ECLI:NL:RBAMS:2017:1499

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2017
Publicatiedatum
9 maart 2017
Zaaknummer
5284098 EX VERZ 16-946
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit VVE over installatie traplift in gemeenschappelijk trappenhuis

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 22 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker sub 1] en de Vereniging van Eigenaars (VvE) over de weigering van de VvE om toestemming te verlenen voor het installeren van een traplift in het gemeenschappelijk trappenhuis. [verzoeker sub 1], een 83-jarige man met fysieke beperkingen, heeft verzocht om vernietiging van het besluit van de VvE dat hem deze toestemming weigerde. De VvE heeft als verweer aangevoerd dat de aanwezigheid van een traplift de waarde van de appartementsrechten van de overige leden negatief zou beïnvloeden en dat er verzekeringstechnische bezwaren zouden zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de VvE niet voldoende onderbouwd heeft dat de aanwezigheid van de traplift daadwerkelijk negatieve gevolgen zou hebben voor de andere leden. Bovendien is het belang van [verzoeker sub 1] om zijn appartement te kunnen blijven bewonen, gezien zijn fysieke beperkingen, zwaarwegend. De rechter heeft geoordeeld dat de VvE in redelijkheid niet tot haar besluit heeft kunnen komen en heeft het besluit vernietigd. Tevens is [verzoeker sub 1] gemachtigd om de traplift te installeren, onder de voorwaarde dat hij zekerheid stelt voor de kosten van verwijdering en eventuele schade aan het trappenhuis. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 5284098 EX VERZ 16-946
beschikking van: 22 februari 2017
func.: 562

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e
1. [verzoeker sub 1]2. [verzoeker sub 2]beiden wonende te [woonplaats]
verzoekers tevens verweerders
nader te noemen: [verzoeker sub 1]
gemachtigde: mr. H.C. Selderbeek-Doyer (DAS Rechtsbijstand)
t e g e n
de vereniging van appartementseigenaren Vereniging van Eigenaars “ [VvE] te [plaats] ”
gevestigd te [plaats]
verweerster tevens verzoekster
nader te noemen: de VVE
gemachtigde: mr. K. Kroon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De kantonrechter is uitgegaan van de volgende processtukken en/of proceshandelingen:
- verzoekschrift met producties, ontvangen op 5 augustus 2016;
- verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek met producties;
- dagbepaling van de mondelinge behandeling.
- akte tevens houdende aanvulling verzoek met producties;
- nadere (antwoord)akte;
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2016. Aanwezig waren [verzoeker sub 1] , vergezeld van de gemachtigde en verder, namens de VVE, [naam 1] en [naam 2] , bijgestaan door de gemachtigde. [verzoeker sub 1] heeft bij de mondelinge behandeling nadere producties in het geding gebracht. De gemachtigden hebben het woord gevoerd. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld over en weer op elkaars standpunt te reageren. Na het nemen van de hiervoor genoemde akte tevens houdende aanvulling verzoek met producties en de nadere (antwoord)akte is beschikking gevraagd en is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[verzoeker sub 1] – 83 jaar oud – is sinds 1998 tezamen met zijn echtgenote eigenaar van het appartementsrecht dat recht geeft op – kort gezegd – het gebruik van het appartement aan de [adres] . [verzoeker sub 1] is daardoor van rechtswege lid van de VVE.
1.2.
Het appartement van [verzoeker sub 1] is gelegen op de tweede etage van het gebouw van de VVE. Het gebouw omvat zes appartementen op de eerste, tweede, en derde verdieping en een bedrijfsruimte op de begane grond. De zes appartementen zijn vanaf de begane grond bereikbaar via een gemeenschappelijk trappenhuis.
1.3.
[verzoeker sub 1] lijdt aan suikerziekte en polyneuropathie aan de benen. Dat leidt tot problemen bij het traplopen. [verzoeker sub 1] heeft de vergadering van eigenaren daarom verzocht toestemming te verlenen een traplift te mogen laten aanbrengen in het gemeenschappelijk trappenhuis. Zijn verzoek is besproken tijdens de vergadering van eigenaren van 5 juli 2016. De meerderheid van de leden heeft bij die vergadering het besluit genomen de gevraagde toestemming niet aan [verzoeker sub 1] te verlenen (hierna: het besluit).

Verzoek

2. [verzoeker sub 1] verzoekt, kort gezegd, het besluit te vernietigen en vervangende machtiging te verlenen voor het doen plaatsen van een traplift in het gemeenschappelijk trappenhuis, met veroordeling van de VVE in de kosten van het geding.
3. [verzoeker sub 1] stelt dat hij door zijn fysieke aandoeningen in aanzienlijke mate beperkt is geraakt bij het traplopen en dat die beperking in de nabije toekomst verder zal verergeren. Hij kan in feite alleen met behulp van een traplift zijn appartement op de tweede etage van het gebouw bereiken en verlaten. Zonder traplift zullen [verzoeker sub 1] en zijn echtgenote het appartement moeten verkopen en verhuizen naar een andere woning. De bezwaren van de VVE tegen de aanwezigheid van een traplift in het gemeenschappelijk trappenhuis zijn volgens [verzoeker sub 1] ongegrond en wegen geenszins op tegen zijn belang en dat van zijn echtgenote om het appartement te kunnen blijven wonen, waartoe een traplift noodzakelijk is. Het besluit van de VVE om toestemming voor een traplift te weigeren is volstrekt onredelijk en behoort volgens [verzoeker sub 1] niet in stand te blijven.

Verweer

4. De VVE heeft verweer gevoerd. Op hetgeen zij naar voren heeft gebracht, zal in het hierna volgende worden ingegaan voor zover dat voor de beoordeling van belang is.

Tegenverzoek

5. De VVE verzoekt voorwaardelijk, namelijk voor het geval [verzoeker sub 1] een vervangende machtiging voor het doen plaatsen van een traplift verkrijgt, te bepalen dat [verzoeker sub 1] zekerheid dient te stellen voor de kosten van verwijdering van de traplift en herstel van schade aan het trappenhuis zodra hij zijn appartement verkoopt.

Verweer

6. [verzoeker sub 1] heeft verweer gevoerd. Op hetgeen hij naar voren heeft gebracht, zal in het hierna volgende worden ingegaan voor zover dat voor de beoordeling van belang is.

Beoordeling

7. Beoordeeld dient te worden of de VVE bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid en naar billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen geen toestemming aan [verzoeker sub 1] te geven voor het doen aanbrengen van een traplift in het gemeenschappelijk trappenhuis. Daarbij komt het dus aan op een afweging van de belangen van [verzoeker sub 1] en die van de VVE.
8. Niet betwist is dat [verzoeker sub 1] als gevolg van zijn fysieke beperkingen zijn appartement op de tweede etage, via de trap thans slechts met moeite kan bereiken. Evenmin is betwist dat die fysieke beperkingen van [verzoeker sub 1] niet van voorbijgaande aard zijn, maar zich in de toekomst verder in voor [verzoeker sub 1] negatieve zin zullen ontwikkelen. Niet gesteld of gebleken is dat ook andere, al dan niet aan de leeftijd van [verzoeker sub 1] gerelateerde beperkingen in de nabije toekomst in de weg zullen staan aan het bewonen van het appartement door [verzoeker sub 1] en zijn echtgenote. Op de keper beschouwd is de mogelijkheid van [verzoeker sub 1] om het appartement te kunnen blijven bewonen dan ook uitsluitend afhankelijk van de aanwezigheid van een traplift. Daarmee is zijn belang bij de aanwezigheid van een traplift gegeven en evident. Aan [verzoeker sub 1] kan bezwaarlijk worden tegengeworpen, zoals de VVE doet, dat hij zich bij aankoop van het appartement in 1998, toen hij circa 63 jaar oud was, geen of onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de problemen die op hoge leeftijd zouden kunnen gaan ontstaan als gevolg van het feit dat het een appartement op de tweede etage betreft dat uitsluitend over de trap bereikbaar is. Daaraan komt in het kader van de hiervoor genoemde belangenafweging dan ook geen gewicht toe.
9. Verder heeft de VVE naar voren gebracht dat de waarde van de appartementsrechten van de overige leden negatief zullen worden beïnvloed door de aanwezigheid van een traplift in het gemeenschappelijk trappenhuis. Dat zulks daadwerkelijk het geval is en in welke mate daarvan sprake zal zijn, is echter op geen enkele manier door de VVE naar voren gebracht en onderbouwd. Dat standpunt van de VVE wordt in het kader van de te maken belangenafweging dan ook terzijde gesteld.
10. Dat zelfde geldt voor het standpunt van de VVE dat de aanwezigheid van een traplift op verzekeringstechnische bezwaren stuit. Ook dat standpunt heeft zij niet nader gesubstantieerd zodat niet duidelijk is op welke gevolgen voor de opstalverzekering zij doelt, wat die nadelige gevolgen dan voor haar inhouden en welk gewicht daaraan zou moeten worden toegekend.
11. De VVE voert aan dat de aanwezigheid van een traplift tot beperking van de ruimte in het trappenhuis zal leiden en de vrije doorgang in het trappenhuis zodanig zal beperken dat een situatie ontstaat die strijdig is met bouwvoorschriften.
12. [verzoeker sub 1] heeft desgevraagd naar voren gebracht dat hij een traplift “ OTOlift TWO” wil laten aanbrengen. Hij heeft tekeningen overgelegd die door Otolift na het inmeten in het trappenhuis zijn vervaardigd. Verder is een datasheet overgelegd met de technische specificaties van de traplift. Daarop is vermeld dat de stoel van de traplift opklapbaar/ opvouwbaar is en dus geen sta-in-de-weg is indien de traplift niet wordt gebruikt. Uit de tekeningen en daarop vermelde maatvoeringen, in samenhang met de overgelegde foto’s van het trappenhuis, blijkt tot welke inperking van de vrije doorgang de aanwezigheid van de traplift leidt. Die inperking is, uitgaande van een normaal gebruik van het trappenhuis door de andere bewoners en leden van de VVE naar het oordeel van de kantonrechter niet zodanig dat het belang van [verzoeker sub 1] bij een traplift daarvoor dient te wijken. De overgelegde stukken en hetgeen partijen ter toelichting naar voren hebben gebracht, geven voldoende duidelijkheid over de situatie zodat nader onderzoek door middel van een plaatsopneming achterwege kan blijven.
13. Uit de gegevens van de traplift in samenhang met de afmetingen van het trappenhuis en hetgeen de VVE naar voren heeft gebracht, volgt niet dat de aanwezigheid en het gebruik van de traplift in strijd zal komen met bouwvoorschriften. Dat neemt niet weg dat indien de traplift niet aan de toepasselijke overheidsvoorschriften zal voldoen, zulks in zijn relatie tot de VVE voor verantwoordelijkheid van [verzoeker sub 1] zal komen en hij de consequenties daarvan zal dienen te dragen.
14. De VVE betoogt dat zij het voornemen heeft het gemeenschappelijk trappenhuis te laten opknappen en dat haar voornemen door het installeren van een traplift wordt doorkruist.
15. Of het trappenhuis wordt opgeknapt voordat of nadat een traplift wordt aangebracht, is een kwestie van afstemming en vormt geen reden om definitief toestemming aan [verzoeker sub 1] te ontzeggen om een traplift te laten installeren.
16. Ten slotte heeft de VVE gewezen op het risico dat zij te zijner tijd mogelijkerwijs zal opdraaien voor de kosten van verwijdering van de traplift en de schade aan het trappenhuis die bij verwijdering van de traplift eventueel zal ontstaan.
17. Aan dat bezwaar zal worden tegemoet gekomen door toewijzing van het tegenverzoek van de VVE. [verzoeker sub 1] heeft zich ook niet gekant tegen toewijzing van dat verzoek. Geen van partijen heeft zich uitgelaten omtrent het bedrag dat door [verzoeker sub 1] tot zekerheid zal moeten worden gesteld en op welke wijze die zekerheidsstelling dient plaats te vinden. De omvang en vorm van de te stellen zekerheid zal worden bepaald op de wijze zoals hierna in het dictum van deze beschikking is omschreven.
18. De slotsom is dat de VVE bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid en naar billijkheid niet tot het besluit heeft kunnen komen geen toestemming aan [verzoeker sub 1] te geven voor het doen aanbrengen van een traplift in het gemeenschappelijk trappenhuis. Het besluit zal worden vernietigd. Aan [verzoeker sub 1] zal machtiging worden verleend voor het doen aanbrengen van een traplift in het gemeenschappelijk trappenhuis, onder toewijzing van het verzoek van de VVE tot het stellen van zekerheid door [verzoeker sub 1] , waarbij ten overvloede wordt overwogen dat de wijze van gebruik van de traplift door [verzoeker sub 1] uiteraard zal dienen plaats te vinden op een wijze die voor de overige bewoners en leden van de VVE zo min mogelijk hinder veroorzaakt.
19. Omdat zowel het verzoek van [verzoeker sub 1] als het tegenverzoek van de VVE toewijsbaar is bevonden, zullen de proceskosten worden gecompenseerd zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:
I. vernietigt het besluit van de VVE;
II. machtigt [verzoeker sub 1] tot het doen installeren van een traplift (“OTOlift TWO”) in het gemeenschappelijk trappenhuis op de wijze zoals getekend op productie 9 van [verzoeker sub 1] ;
III. verbindt daaraan de voorwaarde dat [verzoeker sub 1] , voordat hij van die machtiging gebruik kan maken en dus vóór installatie van de traplift, een bedrag van € 2.500,-- op de bankrekening van de VVE stort ter verrekening van de kosten van verwijdering van de traplift en/of herstel van eventuele schade aan het trappenhuis na verwijdering van de traplift, voor zover die kosten en/of die schade niet door [verzoeker sub 1] zelf worden voldaan, maar voor rekening van de VVE zullen worden gelaten;
IV. verklaart het voorgaande uitvoerbaar bij voorraad;
V. compenseert de proceskosten zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beschikking is gegeven door mr. R.H.C. van Harmelen, kantonrechter en op 22 februari 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.