ECLI:NL:RBAMS:2017:1155

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2017
Publicatiedatum
28 februari 2017
Zaaknummer
13/703028-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van man voor stelselmatige mishandeling van echtgenote en kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 januari 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man, die werd beschuldigd van stelselmatige mishandeling van zijn echtgenote en kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn echtgenote, gedurende een periode van 25 juni 2013 tot en met 24 juni 2015, meermalen heeft mishandeld, wat resulteerde in pijn en letsel. De mishandelingen vonden plaats in Suriname, waar het gezin zich bevond. De rechtbank heeft de verklaringen van de echtgenote en de kinderen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de mogelijkheid van beïnvloeding. De verdachte is vrijgesproken van een poging tot zware mishandeling, omdat niet kon worden aangetoond dat hij de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, de kinderen van de verdachte, voor de immateriële schade die zij hebben geleden door de mishandelingen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/703028-15 (Promis)
Datum uitspraak: 26 januari 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[GBA-adres] ,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie te plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. de Klerk, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.S. Levinsohn, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 15 oktober 2003 tot en met 9 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of in Suriname, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [echtgenote] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde (al dan niet zwangere) [echtgenote] eenmaal of meermalen (met kracht) tegen de buik en/of tegen het/de (dij)be(e)n(en) en/of elders tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of eenmaal of meermalen tegen het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het/de be(e)n(en) en/of tegen de rug en/of tegen de buik en/of elders tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt;
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 15 oktober 2003 tot en met 9 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of in Suriname, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn (al dan niet zwangere) echtgenote [echtgenote] eenmaal of meermalen (met kracht) tegen de buik en/of tegen het/de (dij)be(e)n(en) en/of elders tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of eenmaal of meermalen tegen het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het/de be(e)n(en) en/of tegen de rug en/of tegen de buik en/of elders tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [echtgenote] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 14 januari 2009 tot en met 9 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of in Suriname, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn, verdachtes, zoon, [zoon] (geboren op 14 januari 2009) eenmaal of meermalen
- met een stuk hout en/of een plint en/of (bak)steen, althans (een) hard(e) en/of zwa(a)r(e) voorwerp(en) tegen het/de be(e)n(en) en/of tegen de rug en/of elders tegen het lichaam heeft geslagen en/of;
- tegen het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- tegen de billen en/of elders tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of
- (met kracht) (bij de keel) tegen een muur heeft gedrukt en/of geduwd en/of gedrukt gehouden en/of (daarbij) de keel van voornoemde [zoon] heeft dichtgedrukt en/of dichtgeknepen,
waardoor voornoemde [zoon] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 24 augustus 2010 tot en met 9 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of in Suriname, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn, verdachtes, dochter, [dochter] (geboren op 24 augustus 2010) eenmaal of meermalen
- met een (bezem)stok, althans een hard voorwerp, tegen het lichaam heeft geslagen en/of
- tegen het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [dochter] (met zijn, verdachtes, voet) op/tegen de grond heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden,
waardoor voornoemde [dochter] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen kan worden. Zij voert – onder meer – aan dat de (gedetailleerde) verklaring van [echtgenote] betrouwbaar is en dat haar verklaring voldoende wordt ondersteund door de (eveneens) betrouwbare verklaringen van de twee kinderen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle aan hem ten laste gelegde feiten. Zij voert – onder meer – aan dat de verklaringen van [zoon] (hierna: [zoon] ) en [dochter] (hierna: [dochter] ) onbetrouwbaar zijn, omdat zij door hun moeder zijn beïnvloed. Volgens de raadsvrouw kunnen de verklaringen van de kinderen om deze reden niet voor het bewijs worden gebezigd en ontbreken verdere objectieve bewijsmiddelen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op grond van de wettige bewijsmiddelen die in bijlage 1 bij dit vonnis zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop deze bewezenverklaring steunt, de overtuiging gekregen, en acht dan ook bewezen, dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals beschreven in rubriek 5. De rechtbank betrekt in haar nadere overwegingen de door de officier van justitie en de raadsvrouw aangevoerde standpunten.
Nadere overwegingen
Vrijspraak van feit 1 primair
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Om tot een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling te komen is ten minste vereist dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Nu dit uit het dossier onvoldoende blijkt, zal verdachte voor het onder 1 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Betrouwbaarheid verklaringen kinderen
De rechtbank stelt voorop dat, gelet op de mogelijkheid van (onbewuste) beïnvloeding, uiterste behoedzaamheid moet worden betracht bij de bewijswaardering van verklaringen van jonge kinderen. In dit dossier gaat het om de verklaringen van twee kinderen. Ten tijde van de eerste studioverhoren, afgenomen op 1 oktober 2015, was [zoon] 6 jaar oud en [dochter] 5 jaar oud. Ten tijde van de onder toezicht van de rechter-commissaris afgenomen verhoren (op 25 november 2016) was [zoon] 7 jaar oud en [dochter] 6 jaar oud. Voor de beoordeling of en in hoeverre dergelijke verklaringen betrouwbaar kunnen worden geacht, is onder meer van belang op welke wijze de verklaringen tot stand zijn gekomen. Dienaangaande is gebleken dat [zoon] en [dochter] tweemaal zijn verhoord door gecertificeerde studioverhoorders in een daarvoor bestemde interviewkamer. De verhoren zijn daarnaast audiovisueel geregistreerd. In zoverre is de totstandkoming van de verhoren gebeurd volgens de bepalingen die daartoe zijn gesteld in de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten (Aanwijzing AVR, [nummer] ).
Verder is het volgende van belang. [echtgenote] heeft op 7 september 2015 aangifte gedaan van mishandeling van zichzelf en haar kinderen. De eerste studioverhoren dateren, zoals hierboven is overwogen, van 1 oktober 2015. In de maand oktober 2015 is, volgens de verklaring van aangeefster, de gezamenlijke therapie van haar en haar kinderen begonnen. Hoewel aangeefster in de periode tussen 9 juli 2015, de datum waarop zij verdachte verliet en via de politie naar een geheim opvangadres is gebracht, en 1 oktober 2015, samen met haar kinderen is geweest, en er derhalve sprake kan zijn geweest van beïnvloeding over en weer, kan deze beïnvloeding niet zijn veroorzaakt door de gezamenlijke therapie, die immers pas in oktober 2015 is begonnen. Bij de beoordeling van de op 25 november 2016 afgenomen studioverhoren heeft de rechtbank in ogenschouw genomen dat de tijdens die verhoren afgelegde verklaringen beïnvloed kunnen zijn door de gezamenlijke therapie, waarbij immers door aangeefster en de kinderen veelvuldig is gesproken over de vermeende mishandelingen.
Bij de beoordeling van voornoemde verhoren in onderling verband bezien, valt echter op dat de verklaringen die in oktober 2015 en november 2016 zijn afgelegd weliswaar op punten van elkaar verschillen, maar op grote lijnen consistent en gedetailleerd zijn. Kijkend naar de verhoren acht de rechtbank voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van de kinderen van belang dat zij niet alleen verklaren over situaties die ook door moeder worden genoemd, maar ook over incidenten waar moeder niet bij is geweest, maar waarbij de aanleiding voor de mishandelingen soortgelijk was aan de situaties die moeder noemt. In het bijzonder is gebleken dat de kinderen hebben verklaard dat zij werden geslagen als zij foutjes maakten, bijvoorbeeld met klokkijken, tellen of zwemmen. [zoon] maakt in zijn verklaringen ook een onderscheid tussen gebeurtenissen die hij zelf heeft ondervonden en gebeurtenissen waarover zijn moeder hem heeft verteld. Verder verklaren beide kinderen meermalen dat verdachte niet alleen hen maar ook hun moeder heeft mishandeld. Beiden geven aan dat dit (onder meer) heeft plaatsgevonden in de periode dat het gezin zich in Suriname bevond. Nu zij binnen deze periode beiden de leeftijd van vier jaren hadden bereikt, kunnen zij, gelet op het gegeven dat in het algemeen wordt aangenomen dat de herinneringen van jonge kinderen vanaf het vierde levensjaar blijvend in het geheugen kunnen worden opgeslagen, in staat worden geacht deze herinneringen waarheidsgetrouw te hebben weergegeven in hun verklaringen. Van belang is verder dat de kinderen in de verklaringen van november 2016, de verklaringen van oktober 2015 in zoverre bevestigen, dat zij niet terugkomen op beschuldigingen, maar deze ook niet nog verder aanzetten. De verklaringen uit november 2016 bestendigen veeleer de verklaringen uit oktober 2015.
De rechtbank is, met inachtneming van al het voornoemde, van oordeel dat de verklaringen van [zoon] en [dochter] voldoende betrouwbaar moeten worden geacht, waardoor deze voor het bewijs bruikbaar zijn.
Pleegperiode
De mishandeling van [echtgenote] , [zoon] en [dochter] is ten laste gelegd over variërende periodes van 2003 tot en met 2015. De rechtbank is van oordeel dat, hoewel niet wordt getwijfeld aan de aangifte en er sterke aanwijzingen zijn dat het geweld langer heeft geduurd, slechts bewezen kan worden verklaard de periode waarvoor naast de verklaringen van [echtgenote] voldoende steunbewijs is. Dit resulteert in een bewezenverklaarde periode van 25 juni 2013 tot en met 24 juni 2015, te weten de periode dat het gezin in Suriname woonde. Zowel de aangeefster als de kinderen verklaren immers over mishandelingen in Suriname. Dat de kinderen zich de mishandelingen kunnen herinneren is gelet op hun leeftijd in die periode aannemelijk. Ten aanzien van feit 1 geldt dat de aangifte van [echtgenote] , waarin zij verklaart te zijn mishandeld in deze periode, wordt ondersteund door de verklaring van [zoon] , die eveneens verklaart dat zijn moeder in Suriname werd geslagen. Ook [dochter] verklaart erover dat zij allemaal, zowel de kinderen als de moeder, werden geslagen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft aangeefster verklaard dat haar zoon [zoon] werd mishandeld vanaf het moment dat hij zes maanden oud was. Hoewel de rechtbank niet twijfelt aan de betrouwbaarheid van de aangifte, wordt deze slechts ondersteund door de verklaringen van de kinderen vanaf het moment dat zij zich iets kunnen herinneren. In zoverre valt niet uit het dossier af te leiden dat de mishandelingen al eerder hebben plaatsgevonden, zodat voor de bewezenverklaring eveneens als startpunt zal worden genomen het vertrek naar Suriname op 25 juni 2013.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte [dochter] heeft mishandeld in de periode dat het gezin in Suriname woonde. In tegenstelling tot [zoon] heeft [echtgenote] met betrekking tot [dochter] niet aangegeven wanneer het geweld exact begonnen is. Wel verklaart zij over mishandelingen van [dochter] in Suriname. Daarom zal aansluiting gezocht worden bij de verklaringen van de twee kinderen, die beiden verklaren dat [dochter] in Suriname door verdachte is geslagen.
Verdachte zal voor het overige partieel worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder bijlage 1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
op tijdstippen gelegen in de periode van 25 juni 2013 tot en met 24 juni 2015, in Suriname, telkens opzettelijk mishandelend, zijn echtgenote [echtgenote] meermalen tegen het gezicht en/of elders tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor voornoemde [echtgenote] pijn heeft ondervonden;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
op tijdstippen gelegen in de periode van 25 juni 2013 tot en met 24 juni 2015, in Suriname, opzettelijk mishandelend, zijn, verdachtes, zoon, [zoon] , meermalen tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor [zoon] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
op tijdstippen gelegen in de periode van 25 juni 2013 tot en met 24 juni 2015, in Suriname, opzettelijk mishandelend, zijn, verdachtes, dochter, [dochter] , meermalen tegen het gezicht heeft geslagen, waardoor voornoemde [dochter] pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Voorts heeft zij gevorderd dat als bijzondere voorwaarden worden opgenomen dat hij geen contact zal hebben met [echtgenote] en hun kinderen, behoudens voor zover daarvoor toestemming bestaat van de betrokken hulpverleningsinstantie, alsmede een locatieverbod voor [plaats] . Voorts dient reclasseringstoezicht te worden opgelegd. De voorwaarden, voor zover ziend op het contactverbod en het locatieverbod, dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte niet bereid is zich te conformeren aan bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zijn echtgenote en twee van hun jonge kinderen gedurende een periode van twee jaar mishandeld. De gevolgen hiervan zullen de slachtoffers, en in het bijzonder de kinderen, de rest van hun leven moeten meedragen. Het gezin is inmiddels meermalen verhuisd naar geheime adressen, waar zij, blijkens de aangifte van [echtgenote] , nog altijd in angst leven. Uit bij de vorderingen van de benadeelde partijen gevoegde berichten van de behandelend klinisch psycholoog-psychotherapeut, blijkt dat bij beide kinderen een posttraumatische stress-stoornis is vastgesteld, waarbij sprake is van (ernstige) emotionele problemen en agressieregulatieproblematiek waarbij bij met name het oudste kind tot op de dag van vandaag sprake is van trauma gerelateerde klachten, zoals nachtmerries, herbelevingen, agitatie en stemmingswisselingen. Onduidelijk is of de kinderen ooit volledig van hun psychische klachten verlost zullen zijn. Verdachte heeft de mishandelingen tot en met de zitting ontkend. Hij heeft hiermee blijk gegeven geen verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn handelen. Dit baart de rechtbank ernstig zorgen.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend. Daarvan zal een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk worden opgelegd, waarbij als bijzondere voorwaarden wordt opgenomen dat verdachte op geen enkele wijze contact zal opnemen met zijn ex-vrouw en hun kinderen. Uit het dossier blijkt dat verdachte zich, ook nadat zijn ex-vrouw en hun kinderen bij hem waren vertrokken, nog belastend tegenover hen heeft gedragen, reden waarom een eerdere schorsing van de voorlopige hechtenis is opgeheven. Hij dient ervan doordrongen te zijn dat dit niet opnieuw mag gebeuren. Om deze reden zal verdachte zich ook niet mogen ophouden binnen de bebouwde kom van de plaats waar het gezin gevestigd is, te weten die van [plaats] . Hoewel de jongste van de drie kinderen op basis van deze zaak niet direct als slachtoffer valt aan te merken, is de rechtbank van oordeel dat met dit kind eveneens geen contact mag worden gezocht, om de rust in het gezin te behouden en om te voorkomen dat verdachte via het jongste kind zal proberen in contact met de anderen te komen. Als uitzondering op deze voorwaarden zal worden opgenomen dat verdachte contact mag hebben met zijn kinderen op het moment dat is gebleken dat gewerkt kan gaan worden aan een gezonde toenadering en op voorwaarde van voorafgaande goedkeuring door de welzijnsorganisatie die zich de begeleiding van het gezin heeft aangetrokken.
De reclassering heeft in haar advies van 9 januari 2017 aangegeven dat de oplegging van een behandelverplichting, in combinatie met reclasseringstoezicht, niet geïndiceerd is, nu verdachte de feiten ontkent en geen behandelvraag heeft. Daarnaast heeft hij aangegeven niet mee te zullen werken aan enige vorm van onderzoek, begeleiding of behandeling. De rechtbank acht daarom oplegging van dergelijke bijzondere voorwaarden niet zinvol.
De rechtbank acht de kans aanwezig dat het geruime tijd zal duren voordat het contact tussen verdachte en zijn kinderen kan aanvangen. Tot die tijd dient verdachte zich te onthouden van contact met de slachtoffers. De proeftijd van de bijzondere voorwaarden zal daarom worden gesteld op een termijn van drie jaren.
Bij de hoogte van de straf wordt afgeweken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Dit omdat de rechtbank een kortere periode bewezen heeft verklaard.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten [echtgenote] , [zoon] en [dochter] .
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daartoe wordt overwogen dat verdachte zijn gezin gedurende een lange periode frequent heeft mishandeld. Daarnaast heeft hij, onder meer gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis, intensief gepoogd contact te zoeken met zijn gezin, ondanks het contactverbod dat als schorsingsvoorwaarde was opgenomen. Daarom zal zij bevelen dat de op grond van art. 14c Sr te stellen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.Benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [zoon] vordert € 7500,- als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2015.
De benadeelde partij heeft voldoende onderbouwd dat hij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde feit psychische schade heeft geleden als bedoeld in artikel 6:106 BW.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op € 5000,-. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2015. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
In het belang van [zoon] voornoemd wordt, als waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
De benadeelde partij [dochter] vordert € 7500,- als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2015.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op € 5000,-. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2015. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
In het belang van [dochter] voornoemd wordt, als waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
4 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit; en
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
3. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact opneemt noch onderhoudt met [echtgenote] en hun drie kinderen, behoudens voorafgaande goedkeuring door de welzijnsorganisatie die zich de begeleiding van dat gezin heeft aangetrokken;
4. zich gedurende de proeftijd niet mag ophouden in de bebouwde kom van [plaats] , gemeente [gemeente] , behoudens voorafgaande goedkeuring door de welzijnsorganisatie die zich de begeleiding van het gezin heeft aangetrokken.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Wijst de vordering van
[zoon]toe tot € 5000,- (zegge: vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2015. Voor het overige wordt de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [zoon] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [zoon] aan de Staat € 5000,- (zegge: vijfduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 60 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[dochter]toe tot € 5000,- (zegge: vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2015. Voor het overige wordt de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [dochter] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [dochter] aan de Staat € 5000,- (zegge: vijfduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 60 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Dinjens, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en F.L. Bolkestein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Janse van Mantgem, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2017.