Op 3 januari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. A.M.J.M. Louwerse, beroep heeft ingesteld tegen de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser had op 14 juli 2016 een aanvraag ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om bepaalde minuten te ontvangen. Verweerder heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot de beroepsprocedure. Eiser heeft verweerder op 15 september 2016 in gebreke gesteld, maar verweerder heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft geoordeeld dat verweerder de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is en dat verweerder een dwangsom van € 1.260,- heeft verbeurd wegens het niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser, met een aanvullende dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000,-. Tevens is bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser moet vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van het geding wordt veroordeeld tot een bedrag van € 124,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 januari 2017.