Uitspraak
1.De feiten
‘het positief vormgeven van de toekomstige samenwerking en niet naar de door beide partijen ervaren obstakels uit het verleden’, aldus de HRM-directrice bij brief van 20 september 2013.
‘scherpe toon’van [naam professor 2] en diens
‘negatieve, geïrriteerde en beledigende houding’hem kwetsten (hij gaf daarvan in zijn brief negen voorbeelden) en dat hij van hem
‘passende erkenning’verwachtte. In een gesprek op 23 juni 2016 deelde [verweerder] mee dat hij zich door [naam professor 2] in zijn
‘waardigheid aangetast’en zich door hem
‘gediskwalificeerd’voelde. Hij zou worden gediscrimineerd en gepest. Omdat [naam professor 2] desgevraagd te kennen gaf zich aan de gemaakte werkafspraken te houden, heeft op 27 juni 2016 onder leiding van [naam 1] een gesprek plaatsgevonden waarin met [verweerder] en [naam professor 2] op de voorafgegane vier weken werd teruggeblikt. [verweerder] stelde zich in het gesprek op het standpunt dat de discriminatie en het pesten door [naam professor 2] zijn werkhervatting bemoeilijkten. Hij vond dat hij - net als anderen - moest kunnen mailen met LASA (Longitudinal Aging Study Amsterdam), een interfacultair samenwerkingsverband en onderzoeksprogramma op het gebied van veroudering. Volgens [naam 1] was deze tijdelijke beperking in externe contacten juist bedoeld om hem te beschermen. Volgens [naam professor 2] was van discriminatie of pesten geen sprake, ontbrak het [verweerder] aan zelfstandigheid, liet de kwaliteit van zijn werk te wensen over en reageert hij erg defensief op kritische opmerkingen.
‘fabricage’van data binnen het LASA-onderzoeksprogramma. Hij verlangde als wetenschapper de vrijheid om die data af te wijzen. Dat hem die vrijheid niet werd gegund, achtte hij in strijd met de hem toekomende wetenschappelijke zelfstandigheid. [naam professor 2] nam dit op met de LASA-stuurgroep, die begin juli 2016 concludeerde dat er geen reden is om te twijfelen aan de integriteit van de dataverzameling van LASA. Bij brief van 12 juli 2016 heeft [naam stichting] [verweerder] dringend verzocht geen ongefundeerde geruchten over datafabricage binnen LASA meer te verspreiden. Hij werd verwezen naar de procedure die bij twijfel aan de wetenschappelijke integriteit dient te worden gevolgd.
‘De bewering van klager dat aangeklaagde( [naam professor 2] , ktr.)
hem denigrerend, laatdunkend of anderszins kleinerend zou hebben bejegend wordt verder niet gestaafd door de informatie die de commissie tijdens haar onderzoek heeft vergaard. (-) Dat klager zich beknot heeft gevoeld in zijn autonomie om zich als onderzoeker vrijelijk te bewegen in de academische gemeenschap, bijvoorbeeld door van hem te vergen om e-mails aan derden voorafgaand aan verzending voor te leggen een aangeklaagde, is begrijpelijk. Dit gevoel vindt naar het oordeel van de commissie echter niet zijn oorzaak in gedragingen van aangeklaagde die kunnen worden aangemerkt als pesterijen, maar in het kader van instructies en voorwaarden (die) aan klager bij zijn werkhervatting (zijn) meegegeven.’De commissie adviseerde het College van Bestuur om de klacht ongegrond te verklaren. Dat heeft het college op 16 februari 2017 gedaan. Ook het bezwaar van [verweerder] tegen andere besluiten of gedragingen van [naam stichting] is ongegrond verklaard.