In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoeker, geboren in 1972, die een schadevergoeding en kostenvergoeding aanvroeg na een strafzaak die tegen hem was geseponeerd. Het verzoek is op 7 juni 2016 ingediend en betreft een vergoeding van € 105,00 voor schade door ondergane verzekering, € 2.571,62 voor kosten van de raadsman en € 550,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft de raadsman van verzoeker en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord, maar verzoeker zelf is niet verschenen. De rechtbank oordeelt dat de standaardschadevergoeding van € 105,00 toekennend is, gezien de omstandigheden van verzoeker, die één dag in verzekering heeft doorgebracht. Voor de kosten van de raadsman oordeelt de rechtbank dat de declaraties niet voldoende onderbouwd zijn en dat de noodzaak voor twee advocaten niet is aangetoond. Uiteindelijk kent de rechtbank een vergoeding van € 250,00 toe voor de kosten van de raadsman, en de standaardvergoeding van € 550,00 voor de kosten van het verzoekschrift. Het overige verzoek wordt afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter V.V. Essenburg, in aanwezigheid van griffier M. Cordia. Verzoeker kan binnen een maand na betekening van deze beschikking hoger beroep instellen.