ECLI:NL:RBAMS:2017:147

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2017
Publicatiedatum
12 januari 2017
Zaaknummer
13/659196-16 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en aanzetten tot discriminatie van Joden door het dragen van een vlag en anti-jodenneussticker tijdens een demonstratie

Op 12 januari 2017 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 maart 2016 te Amsterdam, tijdens een demonstratie van de Nederlandse Volks-Unie (NVU), een vlag droeg met de tekst "Defend Europe" en een anti-jodenneussticker op zijn jas had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belediging en aanzetten tot discriminatie van Joden, in strijd met artikel 137e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank baseerde haar oordeel op de context van de demonstratie en de aard van de uitlatingen, die beledigend waren voor de Joodse gemeenschap. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 24 uur, met vervangende hechtenis van 12 dagen indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde de gevorderde taakstraf op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/659196-16 (Promis)
Datum uitspraak: 12 januari 2017
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] ,
[woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 december 2016 en 29 december 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.C. Velleman en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.T.H.M. Mühren naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 12 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, een uitlating openbaar heeft gemaakt die, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, voor een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras, beledigend was, en/of aanzette tot haat tegen en/of discriminatie van mensen, te weten Joden, en/of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen, te weten Joden, wegens hun ras, door (tijdens een NVU demonstratie) (zichtbaar voor anderen) een vlag/spandoek te dragen met de tekst: "Defend Europe" en/of (daarbij) (zichtbaar voor anderen) een zgn anti neus sticker/Jodenneus sticker op zijn jas te dragen;
(artikel 137e Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. In zijn schriftelijk requisitoir heeft hij dit nader onderbouwd. Kort gezegd komt zijn standpunt op het volgende neer.
Verdachte heeft bekend dat hij op 12 maart 2016 de openbare uitlating heeft gedaan zoals in de tenlastelegging omschreven.
Vervolgens zal beoordeeld moeten worden of deze openbare uitlatingen, al dan niet in samenhang met elkaar en met de overige omstandigheden van de betoging beledigend zijn, dan wel aanzetten tot haat, discriminatie en/of geweld tegen Joden.
Volgens de officier van justitie behoeft het geen betoog dat de uitlatingen zijn gedaan anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving.
Anti-neussticker
De officier van justitie heeft opgemerkt dat verdachte weet dat de sticker duidt op een Jodenneus en is de associatie met Joden gegeven. In de gegeven omstandigheden, de extreemrechtse demonstratie met gebruik van aanverwante teksten, is duidelijk dat de neus symbool staat voor de Joden in het algemeen. De anti-neussticker drukt uit dat Joden verboden moeten worden in onze samenleving in verband met hun inferioriteit en schadelijkheid. De sticker is derhalve beledigend voor Joden en zet aan tot discriminatie, in die zin dat het derden op het idee brengt of dat idee versterkt, om Joden anders te behandelen. In samenhang met de tekst Combat 18 en de andere omstandigheden is er ook sprake van aanzetten tot haat en geweld, omdat daardoor het hele nationaalsocialistische gedachtengoed doorwerkt in de boodschap die de sticker uitdraagt.
‘Defend Europe’
Op basis van de anti-neussticker die verdachte tezamen met de vlag droeg, gaan de associatieve gedachten naar de Joden. Naar de mening van de officier van justitie wil verdachte met de slogan uitdrukken dat Europa het ernstige gevaar loopt om als gevolg van rassenvermenging met inferieure rassen ten onder te gaan. Extreem rechtse partijen willen de Arische zuiverheid van de Europese bevolking zoveel mogelijk behouden, zodat de slogan uitdrukt dat Europa beschermd moet worden tegen de aanwezigheid van Joden en tegen hun duivelse plannen om Europa in het verderf te storten.
Dit levert volgens de officier van justitie eveneens groepsbelediging op.
Nu er een vergunde demonstratie plaatsvond, waarbij men trachtte eigen gedachtengoed uit te dragen zou sprake kunnen zijn van een serieuze poging om een bijdrage aan een maatschappelijk debat te leveren. Deze omstandigheid kan in beginsel het beledigende of tot discriminatie aanzettende karakter aan de uitlating ontnemen.
De officier van justitie heeft echter aangevoerd dat het maatschappelijk debat dat zij willen voeren of willen aanzwengelen in een vrije democratische samenleving niet getolereerd kan worden en geen juridische bescherming dient te krijgen.
De racistische uitgangspunten met een uitgesproken radicale strekking zijn geen uitlatingen die de bescherming van een de strafbaarheid wegnemende context kunnen krijgen.
De officier van justitie heeft betoogd dat verdachte wist dat deze uitlatingen beledigend zijn, dan wel aanzetten tot discriminatie, haat en/of geweld tegen Joden, nu verdachte heeft deelgenomen aan een demonstratie van de Nederlandse Volks-Unie (verder: NVU), een politieke partij die bekend staat als een neonazistische organisatie en in dat kader het spandoek en de anti-Jodenneussticker, die een neonazistisch gedachtengoed uitdragen, heeft gedragen. Verdachte zegt bij de politie het beledigde karakter van ervan wel in te zien.
Daarmee heeft verdachte gedachtegoed uitgedragen om daarmee doelbewust de Joodse gemeenschap wegens hun ras te beledigen en (anderen) jegens hen aan te zetten tot haat, discriminatie en gewelddadig optreden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aan de hand van zijn pleitaantekeningen betoogd dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte tezamen in vereniging een vlag/spandoek heeft vastgehouden met daarop de tekst “Defend Europe” en dat verdachte op zijn jas een Jodenneussticker heeft gedragen.
De vraag is echter of verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze uitlatingen beledigend waren voor Joden of aanzetten tot discriminatie van en haat en/of geweld tegen Joden. De verdediging heeft bepleit dat dat niet het geval is en dat verdachte van het aan hem tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de Jodenneussticker merkt de verdediging op dat deze niet aanzet tot haat en/of geweld tegen of discriminatie van Joden. De neus verwijst weliswaar naar Joden en in dit verband naar Ajax-supporters, maar het opzet was gericht op het op de hak nemen van Ajax-supporters en op het afplakken van een Keltisch kruis en niet op het beledigen van Joden in het algemeen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
De NVU heeft op 12 maart 2016 met een uitzonderlijke toestemming van de Burgemeester Amsterdam te Amsterdam tegen Links geweld en links fascisme een demonstratie gehouden. Verdachte was bij deze demonstratie aanwezig.
De NVU is een Nederlandse politieke partij.
Verdachte stond in de demonstratie en droeg samen met medeverdachte [medeverdachte] een vlag met daarop “Defend Europe”. Ook had hij een sticker op de linkerzijde van zijn jas met daarop een neus en daar over heen een verticale streep. [2]
Verdachte herkende deze neus als een Jodenneus en begrijpt dat in het kader van de demonstratie een sticker met een anti-jodenneus als beledigend kan worden opgevat. [3]
4.3.2.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank dient te beoordelen of het hier uitlatingen betreffen waarvan de inhoud beledigend is voor Joden en of de uitlatingen aanzetten tot discriminatie van Joden dan wel aanzetten tot haat en/of geweld tegen Joden.
Daarnaast dient de rechtbank te beoordelen of verdachte wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat deze uitlatingen beledigend waren voor Joden of aanzetten tot discriminatie van Joden dan wel aanzetten tot haat en/of geweld tegen Joden.
In de jurisprudentie van de Hoge Raad [4] zijn toetsingscriteria ontwikkeld met betrekking tot de vraag of sprake is van belediging van een groep mensen. Of sprake is van belediging dient te worden beantwoord aan de hand van drie toetsingscriteria:
1) is de inhoud van de uitlating beledigend, en zo ja;
2) neemt de context het beledigende karakter weg, en zo ja;
3) is de uitlating onnodig grievend?
Voor de beoordeling van de vraag of uitlatingen aanzetten tot haat tegen of discriminatie van mensen wegens hun ras, in de zin van artikel 137e van het Wetboek van Strafrecht, dienen die uitlatingen niet uitsluitend op zichzelf te worden bezien, doch tevens in de gegeven omstandigheden van het geval en in het licht van mogelijke associaties die deze wekken. [5]
Groepsbelediging
Voor de beoordeling of sprake is van groepsbelediging wordt gekeken naar de feitelijke uitlating, alsook naar de samenhang met de rest van de omstandigheden. Om te beoordelen of een uitlating woordelijk beledigend is, dient een objectieve toets plaats te vinden waarbij van belang is of een uitlating naar algemeen spraakgebruik beledigend is. De Hoge Raad heeft overwogen dat een uitlating beledigend is wanneer zij de strekking heeft een ander bij het publiek in een kwaad daglicht te stellen (HR 30 oktober 2001, LJN AB3143). De uitlating moet daarnaast over een groep mensen of haar kenmerk gaan.
Het beledigen van een groep mensen wegens hun godsdienst valt alleen onder artikel 137e Sr als men de mensen behorend tot die groep collectief treft in hetgeen voor die groep kenmerkend is, namelijk in hun ras/uiterlijk (zie ook HR 10 maart 2009, LJN BF0655).
Anti-Jodenneussticker
Voor wat betreft het dragen van de anti-Jodenneussticker is de rechtbank van oordeel dat deze op zichzelf beschouwd beledigend is voor Joodse mensen. De afbeelding van de typisch Joodse neus met een streep erdoor, waarvan verdachte zelf ook wist dat het een Jodenneus was, heeft de strekking om te beledigen, brengt de Joden in diskrediet, tast hun eigenwaarde aan en treft hen als groep.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de sticker aan de eerste stap van het toetsingskader is voldaan.
“Defend Europe”
De vlag met daarop de tekst “Defend Europe” is naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf niet beledigend voor de Joden als groep, maar nu deze uitlating is gedaan in samenhang met het dragen van de anti-Jodenneussticker, wordt de suggestie gewekt dat Joden niet welkom zijn en dat Europa moet worden beschermd tegen de Joden.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de uitlating op de vlag eveneens beledigend is voor de Joden als groep.
Aanzetten tot discriminatie
Het dragen van de anti-Jodenneussticker in samenhang met het dragen van de vlag met de tekst “Defend Europe” kan ook, in de context waarin het heeft plaatsgevonden, te weten tijdens een demonstratie van de NVU, naar het oordeel van de rechtbank aanzetten tot discriminatie van het Joodse ras, nu daarbij niet is vereist dat de discriminatie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Een krachtversterkend element is bij het aanzetten tot discriminatie niet vereist.
Aanzetten tot haat en/of geweld
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, aanzetten tot haat en/of geweld niet bewezen, nu niet is gebleken van een krachtversterkend element, waarbij anderen worden opgehitst of opgeroepen om iets te doen.
De context van de uitlatingen
De tweede toets betreft de vraag of een uitlating in een bepaalde context is gedaan en zo ja in welke. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat de context waarin een uitlating is gedaan het beledigend karakter van de uitlating weg kan nemen, indien de uitlating een bijdrage levert of dienstig is aan een publiek maatschappelijk debat, een geloofsopvatting of als de uitlating onder de bescherming van artistieke expressie valt.
De reikwijdte van die context wordt gevormd door het recht van verdachte op vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), waaronder ook een uitlating valt als de onderhavige. [6]
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de uitlatingen zoals door de verdachte gedaan niet dienstig aan enig publiek maatschappelijk debat, een geloofsopvatting of aan een artistieke expressie.
Als bepaalde uitlatingen in hun context moeten worden beschouwd, dan moet die context voor derden kenbaar zijn en moet naar objectieve maatstaven de context zodanig zijn, dat het beledigende karakter van de betreffende uitlating wegvalt (HR 27 maart 2012, LJN BV5623). Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in de zaak van de verdachte geen sprake.
De verdachte nam deel aan een demonstratie die gericht was tegen het linkse-fascisme. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de demonstratie volgens hem ook gericht was tegen de Islamisering van Nederland. De uitlatingen waren zonder aanleiding gedaan en niet is gebleken dat de uitlatingen op de vlag in combinatie met de sticker zijn gedaan binnen een voor de toeschouwer als niet beledigend of discriminerend kenbare context.
Onnodig grievend
Nu de rechtbank van oordeel is dat de aan verdachte tenlastegelegde uitlatingen niet in de context van een maatschappelijk debat zijn gedaan, of als een geloofsopvatting of een artistieke uiting hoeft de rechtbank niet meer te beoordelen of de functionaliteit van de uitlating wordt aangetast door het feit dat de uitlating onnodig grievend is.
Ten aanzien van de wetenschap van verdachte overweegt de rechtbank het volgende:
De rechtbank acht wetenschap bij verdachte aanwezig dat deze uitlatingen beledigend waren voor Joden of aanzetten tot discriminatie van Joden en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft meegelopen in een demonstratie van de Nederlandse Volks Unie (NVU). Verdachte heeft een anti-Jodenneussticker gedragen. Het verweer dat verdachte de anti-Jodenneussticker heeft gedragen in voetbalcontext, acht de rechtbank niet geloofwaardig nu verdachte niet op weg was naar een voetbalwedstrijd, maar deelt uitmaakt van een groep betogers in een NVU-demonstratie.
In combinatie met de door verdachte en zijn mededader meegedragen vlag met daarop de tekst “Defend Europe”, acht de rechtbank bewezen dat verdachte wist dat zijn handelen beledigend was voor en aanzette tot discriminatie tegen Joden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 12 maart 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, anders dan
ten behoeve van zakelijke berichtgeving, een uitlating openbaar heeft gemaakt die, naar hij wist voor een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras, beledigend was, en aanzette tot discriminatie van mensen, te weten Joden, wegens hun ras, door tijdens een NVU demonstratie zichtbaar voor anderen een vlag te dragen met de tekst: "Defend Europe" en daarbij zichtbaar voor anderen een zogenaamde anti-Jodenneus sticker op zijn jas te dragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 24 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 12 dagen. Nu verdachte het feit heeft medegepleegd in rechts-extreem georganiseerd verband acht de officier van justitie een hogere straf dan de straf die voor een eenvoudige overtreding van artikel 137e Sr staat geboden.
8.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft, onder verwijzing naar de uitspraak in de zaak tegen Geert Wilders, verzocht aan verdachte geen straf of maatregel op te leggen, dan wel de gevorderde straf te matigen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft tijdens een demonstratie van de NVU een groep mensen, te weten Joden, beledigd. Belediging is een inbreuk op de rechten van een bepaalde groep mensen en eveneens onnodig grievend.
De rechtbank heeft acht geslagen op de Justitiële documentatie betreffende verdachte van 21 november 2016, waaruit blijkt dat verdachte voor geweldsdelicten is veroordeeld en daarvoor nog in een proeftijd liep. Deze omstandigheid weegt de rechtbank als enigszins strafverzwarend mee.
De rechtbank acht een werkstraf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 137e van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van het anders dan ten behoeve van een zakelijke berichtgeving openbaar maken van een uitlating die naar hij wist voor Joden wegens hun ras beledigend is en aanzet tot discriminatie van mensen, te weten Joden wegens hun ras.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
24 (vierentwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 12 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. S.A. Krenning en M. Woerdman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B. Boukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 januari 2017.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van relaas van 18 mei 2016, doorgenummerde pag. 1 en een proces-verbaal van aanhouding van 12 maart 2016.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 december 2016.
6.Zie onder meer de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens: