ECLI:NL:RBAMS:2017:10187

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
19 januari 2018
Zaaknummer
13/669091-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door het vervoeren van cocaïne

Op 20 december 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervoeren van 4 kilogram cocaïne. De zaak kwam ter terechtzitting op 6 december 2017, waar de officier van justitie, mr. Z. Trokic, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1988 en ingeschreven op een bepaald adres, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben en vervoeren van cocaïne op of omstreeks 29 augustus 2017 in Amsterdam. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder observaties van een team, het aantreffen van de drugs in de auto van een medeverdachte, en de bekennende verklaring van de verdachte. De verdachte had aanvankelijk ontkend iets van de drugs te weten, maar later verklaarde hij dat hij een tas naar Amsterdam moest brengen voor een vergoeding van €200,-. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het vervoeren van cocaïne, aangezien hij had moeten beseffen dat er een aanzienlijke kans was dat het om harddrugs ging.

De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte samen met anderen opzettelijk 4 kilogram cocaïne had vervoerd. De strafbaarheid van het feit werd bevestigd, en de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast werd het in beslag genomen geld verbeurd verklaard, omdat het waarschijnlijk door middel van het bewezen geachte feit was verkregen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. J.P.W. Helmonds als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669091-17 (Promis)
Datum uitspraak: 20 december 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 december 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. Z. Trokic, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.A. Buntsma, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 augustus 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad 4 pakketten van in totaal 4,00 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het verstrekken en vervoeren van cocaïne, op grond van de waarnemingen van het observatieteam, het aantreffen van de drugs in de auto van medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ), het drugsrapport en de bekennende verklaring van verdachte. Verdachte heeft aanvankelijk gezegd dat hij niets van de drugs afwist. Later heeft hij verklaard dat hem ’s ochtends was gevraagd om een tas naar Amsterdam te brengen. Hij zou daarvoor € 200,- krijgen. De ruim € 900,- die hij bij zich had, zou hij diezelfde dag hebben gewonnen in een casino in Dongen. Die verklaring is niet te verifiëren en ongeloofwaardig. Verdachte wil niet zeggen wie hem dat zou hebben verzocht en hoe diegene wist dat en op welk tijdstip verdachte naar Amsterdam zou gaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Het onderzoek is slordig verlopen. De personalia van verdachte zijn aanvankelijk onjuist genoteerd. De verdovende middelen zijn in een buitenverpakking zonder itemnummer naar deskundige Hommerson verzonden, wat de herleidbaarheid naar de in de onderhavige strafzaak in beslag genomen drugs mogelijk heeft geschaad. Het valt niet uit te sluiten dat een verwisseling met een vergelijkbare inzending heeft plaatsgevonden. Verder heeft verdachte verklaard dat hij niet wist dat het om cocaïne ging. Hij was in de veronderstelling dat hij softdrugs vervoerde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 29 augustus 2017 is door een observatieteam gezien dat verdachte, [medeverdachte] en [persoon] (hierna: [persoon] ) uit de richting van restaurant [restaurant] of coffeeshop [coffeeshop] komen gelopen. Verdachte stapt in een auto (Seat) en ontgrendelt de kofferbak. [persoon] spreekt met [medeverdachte] , staat bij de kofferbak van die auto, stopt een oranjekleurige plastic tas in een jute Albert Heijn tas en legt deze in de kofferbak van de auto van medeverdachte [medeverdachte] (Ford) die vervolgens wegrijdt. Verdachte en [persoon] lopen samen terug in de richting van restaurant [restaurant] of coffeeshop [coffeeshop] . Na aanhouding van [medeverdachte] blijkt dat in de tas vier pakketten cocaïne zitten.
Verdachte heeft verklaard dat hem door een kennis was gevraagd een tas naar Amsterdam te brengen, dat hij wist dat er iets illegaals in de tas zat en heeft gezien dat het pakketten waren maar dat hij in de veronderstelling was dat het hasj betrof.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op het vervoeren en afleveren van cocaïne. Verdachte zou zijn gevraagd om iets te brengen naar een parkeerplaats bij een coffeeshop in Amsterdam. Hij zou daarvoor € 200,- krijgen en hebben gedacht dat het om softdrugs ging en hebben gevoeld dat het een paar kilootjes woog. Onder deze omstandigheden had verdachte rekening moeten houden met de aanmerkelijke kans dat er geen softdrugs maar harddrugs in de tas zaten.
Ten aanzien van het drugsrapport overweegt de rechtbank dat het voldoende duidelijk is dat het rapport ziet op de drugs die bij [medeverdachte] zijn aangetroffen. Het itemnummer dat aan de buitenkant van de verpakking aanwezig behoort te zijn ontbrak weliswaar, maar de kennisgeving van inbeslagname van de drugs was wel meegeleverd. Hieruit bleek dat het ging om de bij [medeverdachte] aangetroffen en inbeslaggenomen drugs. Bovendien is er ook een voorlopige uitslag waaruit blijkt dat de aangetroffen pakketten cocaïne betreffen.
Daarmee acht de rechtbank met de officier van justitie bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van de cocaïne naar de parkeerplaats gelegen bij restaurant [restaurant] en het verstrekken van deze cocaïne aan [medeverdachte] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 29 augustus 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft verstrekt en vervoerd 4 pakketten van in totaal 4,00 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 5 december 2017, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte niet terug te sturen naar de gevangenis. Het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf kan worden beperkt tot de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Eventueel kan daar een werkstraf aan worden toegevoegd. Dit is in lijn met wat de reclassering heeft geadviseerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het verstrekken en vervoeren van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. Het gaat daarbij om een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit,Vaak plegen gebruikers strafbare feiten om hun verslaving te kunnen financieren en ook zogenoemde ripdeals komen met enige regelmaat voor. Zowel de verkoop als het gebruik van drugs brengt gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg. De rechtbank overweegt dat verdachte hierbij een grotere rol heeft gespeeld dan [medeverdachte] . Verdachte heeft de drugs vanuit Oosterhout naar Amsterdam gebracht, heeft bij de overdracht het initiatief genomen en wist kennelijk precies wat er moest gebeuren, zoals in welke auto hij de drugs moest plaatsen. Dit blijkt onder andere uit de verklaring van [persoon] die heeft verklaard dat verdachte die dag in [restaurant] tegen hem zei ‘er staat daar iemand, die is voor mij, kun je mij ff helpen’, dat [persoon] de tas ‘even af moest geven’ en dat dit ‘nu even moest gebeuren’. Verdachte heeft dus een instruerende rol gehad bij het drugstransport. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte aanvankelijk heeft ontkend iets van drugs te weten en heeft gezegd dat iemand anders dit misschien in zijn auto heeft gelegd. Verdachte heeft, anders dan zijn medeverdachte, dus niet direct openheid van zaken gegeven.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van 14 november 2017 van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Het bewezenverklaarde feit rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. De omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn geen aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken. Gezien het strafblad vindt de rechtbank een taakstraf geen passende straf. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij uitspraken in soortgelijke zaken. Om verdachte de kans te bieden zijn leven een andere wending te geven, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering in haar rapport van 5 december 2017 is geadviseerd.

9.Beslag

De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geld verbeurd te verklaren. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het geld aan verdachte dient te worden teruggegeven, nu hij dit op dezelfde dag in een casino heeft gewonnen en het Openbaar Ministerie heeft nagelaten dit verder te onderzoeken.
De rechtbank overweegt als volgt. Het geld behoort aan verdachte toe. Nu waarschijnlijk is dat dit geld geheel of grotendeels door middel van het bewezen geachte feit is verkregen, wordt dit geld verbeurdverklaard. Het geldbedrag is onder verdachte aangetroffen net nadat hij de drugs had verstrekt aan [medeverdachte] en het staat vast dat verdachte hiervoor betaald zou krijgen. De niet nader onderbouwde stelling dat verdachte het geldbedrag diezelfde ochtend in een casino heeft gewonnen, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich moet melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- wordt verplicht om zich te laten behandelen voor zijn emotionele problemen en delictgedrag bij Het Dok of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart verbeurd:€ 971,05 (5442277)
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. L. Voetelink en J.M. Jongkind, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.H. Limburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 december 2017.