesteld dat de camera waarmee de litigieuze beelden zijn gemaakt nog altijd in het trappenhuis aanwezig is. Vast is komen te staan dat de camera zoals die is gepositioneerd een inbreuk maakt op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [gedaagde] . Daarbij erkent [eiseres] geen belang meer te hebben bij de aanwezigheid van de camera. De vordering wordt in zoverre toegewezen. De twee andere onderdelen van de vordering (verbod positionering en verbod andere inbreuken op de privacy) worden afgewezen als niet onderbouwd.
23. De gevorderde dwangsom wordt toegewezen, zij het dat het maximum aan te verbeuren dwangsommen wordt gesteld op € 2.000,00.
24. De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij.

BESLISSING

De kantonrechter:
In conventie
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde gelegen aan het adres [straat] te [plaats] ;
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde met al wie en al wat zich daarin vanwege [gedaagde] bevindt, voor 1 december 2016 te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
exploot € 96,16
salaris € 450,00
griffierecht € 78,00
-----------------
totaal € 624,16
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
In reconventie
verbiedt [eiseres] om zonder toestemming van [gedaagde] apparatuur te (doen) plaatsen in of in nabijheid van zijn woning waarmee beelden worden vastgelegd van personen die zijn woning betreden en/of verlaten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per overtreding van dat verbod met een maximum van € 2.000,00;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 200,00;
veroordeelt [eiseres] tot betaling van een bedrag van € 15,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
In conventie en in reconventie
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. H.M. Patijn, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.