10. Als tweede exceptief verweer heeft Institut Français opgeworpen dat de Nederlandse rechter geen bevoegdheid heeft om van de zaak kennis te nemen, nu er sprake is van immuniteit van jurisdictie. De Franse Republiek is immers een vreemde staat, die soeverein is ten opzichte van andere staten. Institut Français stelt dat zij, als onderdeel van de Franse Republiek, op grond van artikel 1 Rv jo artikel 13 wet AB niet voor de Nederlandse rechter kan worden opgeroepen en dat [verzoeker] zijn verzoek tegen de Franse Staat bij de Franse rechter had moeten indienen.
10. De kantonrechter overweegt in dat verband als volgt.
10. Het geschil tussen partijen heeft betrekking op het Institut Français in Amsterdam. Institut Français beweegt zich zelfstandig op de Nederlandse arbeidsmarkt. De werkzaamheden van [verzoeker] bestonden uit conciërgetaken voor het gebouw van Institut Français en lichte administratieve en/of ict-werkzaamheden. [verzoeker] woonde reeds in Nederland en is hier geworven door Institut Français voor Maison Descartes. [verzoeker] heeft in Amsterdam niet consulaire werkzaamheden verricht. Dat [verzoeker] rechtstreeks met de publieke taak van de Franse Republiek te maken had, een typische overheidstaak vervulde, is door Institut Français wel gesteld maar onvoldoende onderbouwd.
10. Ingevolge artikel 20 lid 1 en artikel 21 lid 1 sub b.i van de Herschikte EEX-Verordening (zoals deze sinds 10 januari 2015 luidt) kan Institut Français, en daarmee de Franse Republiek, in Nederland voor een gerecht worden opgeroepen indien zij hier te lande een filiaal, agentschap of andere vestiging heeft. Voor de uitleg van de begrippen in deze regeling, die er toe strekken de werknemer als zwakkere partij te beschermen, knoopt de kantonrechter aan bij HvJ EU 19 juli 2012, C-154/11, NJ 2013/334, Mahamdia/Democratische Volksrepubliek Algerije.
10. Nu een ambassade in een geschil over een door die ambassade namens de zendstaat gesloten arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt als ‘vestiging’ in de zin van artikel 20 lid 1 Herschikte EEX-Verordening, geldt naar het oordeel van de kantonrechter hetzelfde voor de ambassade/Institut Français van de Franse Republiek in Nederland, temeer aangezien Institut Français zelfstandig de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] heeft gesloten en voor de feitelijke uitvoering geheel zelfstandig is opgetreden.
10. Met betrekking tot het beroep op immuniteit van jurisdictie van de Franse Republiek geldt voorts dat artikel 5 EEX-Verdrag - waarbij de Franse Republiek partij is - (en artikel 8 van de Guide du recrutement local van de Franse Republiek) bepaalt dat een Overeenkomstsluitende Staat geen beroep kan doen op immuniteit naar aanleiding van de rechtsmacht van een rechter in een andere Overeenkomstsluitende Staat, indien het geschil betrekking heeft op een arbeidsovereenkomst tussen de Staat en een natuurlijk persoon, wanneer de arbeid wordt verricht op het grondgebied van de Staat van het Forum. Van belang is voorts dat Institut Français zelf, in artikel 1 van het Interne Reglement, expliciet afstand heeft gedaan van haar beroep op immuniteit.
10. Artikel 13 Wet Algemene Bepalingen brengt hierin geen verandering. Institut Français heeft ook niet aangevoerd welke specifieke uitzondering in het volkenrecht zich verzet tegen het accepteren van de lokale jurisdictie door een vreemde Staat. De verwijzing naar de soevereiniteit van de Franse Republiek is daartoe onvoldoende; dat zou - indien gevolgd - immers dan altijd aan de orde zijn.
10. De slotsom hiervan is dat Institut Français kan worden opgeroepen voor de bevoegde Nederlandse rechter. Nu de werkzaamheden in Amsterdam worden verricht en in (de arbeidsovereenkomst en) het Interne Reglement een keuze is gemaakt voor de rechtbank te Amsterdam en [verzoeker] bovendien zijn arbeid gewoonlijk in Amsterdam verrichtte, is de kantonrechter te Amsterdam bevoegd van het verzoek kennis te nemen.
10. De formele verweren van Institut Français zullen gezien het bovenstaande worden gepasseerd. De kantonrechter verklaart zich bevoegd van de zaak kennis te nemen en overigens is [verzoeker] ook ontvankelijk in zijn verzoek.