ECLI:NL:RBAMS:2017:14
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot verlenging van alimentatietermijn afgewezen na beëindiging van de alimentatieplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 januari 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de alimentatietermijn. De verzoekster, de vrouw, had verzocht om de termijn voor de betaling van levensonderhoud door de man te verlengen tot 21 mei 2017. De vrouw stelde dat de beëindiging van de alimentatieplicht op 15 maart 2016 ingrijpende gevolgen voor haar had, aangezien zij alleen een WAO-uitkering ontving en niet in staat was om inkomen te verwerven uit arbeid. De man, daarentegen, verweerde zich tegen het verzoek en stelde dat de vrouw voldoende vermogen had om in haar levensonderhoud te voorzien.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw haar verzoek tijdig had ingediend, binnen de drie maanden na de beëindiging van de alimentatieplicht. Echter, de rechtbank oordeelde dat de vrouw niet voldoende bijzondere omstandigheden had aangevoerd die een verlenging van de alimentatietermijn rechtvaardigden. De rechtbank wees erop dat de vrouw over een substantieel vermogen beschikte, waarmee zij in haar levensonderhoud kon voorzien totdat zij haar pensioen ontving. De rechtbank concludeerde dat de gevolgen van de wetswijziging met betrekking tot de pensioengerechtigde leeftijd voor iedereen gelden en dat deze niet als een bijzondere omstandigheid kan worden aangemerkt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw tot verlenging van de alimentatietermijn afgewezen, omdat er geen sprake was van een uitzonderlijke situatie die een afwijking van de wettelijke termijn rechtvaardigde. De beslissing werd genomen door mr. H.C. Hoogeveen en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. M.T.C. Duijzer.