ECLI:NL:RBAMS:2017:10677

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2017
Publicatiedatum
9 oktober 2019
Zaaknummer
C/13/636491 / HA ZA 17-1025
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een bedrag van 314.300 euro met boeterente en proceskosten

In deze zaak vorderde eiseres, OTIUM HOLDING B.V., een bedrag van € 314.300,00 van gedaagden, AVERY INVESTMENT HOLDING B.V. De rechtbank Amsterdam heeft op 1 november 2017 vonnis gewezen in deze civiele procedure. Gedaagden zijn niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De rechtbank heeft de vordering van eiseres beoordeeld en vastgesteld dat de gevorderde wettelijke (handels)rente over het bedrag van € 314.300,00 werd afgewezen, omdat de gevorderde boeterente op basis van de overeenkomst toewijsbaar was. De rechtbank heeft de vordering tot betaling van beslagkosten toegewezen, evenals de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. De totale proceskosten aan de zijde van eiseres zijn begroot op € 5.444,72. De rechtbank heeft gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met de overeengekomen boeterente en wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/636491 / HA ZA 17-1025
Vonnis van 1 november 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OTIUM HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. R.J.M. Lenstra te 's-Gravenhage,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AVERY INVESTMENT HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2.
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de gelijkluidende dagvaardingen, met producties,
  • het tegen gedaagden verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De gevorderde wettelijke (handels)rente over het bedrag van € 314.300,00 zal worden afgewezen nu op basis van de overeenkomst de gevorderde boeterente zal worden toegewezen.
2.2.
Het gevorderde komt de rechtbank voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
2.3.
Eiseres vordert gedaagden te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 1.719,94 voor verschotten en € 2.000,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 2.000,00). Nu niet meer kan worden toegewezen dan gevorderd zal een bedrag van € 1.607,56 aan beslagkosten worden toegewezen.
2.4.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaardingen € 168,72
- griffierecht 3.276,00
- salaris advocaat
2.000,00(1,0 punt × tarief € 2.000,00)
Totaal € 5.444,72

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiseres te betalen een bedrag van € 314.300,00 (driehonderdveertienduizenddriehonderd euro), vermeerderd met de tussen partijen overeengekomen boeterente van € 150,00 per dag over dit bedrag met ingang van 20 september 2017 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiseres te betalen de buitengerechtelijke kosten van € 3.346,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 20 september 2017 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.607,56, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 5.444,72, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.H. Broesterhuizen en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2017. [1]

Voetnoten

1.type: AAK