Overwegingen
1. De rechtbank stelt vast dat de op de zaken betrekking hebbende stukken niet van verweerder zijn ontvangen. Ter zitting is gebleken dat ook eiseres niet beschikt over de op de zaak betrekking hebbende stukken.
2. Artikel 8:31 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat, indien een partij niet voldoet aan de verplichting stukken over te leggen, de rechtbank daaruit de gevolgtrekkingen kan maken die haar geraden voorkomen.
3. Ter zitting is aan de orde gesteld dat de op de zaak betrekking hebbende stukken niet zijn ontvangen en is verweerder gevraagd naar de reden van het ontbreken van de stukken. Verweerder heeft aangegeven dat partijen in overleg waren. Omdat de verwachting was dat partijen overeenstemming zouden bereiken, heeft verweerder besloten nog geen stukken in te sturen.
4. De rechtbank heeft partijen ter zitting in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de toepassing van artikel 8:31 van de Awb. Verweerder heeft aangevoerd de stukken ter zitting alsnog te willen overleggen. Eiseres heeft een eventuele toepassing van artikel 8:31 van de Awb aan de rechtbank overgelaten.
5. Bij de rechtbank is bekend dat het vaker voorkomt dat deze verweerder niet tijdig aan het verzoek tot het indienen van de op zaken betrekking hebbende stukken gehoor geeft. De rechtbank heeft dit eerder op een regulier overleg met verweerder ter sprake gebracht.
6. Niet in geschil is dat verweerder op de hoogte was van de mogelijke consequenties van het niet of niet tijdig indienen van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Dat partijen nog in onderhandeling waren maakt niet dat de betreffende stukken niet ingezonden dienden te worden. Het eerst ter zitting overleggen van de desbetreffende stukken – zoals door verweerder ter zitting is voorgesteld – acht de rechtbank in strijd met de goede procesorde.
7. Gelet op het hierboven beschreven procesverloop en de overwegingen heeft de rechtbank besloten tot inhoudelijke beoordeling van het beroep over te gaan aan de hand van het dossier zoals dat tot op heden ter beschikking is van de rechtbank.
[adres] (zaaknummer AMS 16/508)
8. Eiseres is genothebbende krachtens eigendom van de onroerende zaak. De onroerende zaak [adres] betreft een niet-woning.
9. In geschil is de waarde van de niet-woning op de waardepeildatum 1 januari 2014.
10. Eiseres betwist dat de waarde van de onroerende zaak juist is vastgesteld.
11. De rechtbank constateert dat in het dossier een onderbouwing ontbreekt op grond waarvan kan worden vastgesteld dat verweerder per waardepeildatum 1 januari 2014 de juiste waarde aan de onroerende zaak heeft toegekend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt hoe de waardebepaling van de onroerende zaak tot stand is gekomen. Verweerder is er dan ook niet in geslaagd voldoende aannemelijk te maken dat de door hem vastgestelde waarde niet hoger is dan de economische waarde op de waardepeildatum. Voor zover verweerder ter zitting de door hem voorgestane waarde nog heeft gemotiveerd, kan dat hem niet baten, omdat deze motivering zonder onderliggende stukken voor de rechtbank niet controleerbaar is.
12. Eiseres heeft de door verweerder vastgestelde waarde gemotiveerd bestreden en heeft in haar beroepschrift een waarde verdedigd van € 2.626.000. Gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken en het bepaalde in artikel 8:31 van de Awb bepaalt de rechtbank dat de waarde van de onroerende zaak voor het belastingjaar 2015 op de door eiseres bepleite waarde dient te worden vastgesteld.
[straat en huisnummers] oneven (zaaknummer AMS 16/653)
13. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat er in de uitspraak op bezwaar ten aanzien van deze onroerende zaken ten onrechte geen proceskosten zijn toegekend voor het bijwonen van de hoorzitting door de gemachtigde van eiseres op 16 juli 2015.
14. De rechtbank overweegt dat verweerder niet heeft weersproken dat er op 16 juli 2015 een hoorzitting heeft plaatsgevonden en dat de gemachtigde van eiseres daarbij aanwezig was.
15. Nu verweerder in de uitspraak op bezwaar geen proceskosten heeft toegekend voor het bijwonen van de hoorzitting en niet in geschil is dat eiseres in haar bezwaarschrift heeft verzocht om vergoeding van deze proceskosten is het beroep ook op dit punt gegrond.
16. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en wordt de bestreden uitspraak worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door de beschikking van 14 december 2015 te vernietigen en de waarde van de onroerende zaak voor het belastingjaar 2015, naar de waardepeildatum 1 januari 2014, vast te stellen op € 2.626.000.
17. De rechtbank stelt de proceskosten in bezwaar op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 492 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 246 en een wegingsfactor 1).
18. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- ( 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).
19. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.