In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 december 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 september 2017 betrokken was bij een ramkraak op een winkel in Amsterdam. De verdachte, die net 18 jaar oud was, werd beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak. De rechtbank heeft het adolescentenstrafrecht toegepast, ondanks het ontbreken van een reclasseringsadvies, omdat de verdachte nog beïnvloedbaar werd geacht. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zeven maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank besloot tot een jeugddetentie van zes maanden, met drie maanden voorwaardelijk, en legde daarbij een meldplicht op aan de jeugdreclassering.
Tijdens de zitting op 23 november 2017 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De verdachte had een bekennende verklaring afgelegd en er waren camerabeelden die zijn betrokkenheid bij de ramkraak bevestigden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, zich volledig had ingelaten op de ramkraak en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers zwaar wogen. De verdachte had zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige diefstal, wat niet alleen financiële schade veroorzaakte, maar ook de onveiligheid in de samenleving vergrootte. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om het adolescentenstrafrecht toe te passen, omdat de verdachte nog in ontwikkeling was en begeleiding nodig had om recidive te voorkomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.