4.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is onder verwijzing naar de bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, van oordeel dat de door de raadsman gevoerde bewijsverweren, inhoudende – kort samengevat – een opsomming van gestelde ontlastende feiten en omstandigheden en een gesteld alibi, worden weerlegd door de door de rechtbank redengevend geachte feiten en omstandigheden uit de bewijsmiddelen.
Allereerst is de rechtbank van oordeel dat er op genoemde datum rond het tijdstip van de melding met een pistool is geschoten op het raam van [naam cafe] . Verbalisanten die na het voorval ter plekke kwamen, hebben direct van meerdere getuigen gehoord dat een man met een pistool had geschoten. Zij hadden dit gezien en gehoord. De verbalisanten hebben bovendien in het raam een inslaggat gezien. Dit is later tijdens het sporenonderzoek ook waargenomen. Tot slot is bij het sporenonderzoek ook een looddeel en een manteldeel van een projectiel, waarschijnlijk van een 9 mm-kogel, in het café gevonden.
Ook is de rechtbank van oordeel dat verdachte de schutter is geweest. De rechtbank verwijst in dit verband naar het door de getuigen opgegeven signalement van de schutter en de camerabeelden van [naam cafe] (met name op foto 3.2. op pag. 31 van het dossier). Het daaruit komende signalement komt grotendeels overeen met het postuur en uiterlijk van verdachte.
Ook de door de getuigen beschreven kleding van verdachte komt, met uitzondering van de broek, overeen met de kleding die verdachte tijdens zijn aanhouding aanhad. Dit was ongeveer 16 uur na het incident. Verdachte droeg toen een groenige gewatteerde jas tot aan het middel en schoenen met aan de zijkant reflectoren. Nu verdachte niet direct na het schietincident is aangehouden, gaat de rechtbank voorbij aan de omstandigheid dat de broek die verdachte toen aanhad niet dezelfde is als die op de beelden en de foto is te zien.
[slachtoffer 1] heeft verder direct na het incident stellig verklaard dat verdachte de schutter was. [slachtoffer 1] heeft in de periode daarna ook steeds volgehouden dat verdachte de schutter was. Hij heeft daarbij een uitgebreide verklaring afgelegd over de aanleiding voor de ruzie die in het schietincident is uitgemond. Hoewel [slachtoffer 1] later een uitgebreidere verklaring voor de aanleiding voor de ruzie heeft gegeven, maakt dit niet dat de rechtbank zijn hele verklaring als onbetrouwbaar beschouwt. Dat komt doordat de persoon die op de genoemde beelden is te zien en ook op de foto die door een getuige aan de politie is gegeven, dezelfde jas en dezelfde schoenen aanhad als verdachte tijdens zijn aanhouding. De rechtbank acht het alternatief, zoals door verdachte ter zitting gesteld, namelijk dat [slachtoffer 1] hem ‘erbij wilde lappen’ door hem als schutter aan te wijzen, erg onwaarschijnlijk. Immers, dan zou [slachtoffer 1] er ook voor moeten hebben gezorgd dat de schutter niet alleen dezelfde uiterlijke kenmerken, zoals het postuur, van verdachte had, maar ook dezelfde kleding aanhad als verdachte. Dat verdachte tijdens zijn aanhouding geen blauw geslagen oog had, terwijl de schutter dat volgens [slachtoffer 1] tijdens het incident wel had, maakt de verklaring van [slachtoffer 1] evenmin onbetrouwbaar en is op zichzelf onvoldoende zwaarwegend om alle overige belastende omstandigheden teniet te doen.
Daar komt bij dat het door verdachte genoemde alibi door niets of niemand is bevestigd.
Tot slot hebben vrijwel alle getuigen verklaard dat de schutter met drie andere mannen in een zwarte dan wel donkerkleurige Fiat Punto is weggereden. Verdachte is in het bezit van een grijze Fiat Punto en ook dit vindt de rechtbank een belastend gegeven. De omstandigheid dat de getuigen deze grijze kleur niet hebben genoemd, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet redengevend om geheel uit te sluiten dat de auto van verdachte bij het schietincident is gebruikt. Datzelfde geldt voor het feit dat de ramen van de auto van verdachte op het moment dat die werd aangetroffen door de politie, waren ingeslagen. Dit kan immers ook na het incident zijn gebeurd.
Wat betreft de kwalificatie van het ten laste gelegde geldt het volgende.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig als verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat het onderhavige gevolg zou intreden en dat hij die kans willens en wetens heeft aanvaard. Daarvoor is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans tijdens de gedraging bewust heeft aanvaard of op de koop toe heeft genomen.
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet zal, als de verklaringen van verdachte geen inzicht geven over wat er tijdens de gedraging in hem is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Dit houdt in dit geval in dat voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op het ten laste gelegde, sprake moet zijn van een aanmerkelijke kans op de dood van de in het café aanwezige personen en de bewuste aanvaarding of het op de koop toe nemen van die kans door verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is. Door te schieten in de richting van de deur of een raam van een café op een hoogte van 1.20, te weten zithoogte, terwijl er in dat café op dat moment meerdere personen aanwezig waren, bestond een aanmerkelijke kans op de dood van één of meer van hen.
Verdachte heeft deze aanmerkelijke kans ook willens en wetens aanvaard. Hij wist op het moment dat hij schoot dat er meerdere personen in het café waren. vlak daarvoor waren er namelijk nog twee personen naar binnen gevlucht. Door desondanks met een vuurwapen op het café te schieten heeft verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van een van de aanwezigen op de koop toe genomen.
Dat dit niet is gebeurd leidt ertoe dat sprake is van een
pogingtot doodslag.