ECLI:NL:RBAMS:2017:1081

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 februari 2017
Publicatiedatum
24 februari 2017
Zaaknummer
13/660066-11 22g Sr
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging beslissing Openbaar Ministerie inzake vervangende hechtenis na bezwaarschrift

Op 23 februari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis toe te passen. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 200 uren opgelegd gekregen, waarvan hij er 124 moest verrichten na een eerdere gegronde bezwaarschrift. Het Openbaar Ministerie besloot op 23 december 2016 dat de vervangende hechtenis moest worden toegepast, omdat de veroordeelde de taakstraf niet had verricht. De veroordeelde, die om medische redenen niet in staat was de taakstraf uit te voeren, diende een bezwaarschrift in. Tijdens de zitting op 9 februari 2017 werd de zaak behandeld, waarbij de veroordeelde en zijn raadsman, mr. A.A. Boersma, hun standpunt naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde door medische omstandigheden niet in staat was de taakstraf te verrichten en dat de beslissing van het Openbaar Ministerie terecht was. Echter, de rechtbank had de bevoegdheid om de beslissing te wijzigen op basis van artikel 22g lid 3 Sr. Gezien de omstandigheden, waaronder de reeds verrichte uren en de detentie van de veroordeelde, besloot de rechtbank de taakstraf om te zetten in 30 dagen vervangende hechtenis. Het bezwaarschrift werd ongegrond verklaard, maar de beslissing van het Openbaar Ministerie werd gewijzigd.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/660066-11
RK: 17/481
Beslissing op het op 20 januari 2017 op de griffie van deze rechtbank ingediende bezwaarschrift ex artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedag] te Amsterdam ,
ingeschreven in de Basisregistratie persoonsgegevens op het adres
[GBA-adres] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de PI Alphen aan den Rijn,
het Huis van Bewaring Maatschapslaan te Alphen aan den Rijn,
woonplaats kiezend op het adres van zijn raadsman, mr. A.A. Boersma,
Falckstraat 14, 1017 VW Amsterdam ,
hierna te noemen de veroordeelde.

INLEIDING

De meervoudige kamer in deze rechtbank heeft op 29 augustus 2012 de veroordeelde een taakstraf van 200 uren met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht opgelegd. De rechtbank heeft bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht vervangende hechtenis van 100 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank heeft een eerder ingediend bezwaarschrift ex artikel 22g Sr op 13 januari 2016 gegrond verklaard en beslist dat veroordeelde de na aftrek resterende 124 uren taakstraf binnen één jaar moet verrichten, met bevel dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht vervangende hechtenis van 62 dagen zal worden toegepast.
Het Openbaar Ministerie heeft op 23 december 2016 beslist dat de vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van deze beslissing is op 3 januari 2017 aan de veroordeelde verzonden.

INHOUD VAN HET BEZWAARSCHRIFT

Het bezwaarschrift richt zich tegen deze beslissing van het Openbaar Ministerie en strekt ertoe dat de rechtbank de veroordeelde in de gelegenheid stelt het restant van zijn taakstraf alsnog te verrichten.

BEOORDELING

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • de hiervoor genoemde beslissing van 13 januari 2016;
  • de rapportage van Reclassering Nederland van 5 december 2016, waaruit blijkt dat de reclassering de opdracht heeft geretourneerd vanwege medische gronden. Veroordeelde heeft te kennen gegeven lichamelijke klachten te hebben en de reclassering ziet hierdoor geen mogelijkheden om uitvoering te geven aan de taakstraf;
  • de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
  • het bezwaarschrift van de veroordeelde.
De rechtbank heeft op de openbare terechtzitting van 9 februari 2017 de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman mr. A.A. Boersma gehoord.
Veroordeelde en zijn raadsman hebben kort samengevat het volgende aangevoerd. Veroordeelde heeft sinds drie jaren last van zijn schouder en is daarvoor behandeld in een revalidatiecentrum. Het was de bedoeling dat veroordeelde de taakstraf zou gaan verrichten op de beperkte afdeling van de werkstrafunit, maar daar was geen plaats. Het verrichten van de taakstraf in de plantsoendienst was te zwaar, omdat veroordeelde door zijn schouderklachten niet kan prikken. De raadsman heeft daartoe een e-mail van
7 februari 2017 van het Re-integratieconsult Interventieteam overgelegd. Veroordeelde is momenteel uit anderen hoofde gedetineerd. Hij is alsnog bereid om de taakstraf te verrichten. Er is geen sprake geweest van onwil, maar van onmacht.
De officier van justitie heeft gevorderd het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
De rechtbank heeft geconstateerd dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.
De rechtbank overweegt het volgende. Artikel 22g lid 1 Sr houdt onder meer in dat als de tot een taakstraf veroordeelde de taakstraf niet verricht vervangende hechtenis wordt toegepast, tenzij dit wegens uitzonderlijke omstandigheden die zich na het opleggen van de taakstraf hebben voorgedaan zou leiden tot een onbillijkheid van zwaarwegende aard.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde stukken vast staat dat de veroordeelde de taakstraf vanwege medische gronden niet heeft kunnen verrichten. De beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis is dus terecht.
De rechtbank overweegt verder dat zij, gelet op het bepaalde in artikel 22g lid 3 Sr, de bevoegdheid heeft om de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis te wijzigen. De rechtbank houdt daarbij rekening met de twee uren taakstraf, die veroordeelde wel heeft verricht. Nu de reclassering de opdracht vanwege medische gronden heeft geretourneerd naar de officier van justitie, alsmede gelet op het tijdsverloop en de omstandigheid dat veroordeelde vanwege het plegen van een nieuw strafbaar feit in voorlopige hechtenis verblijft, zal de rechtbank van de daartoe bij artikel 22g lid 3 Sr gegeven bevoegdheid gebruik maken en de beslissing van het Openbaar Ministerie als volgt wijzigen.
BESLISSING
De rechtbank verklaart het bezwaarschrift ongegrond.
De rechtbank wijzigt de beslissing van het Openbaar Ministerie om de taakstraf van 122 uren om te zetten, in die zin dat deze taakstraf wordt omgezet in 30 dagen vervangende hechtenis.
Deze beslissing is gegeven door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en B.M. van Heemst, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2017.
De voorzitter is buiten staat
mede te ondertekenen