Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het briefadres
[GBA-adres] .
1.Het onderzoek ter terechtzitting
mr. C.A.J. van Yperen en van hetgeen de raadsvrouw van verdachte mr. M.A. Muntjewerf naar voren hebben gebracht.
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
De aangehouden verdachte heeft zich ten aanzien van het eerste feit op zijn zwijgrecht beroepen en ontkent het tweede tenlastegelegde feit.
[persoon 1] heeft de man in de kamer gezien en heeft hem later het raam uit zien klimmen.
Daarom acht de officier van justitie de primair ten laste gelegde poging tot diefstal door middel van inklimming bewezen.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich gerefereerd. Het zelfde geldt voor de als feit 2 ten laste gelegde bedreiging.
Het feit dat aangeefster [persoon 2] verdachte hoort rommelen in de kamer, en hoort dat lades en kastdeuren worden geopend en gesloten, duidt er op dat verdachte bezig was de kamer te doorzoeken tot hij in zijn bezigheden gestoord werd door de angstschreeuw van aangeefster. Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen en geen verklaring gegeven waarom hij aan lades en kastjes morrelde indien hij alleen maar een rustig plekje zocht. Bij deze omstandigheden gaat de rechtbank er van uit dat verdachte ten minste ook uit was op geld en/of goederen van zijn gading en het ‘oogmerk’ had als bedoeld in de artikelen 310 en 311 Wetboek van Strafrecht. Dat hij geld dat voor het grijpen lag heeft laten liggen is daarbij niet van belang. Mogelijk heeft hij het geld niet gezien in de donkere kamer. Bovendien was hij genoopt zich overhaast uit de voeten te maken. De reden dat hij op zijn sokken was kan zijn omdat hij heel stil wilde doen, of misschien glipte hij zonder schoenen gemakkelijker door het raam naar binnen. Wat daar ook van zij, verdachte heeft geen (alternatieve) verklaring gegeven voor deze omstandigheden en de rechtbank is dan ook van oordeel dat naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake is van een poging tot diefstal door middel van inklimming.
5.Bewezenverklaring
weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, toebehorend aan [persoon 1] en/of [persoon 2] , en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van inklimming, zich naar voornoemde woning heeft begeven en vervolgens zich in voornoemde woning heeft begeven en een slaapkamer in voornoemde woning heeft doorzocht.
6.De strafbaarheid van de feiten
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straf
Uit de inhoud van een e-mail van het Leger des Heils Jeugdbescherming en reclassering van 6 februari 2017 leidt de rechtbank af dat verdachte ervoor heeft gekozen behandelingen uit de weg te gaan. Nader onderzoek naar deze stoornis kon dan ook niet plaatsvinden. Hij lijkt een intelligente man te zijn die – zonder contra-indicatie, die ontbreekt – in staat moet worden geacht de gevolgen van zijn daden te overzien. In deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte verantwoordelijk kan worden gesteld voor zijn daden.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
[verdachte], daarvoor strafbaar.
drie maanden.
mrs. A.K. Glerum en M.J.F. van der Wolf, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,