In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 november 2016 uitspraak gedaan in een klaagschrift van klager, die de teruggave van een in beslag genomen Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] vorderde. De auto was in beslag genomen omdat deze onderdelen bevatte die als gestolen waren aangemerkt. Klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.D. Schraa, stelde dat hij de auto-onderdelen te goeder trouw had gekocht en dat hij recht had op teruggave van de auto. De rechtbank heeft de procesgang uiteengezet, waarbij het klaagschrift op 13 juni 2016 was ingediend en de zitting op 25 oktober 2016 had plaatsgevonden. De officier van justitie verzet zich tegen de teruggave, stellende dat klager niet als rechtmatige eigenaar kan worden aangemerkt omdat hij onvoldoende bewijs had geleverd van de goede trouw van zijn aankoop.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de onderdelen van de auto afkomstig zijn van een gestolen voertuig en dat het Openbaar Ministerie al eerder had besloten dat de auto aan het verkeer moest worden onttrokken. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de auto aan klager, ondanks dat hij niet als verdachte werd aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de inbeslagname gerechtvaardigd was en dat het beklag van klager ongegrond werd verklaard. Klager werd erop gewezen dat hij bij een eventuele onttrekking aan het verkeer recht had op een billijke tegemoetkoming voor geleden schade, mits hij zijn schade kon onderbouwen.
De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en klager heeft de mogelijkheid om in cassatie beroep aan te tekenen bij de Hoge Raad binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.