Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 9 november 2016 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) van de veroordeelde. De veroordeelde, die in Japan was veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, had zich na weekendverlof op 15 juli 2016 onttrokken aan de tenuitvoerlegging van zijn straf. De officier van justitie vorderde uitstel van de v.i. voor de duur van 120 dagen, omdat de veroordeelde zich ernstig had misdragen door niet terug te keren van verlof. De rechtbank heeft de vordering in behandeling genomen, ondanks dat de vrijheidsstraf in een ander arrondissement ten uitvoer werd gelegd, omdat de officier van justitie in Amsterdam de tenuitvoerlegging van het buitenlandse vonnis had bevolen.
Tijdens de zitting op 26 oktober 2016 is de officier van justitie gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de Penitentiaire Inrichting. De veroordeelde was niet verschenen, waardoor verstek werd verleend. De rechtbank oordeelde dat de ongeoorloofde afwezigheid van de veroordeelde een zelfstandige grond voor uitstel van de v.i. vormde, zoals bedoeld in artikel 15d lid 1 sub c van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank vond echter de gevorderde termijn van 120 dagen niet proportioneel en heeft in plaats daarvan een uitstel van 30 dagen toegewezen. Dit besluit werd genomen met inachtneming van de omstandigheden van de zaak en de noodzaak om een signaal af te geven aan de veroordeelde.