ECLI:NL:RBAMS:2017:10347

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2017
Publicatiedatum
26 februari 2018
Zaaknummer
13/680229-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere woninginbraken en pogingen daartoe

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van meerdere woninginbraken en pogingen daartoe. De rechtbank heeft op 15 februari 2018 uitspraak gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 1 februari 2018. De officier van justitie, mr. J.H. van der Meij, heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De verdachte, geboren in 1997 en gedetineerd in het Huis van Bewaring, heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het stelen van waardevolle goederen uit verschillende woningen in Nederland, waaronder horloges, sieraden en geldbedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich de toegang tot de woningen heeft verschaft door middel van braak en dat er een patroon van inbraken is waargenomen. De rechtbank heeft de inzet van bijzondere opsporingsmethoden, zoals het plaatsen van een peilbaken, als rechtmatig beoordeeld. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 29 maanden, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan benadeelde partijen, en is de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf gelast.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13-680229-17
Datum uitspraak: 15 februari 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] ,
gedetineerd in het Huis van Bewaring [HvB] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 februari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.H. van der Meij, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.H. Stibbe, advocaat te Amsterdam naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

1.
hij op of omstreeks 16 juli 2017 te Uithoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de
[adres 1] ) heeft weggenomen
- een of meer horloge(s) en/of
- sieraden en/of
- 5.750,- Euro, in elk geval een of meer goederen en/of enig geldbedrag,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn
mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft
en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking aan/van die
woning;
2.
hij op of omstreeks 27 december 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk
geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf, om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen
aan de [adres 2] ) weg te nemen geld en/of goed(eren)
van zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s) gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van
het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren)
van zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s) gading onder zijn/hun bereik te
brengen door middel van braak en/of verbreking, zich opzettelijk naar
voornoemde woning heeft begeven waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
een slotentrekker, in elk geval een voorwerp, in een slot van een deur van
voornoemde woning heeft/hebben gestopt/gestoken en/of (vervolgens) (in/bij/ter
hoogte van het slot van die deur) wrikkende en/of rukkende trekkende en/of
draaiende bewegingen heeft/hebben gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 10 januari 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning
(gelegen aan de [adres 3] ) heeft weggenomen
- een (auto)sleutel en/of
- een (gevulde) spaarpot en/of
- ( een zakje) Euromunten,
in elk geval een of meer goederen en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn
mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben
verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door een (cilinder)slot van een deur (van die woning) te
verbreken en/of te forceren, althans door middel van braak op en/of verbreking
aan/van die woning;
4.
hij op of omstreeks 14 januari 2017 te Amstelveen, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 4]
) weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn,
verdachtes en/of zijn mededader(s) gading, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn,
verdachtes en/of zijn mededader(s) gading onder zijn/hun bereik te brengen
door middel van braak en/of verbreking, zich naar opzettelijk voornoemde
woning heeft begeven waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een
(zogenaamde) slotentrekker en/of een (torx)schroef, althans een voorwerp, in
een slot van een deur van voornoemde woning heeft/hebben gestopt/gestoken
en/of (vervolgens) (in/bij/ter hoogte van een slot van die deur) wrikkende
en/of rukkende bewegingen heeft/hebben gemaakt;
5.
hij op of omstreeks 19 mei 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in
Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de
[adres 5] ) weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn,
verdachtes en/of zijn mededader(s) gading, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn,
verdachtes en/of zijn mededader(s) gading onder zijn/hun bereik te brengen
door middel van braak en/of verbreking, zich opzettelijk naar voornoemde
woning heeft begeven waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een
slotentrekker, in elk geval een voorwerp, in een slot van een deur van
voornoemde woning heeft/hebben gestopt/gestoken en/of (vervolgens) (in/bij/ter
hoogte van het slot van die deur) wrikkende en/of rukkende en/of trekkende
en/of draaiende bewegingen heeft/hebben gemaakt;
6.
hij op of omstreeks 20 juli 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning
(gelegen aan de [adres 6] ) heeft weggenomen
- schoenen en/of
- een zonnebril en/of
- een Macbook en/of
- sieraden,
in elk geval een of meer goederen, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een slot van een
deur (van die woning) te verbreken en/of te forceren en/of te verwijderen,
althans middel van braak op en/of verbreking aan/van die woning;
7.
hij op of omstreeks 11 september 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning
(gelegen aan de [adres 7] ) heeft weggenomen
- een of meer horloge(s) en/of
- sieraden en/of
- 420,- Euro en/of
- een geldkistje (inhoudende onder andere verzekeringspapieren/polissen) en/of
- een trouwboekje,
in elk geval een of meer goederen en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededaders, waarbij hij, verdachte en/of zijn mededaders
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat
weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door een slot van een deur (van die woning) te verbreken en/of te forceren
en/of te verwijderen, althans door middel van braak op en/of verbreking
aan/van die woning.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 3, 6 en 7 ten laste gelegde gekwalificeerde diefstallen en de onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde pogingen daartoe, op gronden als uiteengezet in de door haar overgelegde schriftelijke requisitoiraantekeningen.
4.2
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw enkele verweren, zoals vervat in de ter terechtzitting overgelegde pleitnotities, gevoerd. Voor zover deze verweren niet door de gebezigde bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring worden weerlegd, overweegt het de rechtbank het navolgende.
4.3
Verweer met betrekking tot inzet peilbaken
De raadsvouw heeft, hier in de kern weergegeven, aangevoerd dat het peilbaken dat onder de Volkswagen Golf (hierna VW) met kenteken [kenteken] , de auto waar verdachte in reed, was geplaatst, onrechtmatig is geweest. Aangezien er op dat moment nog geen reële verdenking op verdachte rustte, had deze opsporingsmethode, die - aldus de raadsvrouw - ten doel had een willekeurig strafbaar feit op het spoor te komen, niet mogen worden ingezet. De informatie die uit de toepassing van voornoemde bijzondere opsporingsbevoegdheid is voortgekomen dient haars inziens dan ook te worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Naar aanleiding van het onderzoek naar verschillende reeds gepleegde woninginbraken, waaronder een inbraak gepleegd op
22 augustus 2016 te Purmerend, is de VW Golf met genoemd kenteken in beeld gekomen. Deze auto leek bij verschillende inbraken betrokken en in januari 2017 bleek bovendien dat dit voertuig met genoemd kenteken en een andere VW Golf in december 2016 van tenaamstelling waren gewisseld. Om vast te stellen wie er gebruik maakte van deze auto’s, werd besloten om beide auto’s kort te observeren. Op 5 januari 2017 werd na overleg met de officier van justitie een niet registrerend peilbaken op de auto geplaatst. Uit de observaties is voorts gebleken dat verdachte gebruik maakte van deze auto. Op 9 januari 2017 werd vervolgens door de officier van justitie een bevel tot stelselmatige observatie afgegeven. Daarop werd de VW Golf heimelijk voorzien van een registrerend peilbaken. Gelet op het voorgaande is de inzet van het peilbaken steeds gerechtvaardigd geweest en is laatstgenoemd bevel rechtmatig verleend. Aldus bestond de bevoegdheid om een baken te plaatsen onder deze auto, die op naam van [persoon] , de vader van verdachte stond. Het verweer van de raadsvouw kan reeds hierom niet slagen en wordt verworpen.
4.4
Verweer met betrekking tot camerabeelden/stills en de daarop gebaseerde herkenningen
De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat beelden en de daarop gebaseerde stills niet voldoende duidelijk zijn om op grond daarvan onderscheidende kenmerken van de op die beelden betreffende personen waar te nemen. Daarnaast meent zij dat de door de verbalisanten op basis van de beelden gedane herkenningen onvoldoende onderscheidend, te algemeen en derhalve niet betrouwbaar zijn.
De rechtbank stelt voorop dat het bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning van belang is of in het proces-verbaal van de herkenning nauwkeurig is opgenomen hoe de confrontatie en de herkenning heeft plaatsgevonden. Voor de betrouwbaarheid van een herkenning kan bovendien van belang zijn of de herkenning heeft plaatsgevonden op basis van specifieke, onderscheidende persoonskenmerken. De kwaliteit van de beelden en de zichtbaarheid van verdachte op de beelden kunnen daarbij een rol spelen. Ter terechtzitting zijn de beelden behorende bij feit 1 getoond.
De rechtbank heeft waargenomen dat de beelden, opgenomen in de woning van aangeefster, van goede kwaliteit zijn en geschikt zijn voor herkenning. Er is op die beelden voldoende van de gezichten van de inbrekers te zien om tot een herkenning te kunnen komen.
Op de terechtzitting is met de raadsvrouw afgestemd dat de beelden behorende bij de feiten 3, 5, 6 en 7, die zich ook in het dossier bevinden, in raadkamer zullen worden bekeken. Na ook deze beelden te hebben bekeken, stelt de rechtbank ten eerste vast dat deze beelden op zichzelf eveneens van voldoende kwaliteit zijn. De waarnemingen die door de verbalisanten met betrekking tot genoemde feiten op basis van de beelden zijn gedaan, zijn dan ook betrouwbaar te achten. Daarnaast merkt de rechtbank op dat op die beelden weliswaar geen volledige gezichten zijn te zien, maar dat wel andere specifieke onderscheidende kenmerken, als kleding, postuur en de wijze van lopen van deze personen zijn waar te nemen, op basis waarop de herkenningen van verdachte door de verbalisanten bij de (poging tot) woninginbraken bij [adres 5] (feit 5) en [adres 7] (feit 7) zijn gedaan. De verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , (feit 5), als ook verbalisant [verbalisant] (feit 7), hebben omschreven aan welke specifieke onderscheidende kenmerken zij verdachte herkennen.
Daarnaast is van belang dat een verbalisant aangeeft waarvan hij verdachte kent en in welke hoedanigheid hij en verdachte elkaar eerder hebben getroffen. De betreffende verbalisanten hebben elk afzonderlijk een proces-verbaal van herkenning opgemaakt en verwoorden hun herkenningen ieder op hun eigen manier. Zij relateren uit eigen waarneming. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er evenmin aanleiding bestaat om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenningen van verdachte door deze verbalisanten.
Met betrekking tot de onder 7 ten laste gelegde inbraak merkt de rechtbank het volgende op. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, levert de omstandigheid dat de telefoon van verdachte op 16 juli 2017 van 21:19 tot 21:54 een andere locatie (te weten [adres 8] ) dan het adres waar de inbraak plaatsvond aanstraalde, geen contra-indicatie op voor betrokkenheid van verdachte bij die inbraak. Voornoemd adres is immers de locatie van de zendmast die door de telefoon van verdachte werd aangestraald en daarmee niet per definitie de exacte locatie waar die telefoon zich op dat moment bevond. Wat deze enkele bevinding (het aanstralen van die zendmast) nu juist wél aannemelijk maakt, is dat verdachte op dat moment in de relatieve nabijheid van die zendmast en dus in de buurt van de inbraak was. Dat gegeven vormt bepaald geen contra-indicatie voor zijn betrokkenheid bij deze inbraak.
Met betrekking tot de onder 6 ten laste gelegde inbraak heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de omstandigheid dat aangever heeft verklaard zijn woning om 13:45 uur te hebben verlaten terwijl de verdachte en de medeverdachte het pand al om 13:48 zouden hebben verlaten als contra-indicatie is aan te merken voor betrokkenheid van verdachte bij de inbraak. De rechtbank volgt deze redenering niet, aangezien de tijd die aangever heeft genoemd geen vaststaand gegeven betreft en dus mogelijk wat kan afwijken van de werkelijke tijd. Bovendien acht de rechtbank het heel wel mogelijk dat een woninginbraak in enkele minuten wordt gepleegd.
4.5
Schakelbewijs
De rechtbank acht de onder 1, 4, 5 en 7 tenlastegelegde feiten bewezen op grond van de bewijsmiddelen die per bewezenverklaard feit zullen worden uitgewerkt wanneer in deze zaak hoger beroep wordt ingesteld. Uit die bewijsmiddelen valt een patroon af te leiden, dat de rechtbank zal betrekken bij de beoordeling van de onder 2, 3 en 6 tenlastegelegde feiten.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakelketting of ketenbewijs) toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijsmiddelen.
De rechtbank stelt het volgende vast:
-Bij de onder 4 en 7 ten laste gelegde feiten is gebruik gemaakt van de zogenoemde kerntrekmethode, waarbij een cilinder met behulp van een slotentrekker of een ander inbrekerswerktuig uit het slot is verwijderd. Ook bij feit 5 is het slot met een voorwerp beschadigd.
-De onder 5 en 7 ten laste gelegde (poging tot) inbraken zijn gepleegd in de flat [naam flat] te Zaandam.
-Bij het onder 5 en 7 ten laste gelegde wordt telkens gebruik gemaakt van een paraplu, vermoedelijk ter afscherming van het gezicht.
-Bij de onder 4 ten laste gelegde poging tot inbraak werd een VW Golf met kenteken [kenteken] , op naam gesteld van de vader van verdachte, gebruikt door verdachte en zijn mededader.
-Bij de feiten 5 en 7 is er op tijdstippen voorafgaand of rond de inbraken telkens telefonisch contact tussen verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] . Dat is temeer opvallend, nu de verdachte ter zitting heeft verklaard slechts enkele keren per jaar contact met verdachte [medeverdachte] te hebben.
-Bij de onder 4 ten laste gelegde poging tot inbraak werd gebruik gemaakt van een zwarte sporttas.
Voorts stelt de rechtbank vast dat uit de bewijsmiddelen die de rechtbank bezigt voor de bewezenverklaring van de onder 2, 3 en 6 tenlastegelegde feiten blijkt, dat:
-daarbij ook telkens gebruik werd gemaakt van de kerntrekmethode;
-die inbraken dan wel poging daartoe ook zijn gepleegd in flats in Zaandam (waarvan tweemaal in de [naam flat] );
-bij feit 3 ook gebruik werd gemaakt van een paraplu (om het gezicht af te schermen);
-dezelfde VW Golf als bij feit 4 ook bij de feiten 2 en 3 wordt gezien, dichtbij de flat waar wordt ingebroken;
-ook bij feit 6 verdachte en [medeverdachte] kort voor de inbraak telefonisch contact met elkaar hebben (en daarbij in dit geval dezelfde zendmast aanstralen op zeer korte afstand van de woning waar is ingebroken);
-ook bij de feiten 2 en 3 gebruik wordt gemaakt van een zwarte sporttas, die veel gelijkenis vertoont met de tas die bij feit 4 is gebruikt.
Uit het bovenstaande kan een zodanig patroon kan worden afgeleid dat de bewijsmiddelen voor de feiten 4, 5 en 7 kunnen worden gebruikt als ondersteunend bewijs voor de feiten 2, 3 en 6. Hierdoor wordt de gebezigde bewijsconstructie per feit versterkt. Dat patroon bestaat eruit dat met gebruik van de kerntrekmethode wordt ingebroken door verdachte en een medeverdachte die een zwarte sporttas meedragen en met paraplu of kleding hun gezichten afschermen, die zich per auto verplaatsen, veelal in de VW Golf op naam van de vader van verdachte. Rond het tijdstip van de inbraak hebben de verdachten in een aantal gevallen telefonisch contact met elkaar. De inbraken worden meermalen gepleegd in een flat (een aantal keren de flat [naam flat] ) in Zaandam.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 16 juli 2017 te Uithoorn, tezamen en in vereniging met anderen met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de
[adres 1] heeft weggenomen
- horloges en
- sieraden en
- 5.750,- Euro,
toebehorende aan [benadeelde 1] , waarbij verdachte en zijn
mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft
door middel van braak aan die woning;
2.
op 27 december 2016 te Zaandam, gemeente Zaanstad,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 2] weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn, verdachtes gading, toebehorende aan [benadeelde 2] en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
door middel van braak, zich opzettelijk naar voornoemde woning heeft begeven waarna hij een slotentrekker in een slot van een deur van voornoemde woning heeft gestopt/gestoken en (vervolgens) (in/bij/ter hoogte van het slot van die deur) wrikkende en/of rukkende trekkende en/of draaiende bewegingen heeft gemaakt;
3.
op 10 januari 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning,
gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen
- een autosleutel en
- een gevulde spaarpot en
- een zakje Euromunten,
toebehorende aan [benadeelde 3] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door een cilinderslot van een deur van die woning te forceren;
4.
op 14 januari 2017 te Amstelveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 4] weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn,
verdachtes gading, toebehorende aan [benadeelde 4] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, zich opzettelijk naar voornoemde woning heeft begeven waarna hij, verdachte een slotentrekker en een torxschroef in een slot van een deur van voornoemde woning heeft gestopt/gestoken en (in/bij/ter hoogte van een slot van die deur) wrikkende en/of rukkende bewegingen heeft gemaakt;
5.
op 19 mei 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de
[adres 5] weg te nemen geld en/of goed(eren) van zijn,
verdachtes en/of zijn mededaders gading toebehorende aan
[benadeelde 5] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen door middel van braak, zich opzettelijk naar voornoemde
woning heeft begeven waarna zijn mededader een voorwerp, in een slot van een deur van voornoemde woning heeft gestopt/gestoken en (in/bij/ter hoogte van het slot van die deur) wrikkende en/of rukkende en/of trekkende en/of draaiende bewegingen heeft gemaakt;
6.
op 20 juli 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 6] heeft weggenomen
- schoenen en
- een zonnebril en
- een Macbook en
- sieraden,
toebehorende aan [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door een slot van een deur van die woning te forceren en te verwijderen;
7.
op 11 september 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 7] heeft weggenomen
- horloges en
- sieraden en
- 420,- Euro en
- een geldkistje, inhoudende onder andere verzekeringspapieren/polissen en
- een trouwboekje,
toebehorende aan [benadeelde 8] , waarbij hij, verdachte en zijn mededaders
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door een slot van een deur van die woning te forceren en te verwijderen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 tot en met 7 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier woninginbraken en drie pogingen daartoe.
Verdachte heeft de inbraken en een van de pogingen tot inbraak samen met een of meer anderen gepleegd. Bij de inbraken zijn veelal waardevolle goederen zoals sieraden, die tevens een emotionele waarde hebben, en/of geldbedragen weggenomen.
Bij de inbraken werd de inboedel van de betreffende woning helemaal overhoop gehaald en werd veelal grote ravage aangericht. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële en emotionele schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de slachtoffers. Eénmaal is gepoogd tijdens de nachtelijke uren in te breken, in een woning waarin een gezin met twee kinderen lag te slapen. Het is voor de slachtoffers ongetwijfeld bijzonder onaangenaam dat vreemden in hun woning zijn geweest en hun persoonlijke bezittingen hebben doorzocht en weggenomen. Verdachte heeft bij het plegen van deze inbraken slechts zijn eigen gewin in gedachten gehad en kennelijk geen enkele rekening gehouden met de gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers. De rechtbank rekent verdachte, die geen inzicht lijkt te hebben in de strafwaardigheid van zijn handelen, zijn jegens de slachtoffers onverschillige houding aan. Het handelen van verdachte draagt daarnaast bij aan de gevoelens angst en onveiligheid in de samenleving.
Als strafverzwarende factoren weegt de rechtbank mee dat de feiten veelal in vereniging zijn gepleegd en dat verdachte, zoals blijkt uit een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 januari 2018 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van pogingen tot inbraken. Dat heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden de bewezenverklaarde feiten te plegen.
De rechtbank slaat bij de strafoplegging mede acht op oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor een woninginbraak met recidive is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, ziet de rechtbank geen aanleiding, ook niet in de jonge leeftijd van de verdachte, om hiervan af te wijken. De rechtbank neemt de genoemde vijf maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf per inbraak derhalve als uitgangspunt, ander dan de officier van justitie, die uitgaat van zes maanden en de raadsvrouw die uitgaat van drie maanden gevangenisstraf per inbraak. Voor wat betreft de pogingen tot diefstal neemt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden als uitgangspunt.
Tevens heeft de rechtbank voor het bepalen van de strafmaat acht geslagen op het meest recente over verdachte uitgebrachte Reclasseringsadvies van 20 december 2018. Door de reclassering wordt de kans op recidive bij verdachte als hoog gemiddeld ingeschat. De reclassering acht een toezichtkader met voorwaarden om het gedrag van verdachte te veranderen niet geïndiceerd.
Alles afwegende, acht de rechtbank een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 29 maanden op zijn plaats, die verdachte er in de toekomst van moet weerhouden soortgelijke misdrijven te plegen.

10.Het beslag

Onder verdachte is een geldbedrag van € 2.000,- in beslag genomen, zoals weergegeven op de beslaglijst.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat er conservatoir beslag is gelegd op het voormelde bedrag, ten behoeve van het slachtoffer, indien de verdachte in het kader van een door haar aangekondigde ontnemingszaak voortvloeiende uit deze strafzaak een bedrag aan de Staat zal terug moeten betalen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het geldbedrag aan verdachte kan worden geretourneerd, daargelaten dat er conservatoir beslag op is gelegd.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 2000,- .
Deze beslissing laat overigens onverlet dat er conservatoir beslag op dit geldbedrag is gelegd.

11.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

11.1
[benadeelde 3]
Ter terechtzitting is verschenen mr. C. Haddouzi, advocaat te Utrecht. Hij verklaart bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn [benadeelde 3] die zich in dit strafproces wenst te voegen als benadeelde partij met betrekking tot de door hem ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde geleden schade en wel tot een bedrag van € 332,47 aan materiële schadevergoeding en € 574,- aan immateriële schadevergoeding, te vertegenwoordigen. Mr. Haddouzi heeft daarbij ter terechtzitting expliciet aangegeven dat de benadeelde partij zijn vordering uit geloofsovertuiging niet wenst te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast heeft de ter zitting aanwezige benadeelde partij aangegeven dat hij de 21% in rekening gebrachte BTW met betrekking tot het aangeschafte slot bij de belastingdienst kan terugvragen en zijn vordering met dat Btw-bedrag matigt.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade is ter zitting toegelicht dat de benadeelde partij een eigen taxibedrijf heeft en dat hij zijn gezin, dat sinds de inbraak in angst leeft, vaak ’s nacht alleen moet achterlaten.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering voor wat betreft de materiële schade tot een bedrag van € 274,77. Nu de benadeelde partij heeft aangegeven het aan BTW te betalen bedrag via de belastingdienst terug te kunnen vragen, komt dit bedrag haars inzien niet voor vergoeding in aanmerking. Daarnaast heeft zij geconcludeerd tot toewijzing van de vordering ter zake van immateriële schade.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu door de benadeelde partij onvoldoende is aangetoond dat hij als gevolg van de inbraak geestelijk letsel heeft bekomen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De benadeelde partij heeft ter zitting zijn vordering verminderd met het Btw-bedrag en derhalve beperkt tot
€ 274,77.Met de officier van justitie, acht de rechtbank de vordering ter zake van materiële schade toewijsbaar tot dat bedrag.
De vordering tot immateriële schadevergoeding zal worden afgewezen.
Niet is komen vast te staan dat de benadeelde partij immateriële heeft geleden als gevolg van de inbraak. Met hetgeen dat door mr. Mr. Haddouzi hiertoe is aangevoerd, is
onvoldoende onderbouwd dat er psychische schade bij de benadeelde partij is ontstaan als gevolg van de onder 3 bewezen verklaarde inbraak. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 21 februari 1997, NJ 1999, 145) moet er daarvoor sprake zijn van geestelijk letsel. Indien geen sprake is van meer dan een enkel psychisch onbehagen is er op grond van artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek geen ruimte voor het toekennen van een vergoeding van immateriële schade.
11.2
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer
[benadeelde 3], naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van
€ 274,77.
11.3
[benadeelde 7]
Namens de
benadeelde partij [benadeelde 7]is € 11.741,- aan materiële schadevergoeding gevorderd.
Uit het voegingsformulier blijkt dat ten tijde van het invullen van dit formulier nog niet bekend was welk bedrag door de verzekering zou worden vergoed. Nu hierop geen nadere toelichting van de benadeelde partij is ontvangen en zij haar vordering evenmin ter zitting heeft toegelicht, is de rechtbank van oordeel dat de vordering daarom onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij dient, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte, in die vordering
niet-ontvankelijkte worden verklaard. De behandeling van de vordering levert, immers een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

12.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich een op 31 oktober 2017 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13-684421-16 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis
d.d. 13 december 2016 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Amsterdam. Hierin is verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren met vervangende hechtenis van 25 dagen, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de voornoemde vordering tot tenuitvoerlegging van de nog niet uitgevoerde taakstraf.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 50 uren te gelasten.

13.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 63, en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

14.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het onder 1, 3, 6 en 7 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Het onder 2 en 4 bewezen verklaarde levert op:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
Poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
29 (negenentwintig maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de
teruggave aan verdachtevan het onder hem in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van
€ 2.000,- (tweeduizend EURO)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 3]wonende op het adres
[adres 9] ter zake van materiële schade toe tot een bedrag van
€ 274,77 (tweehonderdvierenzeventig EURO en zevenenzeventig CENT)
Veroordeelt verdachte aan
[benadeelde 3]voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 3]ter zake van immateriële schade af.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 3]te betalen de som van
€ 274,77 (tweehonderdvierenzeventig EURO en zevenenzeventig CENT)bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur
van 5 dagen,met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 7]niet-ontvankelijk in haar vordering.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis met parketnummer 13-684421-16 van 13 december 2016 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Amsterdam opgelegde voorwaardelijke straf, te weten
een taakstraf voor de duur van 50 uren,met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P.E. Meewisse, voorzitter,
mrs. M.F. Ferdinandusse en L. Voetelink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.C. Bongaerts, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 februari 2018.