Op 23 februari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis toe te passen. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 200 uren opgelegd gekregen, waarvan hij er 124 moest verrichten na een eerdere gegronde bezwaarschrift. Het Openbaar Ministerie besloot op 23 december 2016 dat de vervangende hechtenis moest worden toegepast, omdat de veroordeelde de taakstraf niet had verricht. De veroordeelde, die om medische redenen niet in staat was de taakstraf uit te voeren, diende een bezwaarschrift in. Tijdens de zitting op 9 februari 2017 werd de zaak behandeld, waarbij de veroordeelde en zijn raadsman, mr. A.A. Boersma, hun standpunt naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde door medische omstandigheden niet in staat was de taakstraf te verrichten en dat de beslissing van het Openbaar Ministerie terecht was. Echter, de rechtbank had de bevoegdheid om de beslissing te wijzigen op basis van artikel 22g lid 3 Sr. Gezien de omstandigheden, waaronder de reeds verrichte uren en de detentie van de veroordeelde, besloot de rechtbank de taakstraf om te zetten in 30 dagen vervangende hechtenis. Het bezwaarschrift werd ongegrond verklaard, maar de beslissing van het Openbaar Ministerie werd gewijzigd.