ECLI:NL:RBAMS:2017:145

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2017
Publicatiedatum
12 januari 2017
Zaaknummer
13/659195-16 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en aanzetten tot discriminatie van Joden door het dragen van een vlag met racistische teksten tijdens een demonstratie

Op 12 januari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 maart 2016 tijdens een demonstratie van de Nederlandse Volks Unie (NVU) in Amsterdam een vlag droeg met de teksten 'Combat 18' en 'Whatever it takes'. De verdachte werd beschuldigd van belediging en aanzetten tot discriminatie van Joden, in strijd met artikel 137e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen beledigend waren voor Joden en aanzetten tot discriminatie, gezien de context van de demonstratie en de symboliek van de vlag. De verdachte had bekend dat hij de uitlatingen had gedaan en was bekend met de racistische connotaties van de teksten. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een geldboete van € 900,- op, bij gebreke van betaling te vervangen door 18 dagen hechtenis. De rechtbank overwoog dat de uitlatingen niet bijdroegen aan een maatschappelijk debat en dat de verdachte zich in een rechts-extreem georganiseerd verband bevond.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/659195-16 (Promis)
Datum uitspraak: 12 januari 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 december 2016 en 29 december 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.C. Velleman en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.T.H.M. Mühren naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het
op of omstreeks 12 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, een uitlating openbaar heeft gemaakt die, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, voor een groep mensen, te weten Joden wegens hun ras, beledigend was en/of aanzette tot haat tegen en/of discriminatie van mensen, te weten Joden, en/of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen, te weten Joden, wegens hun ras, door (tijdens een NVU demonstratie) (zichtbaar en/of hoorbaar voor anderen) de zgn Hitlergroet te brengen en/of (daarbij) te schreeuwen: "Fascisten" en/of (zichtbaar voor anderen) een vlag/spandoek vast te houden met de tekst: "Whatever it takes" en/of "Combat 18";
(artikel 137e Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. In zijn schriftelijk requisitoir heeft hij dit nader onderbouwd. Kort gezegd komt zijn standpunt op het volgende neer.
Verdachte heeft bekend dat hij op 12 maart 2016 de openbare uitlating heeft gedaan zoals in de tenlastelegging omschreven.
Vervolgens zal moeten worden beoordeeld of deze openbare uitlatingen, al dan niet in samenhang met elkaar en met de overige omstandigheden van de betoging beledigend zijn, dan wel aanzetten tot haat, discriminatie en/of geweld tegen Joden.
Volgens de officier van justitie behoeft het geen betoog dat de uitlatingen zijn gedaan anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving.
‘Combat 18’ en ‘Whatever it takes’
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de tekst ‘Combat 18’ het gedachtegoed van Adolf Hitler uitdraagt en dat geweld niet wordt geschuwd. De tekst ‘Whatever it takes’ draagt daarbij uit dat ieder middel geoorloofd is om dit nationaalsocialistisch gedachtengoed uit te dragen. Deze teksten zijn beledigend, zetten aan tot haat en tot discriminatie en tot geweld tegen Joden.
Nu er een vergunde demonstratie plaatsvond, waarbij men tracht eigen gedachtengoed uit te dragen zou het gezien kunnen worden als een serieuze poging om een bijdrage aan een maatschappelijk debat te leveren. Deze omstandigheid kan in beginsel het beledigende of tot discriminatie aanzettende karakter aan de uitlating ontnemen.
De officier van justitie heeft echter aangevoerd dat het maatschappelijk debat dat verdachte en zijn mededemonstranten willen voeren of willen aanzwengelen in een vrije democratische samenleving niet getolereerd kan worden en geen juridische bescherming dient te verkrijgen of te verschaffen. De racistische uitgangspunten met een uitgesproken radicale strekking zijn geen uitlatingen die de bescherming van de strafbaarheid wegnemende context kunnen krijgen.
De officier van justitie heeft betoogd dat verdachte wist – op zijn minst in voorwaardelijke zin – dat deze uitlatingen beledigend zijn, dan wel aanzetten tot haat, discriminatie en geweld tegen Joden, nu verdachte heeft deelgenomen aan een demonstratie van de Nederlandse Volks Unie (verder: NVU), een politieke partij die bekend staat als een neonazistische organisatie en in dat kader het spandoek met daarop de tekst “Combat 18”en “Whatever it takes” heeft gedragen. Het spandoek is in de Derde-Rijkskleuren uitgevoerd en in Gotische letters, die gangbaar waren binnen het Derde Rijk door de SS.
Hoewel het brengen van de Hitlergroet en het roepen van “fascisten’ niet kwalificeerbaar is onder artikel 137e Sr, geeft het, zo merkt de officier van justitie op, een nadere inkleuring aan de wetenschap van de verdachte.
Verdachte heeft door zijn handelen gedachtegoed uitgedragen om daarmee doelbewust de Joodse gemeenschap wegens hun ras te beledigen en anderen jegens hen aan te zetten tot haat, discriminatie en gewelddadig optreden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aan de hand van zijn pleitaantekeningen betoogd dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte tezamen en in vereniging een vlag/spandoek heeft vastgehouden met daarop de tekst “Whatever it takes” en “Combat 18”.
Er is ook voldoende wettig bewijs voorhanden – al ontkent verdachte deze groet te hebben gebracht - dat verdachte de Hitlergroet heeft gebracht en daarbij “Fascisten” heeft geschreeuwd.
De vraag is echter of verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze uitlatingen beledigend waren voor Joden of aanzetten tot haat en/of geweld tegen of discriminatie van Joden.
De verdediging heeft bepleit dat dat niet het geval is en dat verdachte van het aan hem tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
De verdediging verzoekt de uitlatingen met betrekking tot het brengen van de Hitlergroet en het dragen van het spandoek los van elkaar te beoordelen nu er sprake is van twee verschillende incidenten.
Uit de jurisprudentie valt af te leiden dat het brengen van de Hitlergroet op zichzelf niet strafbaar hoeft te zijn, maar pas in een bepaalde context of als tevens het een en ander wordt gezegd. In dit kader heeft de verdediging naar voren gebracht dat het brengen van de Hitlergroet, voor zover bewezen - niet strafbaar is, nu het met name bedoeld was om de tegendemonstranten, de linkse antifascisten, te provoceren en de uitlatingen niet evident beledigend zijn voor Joden.
“Combat 18”en “Whatever it takes”
De verdediging heeft aangevoerd dat het beledigende/haatzaaiende/discriminatoire karakter van deze teksten niet evident is en dat niet zonder meer kan worden aangenomen dat verdachte wist/redelijkerwijs moest vermoeden dat het uitlatingen betreft die onder artikel 137e van het Wetboek van Strafrecht vallen. Er is daarbij onder meer verwezen naar een arrest van het gerechtshof Den Haag van 24 september 2013 (ECLI:NL:GHDHA:2013:3617), waarin hetzelfde ten laste was gelegd.
De wetenschap van verdachte van het haatzaaiende of discriminatoire karakter van de uitlating dient buiten redelijke twijfel te worden vastgesteld aan de hand van wettige bewijsmiddelen. Dat schuldverband kan, mede gelet op hetgeen het Hof hierover heeft overwogen, niet worden bewezen.
Het enkel vasthouden van de vlag met daarop de teksten “Combat 18”en “Whatever it takes” (in de kleuren rood, zwart en wit) zet niet aan tot haat of discriminatie en evenmin is er sprake van groepsbelediging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
De NVU heeft op 12 maart 2016 met een uitzonderlijke toestemming van de Burgemeester Amsterdam te Amsterdam tegen links geweld en links-fascisme een demonstratie gehouden. Verdachte was bij deze demonstratie aanwezig.
Aan de overzijde van de Amstel stond een groep van een paar honderd mensen waaronder
veel tegendemonstranten, te schreeuwen tegen de aankomst van de leden van de
NVU. Verdachte stond midden in de demonstratie met in zijn hand een vlag, zwart van kleur met een witte en rode band in het midden. Op de vlag stond “Whatever it takes” en “Combat 18”. Hij hield deze vlag vast met de eveneens aangehouden medeverdachte [medeverdachte] . [2]
De tekst op de vlag was gedrukt in Gotische letters. [3]
Verdachte was aan het demonstreren met de NVU samen met zijn maatje [naam 1] van de NVU (de rechtbank begrijpt medeverdachte [medeverdachte] ). Verdachte kent Combat 18 als een rechtse groepering uit Duitsland en Engeland. Verdachte heeft vrienden en kameraden in Engeland en Duitsland en bij hen heeft hij de vlag besteld. De kleuren rood, zwart en wit zijn de kleuren van ‘Blood en Honour’. [4] Verdachte liep vaker mee in demonstraties van de NVU omdat hij het met sommige ideeën van hen wel eens is. [5]
4.3.2.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank dient te beoordelen of het hier uitlatingen betreffen waarvan de inhoud beledigend is voor Joden en of de uitlatingen aanzetten tot discriminatie van Joden dan wel aanzetten tot haat en/of geweld tegen Joden. Daarnaast dient de rechtbank te beoordelen of verdachte wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat deze uitlatingen beledigend waren voor Joden of aanzetten tot discriminatie van Joden dan wel aanzetten tot haat en/of geweld tegen Joden.
In de jurisprudentie van de Hoge Raad [6] zijn toetsingscriteria ontwikkeld met betrekking tot de vraag of sprake is van belediging van een groep mensen. Of sprake is van belediging dient te worden beantwoord aan de hand van drie toetsingscriteria:
1) is de inhoud van de uitlating beledigend, en zo ja;
2) neemt de context het beledigende karakter weg, en zo ja;
3) is de uitlating onnodig grievend?
Voor de beoordeling van de vraag of uitlatingen aanzetten tot haat tegen of discriminatie van mensen wegens hun ras, in de zin van artikel 137e van het Wetboek van Strafrecht, dienen die uitlatingen niet uitsluitend op zichzelf te worden bezien, doch tevens in de gegeven omstandigheden van het geval en in het licht van mogelijke associaties die deze wekken. [7]
Groepsbelediging
Voor de beoordeling of sprake is van groepsbelediging wordt gekeken naar de feitelijke uitlating, als ook naar de samenhang met de rest van de omstandigheden. Om te beoordelen of een uitlating woordelijk beledigend is, dient een objectieve toets plaats te vinden waarbij van belang is of een uitlating naar algemeen spraakgebruik beledigend is. De Hoge Raad heeft overwogen dat een uitlating beledigend is wanneer zij de strekking heeft een ander bij het publiek in een kwaad daglicht te stellen. [8] De uitlating moet daarnaast over een groep mensen of haar kenmerk gaan.
Het beledigen van een groep mensen wegens hun godsdienst valt alleen onder artikel 137e Sr als men de mensen behorend tot die groep collectief treft in hetgeen voor die groep kenmerkend is, namelijk in hun ras/uiterlijk. [9]
Vlag met ‘Combat 18”en “Whatever it takes”
De rechtbank is van oordeel dat in de gegeven context, te weten de demonstratie van de NVU, de uitlatingen beledigend zijn voor en aanzetten tot discriminatie van Joden. De Gotische letters en de kleuren rood, zwart, wit op de vlag verwijzen naar de kenmerkende kleuren van de nationaalsocialisten in Nazi-Duitsland. In de kringen waarin deze verdachte verkeerde is tevens bekend dat sommige getallen, al dan niet in combinatie met een afbeelding, symbool of woord, een bijzondere lading hebben. In die kringen staat in het getal 18 de 1 voor de eerste en het getal 8 voor de achtste letter van het alfabet. De zo verkregen letters AH zijn een afkorting voor Adolf Hitler. Het getal 18 draagt zo bij aan de strafbaarheid, ook nu deze in combinatie wordt gebruikt met het woord Combat, hetgeen strijd betekent, en de tekst “Whatever it takes”. De term ‘Whatever it takes’ draagt uit dat ieder middel geoorloofd is in deze strijd. Uit de combinatie van de gebruikte termen, kleuren en het lettertype kan het beledigend karakter voor Joden als groep worden afgeleid. Die indirecte vorm van aanzetten tot discriminatie — die immers via associatie tot stand komt — is door de Hoge Raad aanvaard in het arrest van 21 februari 1995, NJ 1995/452.
Door deze samenhang wordt de associatie met de Tweede Wereldoorlog, Hitler en het nazisme opgeroepen, waaruit kan worden afgeleid dat deze uitlatingen op zijn minst genomen beledigend zijn en aanzetten tot discriminatie van Joden als groep.
Aanzetten tot haat en/of geweld
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, aanzetten tot haat en/of geweld niet bewezen, nu niet is gebleken van een krachtversterkend element, waarbij anderen worden opgehitst of opgeroepen om iets te doen.
De context van de uitlatingen
De tweede toets betreft de vraag of een uitlating in een bepaalde context is gedaan en zo ja, in welke. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat de context waarin een uitlating is gedaan het beledigend of discriminerend karakter van de uitlating weg kan nemen, indien de uitlating een bijdrage levert aan of dienstig is aan een publiek maatschappelijk debat, een geloofsopvatting of als de uitlating onder de bescherming van artistieke expressie valt.
De reikwijdte van die context wordt gevormd door het recht van verdachte op vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), waaronder ook een uitlating valt als de onderhavige. [10]
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de uitlatingen zoals door de verdachte gedaan niet dienstig aan enig publiek maatschappelijk debat, een geloofsopvatting of aan een artistieke expressie.
Als bepaalde uitlatingen in hun context moeten worden beschouwd, dan moet die context voor derden kenbaar zijn en moet naar objectieve maatstaven de context zodanig zijn, dat het beledigende karakter van de betreffende uitlating wegvalt. [11] Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in de zaak van de verdachte geen sprake.
De verdachte nam deel aan een demonstratie die gericht was tegen het links fascisme.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de demonstratie volgens hem ook gericht was tegen de Islamisering van Nederland. De uitlatingen die refereren aan het nationaalsocialisme van Hitler zijn zonder aanleiding gedaan en niet is gebleken dat de uitlatingen op de vlag zijn gedaan binnen een voor de toeschouwer als niet beledigend of discriminerend kenbare context.
Onnodig grievend
Nu de rechtbank van oordeel is dat de aan verdachte tenlastegelegde uitlatingen niet in de context van een maatschappelijk debat zijn gedaan, of als een geloofsopvatting of een artistieke uiting hoeft de rechtbank niet meer te beoordelen of de functionaliteit van de uitlating wordt aangetast door het feit dat de uitlating onnodig grievend is.
Ten aanzien van de wetenschap van verdachte overweegt de rechtbank het volgende:
Gebleken is dat verdachte meer dan gemiddeld geïnteresseerd is in het nationalistische ideeëngoed. Hij was weliswaar geen lid van de NVU, maar werd, zo heeft hij verklaard, op de hoogte gehouden van geplande demonstraties van de NVU, waarin hij eerder had meegelopen. Hij was ook bekend met de groepering ‘Combat 18’ in Engeland en Duitsland alsmede met ‘Blood en Honour’. De vlag waarmee verdachte is aangehouden is door hem via kameraden in het buitenland besteld en meegenomen. Bij zijn aanhouding had hij een pakket stickers waarop jodenneuzen waren doorgestreept bij zich.
De omstandigheid dat verdachte bij diezelfde demonstratie in het openbaar de Hitlergroet heeft gebracht, in combinatie met het dragen van een zwart/rood/witte vlag met daarop in Gotische letters de tekst ‘Combat 18” en “Whatever it takes”, maakt dat de rechtbank de wetenschap van de beledigende en discriminerende strekking bij verdachte bewezen acht.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij dat niet wist dan ook niet geloofwaardig.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 12 maart 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, anders dan
ten behoeve van zakelijke berichtgeving, een uitlating openbaar heeft gemaakt die, naar hij wist voor een groep mensen, te weten Joden wegens hun ras, beledigend was en aanzette tot discriminatie van mensen, te weten Joden, wegens hun ras, door tijdens een NVU demonstratie zichtbaar voor anderen een vlag vast te houden met de tekst: "Whatever it takes" en "Combat 18".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 900,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 18 dagen. Nu verdachte het feit heeft medegepleegd in rechts-extreem georganiseerd verband acht de officier van justitie een hogere geldboete dan de boete die voor een eenvoudige overtreding van artikel 137e Sr staat geboden.
8.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft, onder verwijzing naar de uitspraak in de zaak tegen Geert Wilders, verzocht aan verdachte bij een bewezenverklaring geen straf of maatregel op te leggen, dan wel de op te leggen straf te matigen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft tijdens een demonstratie van de NVU een groep mensen, te weten Joden, beledigd. Belediging is een inbreuk op de rechten van een bepaalde groep mensen. Daarnaast heeft hij ook aangezet tot discriminatie van de Joden als groep. De uitlatingen zoals door verdachte gedaan kunnen in de context waarin zij hebben plaatsgevonden niet bijdragen aan enig maatschappelijk debat. Deze groep wordt door deze uitlatingen in hun eer en waardigheid aangetast. De omstandigheid dat verdachte tijdens de demonstratie de Hitlergroet heeft gebracht weegt de rechtbank als strafverzwarend mee.
De rechtbank acht een geldboete zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c, 47 en 137e van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van het anders dan ten behoeve van een zakelijke berichtgeving openbaar maken van een uitlating die naar hij wist voor Joden wegens hun ras beledigend is en aanzet tot discriminatie van mensen, te weten Joden wegens hun ras
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 900,- (negenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 18 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. S.A. Krenning en M. Woerdman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B. Boukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 januari 2017.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen van 12 maart 2016 en een proces-verbaal van relaas van 18 mei 2016.
3.Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 15 december 2016..
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte van 12 maart 2016.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 december 2016.
8.Zie HR 30 oktober 2001, LJN AB3143
9.Zie ook HR 10 maart 2009, LJN BF0655
10.Zie onder meer de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens:
11.Zie HR 27 maart 2012, LJN BV5623