Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 november 2017 in de zaak tussen
[eiser] , te Amsterdam, eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 november 2017.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser had op 10 april 2017 een aanvraag ingediend voor een exploitatievergunning voor zijn vaartuig. Op 30 juni 2017, tien dagen voor het verstrijken van de beslistermijn, heeft de eiser het college in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat deze al voor het verstrijken van de beslistermijn was gedaan. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat een premature ingebrekestelling niet als zodanig kan worden aangemerkt.
De rechtbank overweegt verder dat het college van burgemeester en wethouders een besluitmoratorium had ingesteld, maar dat dit niet betekent dat de eiser ervan uit mocht gaan dat er geen besluit meer zou worden genomen. De beslistermijn liep nog en het college had de bevoegdheid om een besluit te nemen. Aangezien de ingebrekestelling niet geldig was, verklaart de rechtbank het beroep van de eiser niet-ontvankelijk. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.