ECLI:NL:RBAMS:2017:159
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering urgentieverklaring voor huisvesting op basis van medische en sociale omstandigheden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 12 januari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man, verzoeker, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder. Verzoeker had een urgentieverklaring aangevraagd voor huisvesting, omdat hij gescheiden is en medische problemen heeft. Het college heeft zijn aanvraag op 30 mei 2016 afgewezen, omdat er volgens hen geen sprake was van een urgent huisvestingsprobleem. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 3 januari 2017 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat nader onderzoek niet nodig was en heeft hij zowel het verzoek om voorlopige voorziening als het beroep behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker op dat moment onderdak had in een passantenhotel en dat er geen acute noodzaak was voor een urgentieverklaring. De GGD had in eerdere rapportages geconcludeerd dat er geen medische of psychosociale problematiek was die een urgentie voor huisvesting rechtvaardigde.
De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoeker, waaronder zijn medische klachten en de noodzaak voor een reguliere woning, gewogen, maar kwam tot de conclusie dat de afwijzing van de urgentieverklaring door verweerder terecht was. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of teruggave van het griffierecht.