ECLI:NL:RBAMS:2017:10307

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2017
Publicatiedatum
9 februari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4283
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag exploitatievergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 november 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep dat was ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag om een exploitatievergunning voor een vaartuig. De aanvraag was ingediend door de Vereniging Vrienden van het vaartuig, maar het beroep was ingesteld door een eiser die geen belanghebbende was bij de aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet gemachtigd was om namens de Vereniging beroep in te stellen, aangezien er geen machtiging in het dossier aanwezig was. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet de juiste procedure had gevolgd en dat het beroep daarom niet-ontvankelijk was. De gemachtigde van de eiser had aangevoerd dat het onmogelijk was om beroep in te dienen namens de Vereniging, maar de rechtbank weerlegde dit argument door te stellen dat het webformulier op de website van de rechtspraak geen verplichting tot het invullen van een BSN-nummer bevatte. De rechtbank concludeerde dat de eiser zelf verantwoordelijk was voor de onjuiste veronderstelling dat alleen natuurlijke personen met een BSN-nummer beroep konden instellen. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/4283

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 november 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te Duivendrecht, eiser

(gemachtigde: mr. J. Monster),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigden: mr. J. Pot en mr. R. Osterwald).

Procesverloop

[eiser] heeft op 24 juli 2017 beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op de aanvraag om een exploitatievergunning. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2017. [eiser] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden en mr. M. Aken en [naam 2] .

Overwegingen

1. Op 3 februari 2017 heeft de van de Vereniging Vrienden van de [naam vaartuig] (de Vereniging) bij Waternet een aanvraag gedaan om een exploitatievergunning voor het vaartuig [naam vaartuig] . Op 2 mei 2017 heeft verweerder de behandeltermijn met acht weken verdaagd. Op 30 juni 2017 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld en een dwangsom op grond van artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gevorderd indien verweerder niet binnen twee weken na ingebrekestelling een besluit op de aanvraag neemt.
2.1.
Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijk gesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
2.2.
Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
3. Niet in geschil is dat de aanvraag om de exploitatievergunning is gedaan door de Vereniging. Het digitale beroepschrift is echter ingesteld door [eiser] . Een bij dat beroepschrift gevoegde brief van J. Monster van 24 juli 2017 vermeldt tussen haakjes achter de naam van [eiser] als insteller van het beroep ook de Vereniging. De rechtbank stelt echter vast dat zich geen machtiging in het dossier bevindt waarin de Vereniging J. Monster machtigt om namens haar beroep in te stellen. [eiser] is geen belanghebbende bij het beroep tegen het niet tijdig beslissen op een niet door hem ingediende aanvraag.
4. De gemachtigde van [eiser] heeft ter zitting aangevoerd dat het onmogelijk was om beroep in te dienen namens de Verenging en dat zij het daarom op naam van [eiser] heeft gedaan. Het webformulier op www.rechtspraak.nl waarmee zij het beroep heeft ingesteld, vereist een BSN-nummer. Anders is het onmogelijk om beroep in te stellen, aldus gemachtigde. Dit is onjuist. De rechtbank heeft dit gecontroleerd en anders dan gemachtigde stelt, is het BSN-nummer geen verplicht veld dat ingevuld moet worden voordat verder gegaan kan worden met het instellen van het beroep via het webformulier. Dat gemachtigde van [eiser] door het webformulier op het verkeerde been is gezet waardoor zij veronderstelde dat alleen natuurlijke personen met BSN-nummer beroep kunnen instellen, komt voor rekening en risico van [eiser] .
5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van mr. B.E. Giesen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 november 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.