2.2.Bij akte van 28 maart 2007 zijn partijen - ten overstaan van notaris H.Ch.D. Ten Broecke - het volgende overeengekomen:
“(…)
Partijen zijn tezamen eigenaar van de hierna te noemen onroerende zaak. Echter is het nimmer de bedoeling van partijen geweest dat zij tezamen eigenaar van na te noemen onroerende zaak zouden zijn, doch zou de vrouw slechts als borg optreden voor de man ter verkrijging van na te noemen hypothecaire geldlening. Om deze omissie te corrigeren willen partijen bij deze akte overgaan tot verdeling van het aan hen tezamen in eigendom toebehorende onroerende zaak.
(…)
Voormelde hypothecaire geldlening werd aangegaan onder hoofdelijke aansprakelijkheid van beide partijen voor deze lening.
Aangezien het registergoed onlangs door partijen in eigendom werd verkregen en daardoor de man thans nog niet in staat is de vrouw van de hoofdelijke aansprakelijkheid te doen ontslaan, zijn partijen onderling overeengekomen dat nog geen ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid aan de vrouw zal worden verleend. In verband hiermee zijn de man en de vrouw het navolgende overeengekomen:
Maximaal voor de periode van drie jaar, te rekenen vanaf vandaag, zal de vrouw hoofdelijk aansprakelijk blijven voor de verplichtingen uit de hypothecaire geldlening.
De man vrijwaart de vrouw voor aanspraken van de schuldeiser krachtens de hypothecaire geldlening. Indien de vrouw in verband met haar aansprakelijkheid wordt aangesproken tot het doen van betalingen, zal zij terzake van iedere betaling die zij in verband daarmee doet tot een gelijk bedrag een vordering krijgen op de man. De man verbindt zich reeds nu voor alsdan op eerste verzoek van de vrouw deze vordering aan haar te zullen voldoen.
Uiterlijk na afloop van bedoelde drie jaar zal de man bij de hypothecair schuldeiser een verzoek indienen om de vrouw te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze hypothecaire geldlening.
Indien een verzoek tot ontslag uit hoofdelijke aansprakelijkheid wordt gedaan drie jaar na de peildatum en dit verzoek wordt afgewezen, danwel wanneer daaraan voorwaarden worden gesteld waaraan de man niet wil of niet kan voldoen, zal de man zorgdragen voor aflossing van die hypothecaire geldlening waarvoor de vrouw op dat moment nog hoofdelijk aansprakelijk is. Indien geen aflossing van bedoelde hypothecaire geldlening plaats vindt, is de vrouw bevoegd te verlangen dat de man overgaat tot verkoop van de verbonden onroerende zaak, zodat uit de verkoopopbrengst de hypothecaire geldlening kan worden afgelost, waarvoor de vrouw op dat moment nog hoofdelijk aansprakelijk is. De verkoop van de onroerende zaak zal geschieden voor rekening van de man. De man verbindt zich reeds nu voor alsdan jegens de vrouw tot bedoelde verkoop over te gaan.
Indien de vrouw binnen genoemde periode van drie jaren wordt aangesproken tot het doen van betalingen, is zij bevoegd te verlangen dat de man bij de bank een verzoek indient om de vrouw te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze hypothecaire geldlening. Indien het verzoek tot ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt afgewezen, is het hiervoor sub 4 bepaalde van overeenkomstige toepassing. (…)”